
Koud buffet Brussels Biennial
De PR had zijn werk gedaan. De Brussels Biennial pretendeerde het model van de de toekomst te bieden. Het was een ´netwerk´-biënnale, gemaakt door instituten, zonder een stercurator. Barbara Vanderlinden mocht dan wel de directeur zijn, op de werkvloer hadden diverse kunstinstellingen het voor het zeggen.

En dus bracht Brussel kunst die bijeen vergaard was door instituten als BAK, Van Abbemuseum, Witte de With, MUHKA, Extra City, Drik uit Bangladesh, L’Appartement 22 uit Marokko en BPS 22 uit Charleroi.
Het is geen onverdeeld succes geworden.

Over de eerste Brussels Biennial valt veel te zeggen. Om te beginnen dat het er koud was in het hoofddeel van de tentoonstelling het postsorteergebouw, nabij het Zuidstation. Heel koud. Zo koud dat langer dan een minuut stilstaan onaangenaam werd. Iedere bezoeker kreeg medelijden met de suppoost, maar was ook een beetje jaloers vanwege het heerlijk gloeiende straalkacheltje.

Het was er niet alleen koud, het was er ook leeg.
Het Van Abbemuseum en BAK hadden besloten een tentoonstelling te reconstrueren, die, zo bleek, niet te reconstrueren viel, afgezien van een interpretatie van de architectuur. Kun je zeggen: had dan iets anders gekozen dat wel te reconstrueren viel, maar ja, ze deden het er natuurlijk om. De lege ruimtes waren gebaseerd op een presentatie die wijlen Igor Zabel (1958-2005) ooit in Venetië had verzorgd.

Esche en Hlavajova waren als twee protestanten in een katholieke kerk ijverig aan het beeldenstormen geweest in Zabels tentoonstelling. Ze wilden een daad stellen tegen het spektakel dat elke biënnale biedt. Reflectie stelden ze in de plaats van visueel vertier. Bovendien: de geschiedenis was toch niet te herhalen.
In een boekje werd met veel omhaal van woorden het niet-getoonde van inhoud voorzien. Want een totale ‘vacui’ is zelfs voor deze curator-provocateurs een ‘horror’. Leegheid om de leegheid is eng, er moet zin zijn, zeker bij Esche en Hlavajova.
Drie dagen voor afloop van de biënnale lagen er nog heel veel boekjes, kennelijk omdat er niet veel bezoek was geweest, of omdat het bezoek dat er was geweest niet erg in het boekje was geïnteresseerd, waarmee de stapel onbedoeld een perfecte graadmeter werd voor het matige succes van deze biënnale. Alsof de curators de onzichtbaarheid die ze etaleerden met een ferme zwiep in het eigen gezicht teruggeworpen kregen. Hier hebben jullie je onzichtbaarheid! Patsboem!
Tegenover de ‘leegte’ van van Abbemuseum en BAK was er de ‘volte’in de bijdrage van Witte de With. De ‘vacui’ werd er niet minder om. Leuke kunst, maar wat de samenhang ervan was werd niet geheel duidelijk. Er stond ergens iets over kunstenaars en hun onophoudelijke interesse in twintigste-eeuws modernisme. Die interesse was herkenbaar, maar de pointe van het geheel bleef vaag.



Pas een etage hoger werd het verhaal van deze biënnale ietsje duidelijker. Het ging Brussel om de verwording van de idealen uit de twintigste eeuw. Wat ervan over is. De entourage was erop uitgekozen (een verlaten postsorteerstation, een verlaten ruimte in een metrostation, een bankgebouw – zeg maar gerust drie ruïnes van het moderne 20e-eeuwse leven).
Op de bovenste etage mocht mounir fatmi zijn cynische grappen maken over de hedendaagse geloofsystemen.


Renzo Martens kon zijn beklag doen over de westerse exploitatie van Afrika. En Extra City bracht een complexe vertelling over de erfenis van de twintigste-eeuwse moderniteit in de Belgische nationale geschiedenis. het was geen lichte kost bij -2 graden celsius.


Meest inzichtelijk was de bijdrage van MUHKA, een locatie verderop, in een metrostation, waar een ooit als tentoonstellingsruimte bedoelde ruimte nu voor het eerst als zodanig werd gebruikt.

MUHKA had een wat museale presentatie ingericht met werk uit de eigen collectie, gegroepeerd rondom het utopische werk van de Belgische architect Luc Deleu.

Hier was de leukste ontdekking van deze biënnale te vinden. De bizarre wetenschapper Paul Otlet, die in de jaren dertig en veertig werkte aan een model van universele kennisuitwisseling, dat hij had opgetekend in talloze tekeningen.


De oude Otlet kon niet verhinderen dat je deze biënnale met een gevoel van teleurstelling verliet. Als dit ‘netwerk’ het tentoonstellingsmodel van de toekomst is, staan ons nog zware tijden te wachten!
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M