metropolis m

Interview met de winnaar
Winnaar Christophe van Gerrewey

‘Uitmuntend’, ‘excellentie in de ware zin van het woord’, de jury van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek, onder leiding van schrijver Oscar van den Boogaard, kwam superlatieven tekort bij het beschrijven van de teksten van winnaar Christophe van Gerrewey. Ze had ook wat uit te leggen. Een prijs ter stimulering van de kritiek, twee categorieën (essay en recensie), en dan maar drie deelnemers van de 72 inzenders goed genoeg vinden voor een nominatie, van wie uiteindelijk maar één persoon de winnaar wordt in beide categorieën. Dat is niet echt wat je noemt een genereus vertoon van vertrouwen in de jonge kunstkritiek.

Uiteraard, het werd op de avond van de uitreiking vele keren herhaald, de andere twee genomineerden Bart Groenendaal (essay) en Moosje Goosen (recensie) hadden ook ‘zeer goede’ teksten geschreven. Maar de troostende woorden konden niet verhinderen dat het hele initiatief definitief dreigde uit te monden in een anticlimax.

In een pittige gesproken column gaf gastspreker Hans den Hartog Jager de organisatie van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek er de schuld van een gevoel van malaise rond kritiek te hebben veroorzaakt. Vanaf de eerste publiciteit rondom deze prijs hadden de partners Witte de With en de Appel, samen met het Fonds BKVB, in ronkende persberichten (ten overvloede ook nog eens geciteerd op de feestavond zelf) beweerd dat het niveau van de kunstkritiek in de algemene media abominabel is. Niet goed geschreven, geen diepgang, gebrek aan analytisch vermogen. Het is, zo moest het Nederlandse en Vlaamse publiek in kranten en op internet vernemen, één groot drama.

Den Hartog Jager voelde zich als vertegenwoordiger van het kunstkritische establishment, die kennelijk zo vermaledijde ‘oude kritiek’, gedwongen zich te verdedigen maar hij weigerde. Fijntjes wees hij op de zuurgraad waarmee de organisatie deze prijs presenteerde, die hij typerend vond voor wat hij omschreef als het eigenlijke probleem van de Nederlandse en Belgische kunstwereld: de neiging tot onophoudelijk azijn zeiken. Waar in de eeuwig kiftende kunstwereld der lage landen is de liefde en het enthousiasme voor de kunst gebleven? Waarom doet iedereen hier altijd zo zuur, terwijl de kunst ons niets dan goeds brengt?

Interview met de winnaar

De hartenkreet van een van Nederlands meest geliefde kunstcritici zette de treurig stemmende public relations van deze Prijs voor de Jonge Kunstkritiek vol in het spotlicht. Wat bezielt de organisatie van een prijs die de promotie van de kunstkritiek op het oog heeft om haar in de media eerst breeduit belachelijk te maken? Wat voor eigenaardige psychologie ligt hieraan ten grondslag?

De kredietcrisis leert dat geloof in de toekomst niet gebaseerd is op het verstrekken van een zak geld van bovenaf. Kredietwaardigheid is iets dat van onderop ontstaat, vanuit de basis. Zonder vertrouwen geen groei. Juist daar heeft deze Prijs zichtbaar gebrek aan gehad.

Hoe sympathiek De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek even leek te zijn, zij heeft uiteindelijk meer slecht dan goed gedaan voor het beeld van de kunstkritiek in Nederland en Vlaanderen. Het zal de vele zwoegende en vaak slecht betaalde critici van Nederland en Vlaanderen wel enige tijd kosten voor ze het beschadigde imago bij het algemene publiek weer hebben hersteld. Eén in de NRC en de Knack gepubliceerd ‘excellent’ essay van een prijswinnende Belg zal vermoedelijk niet voldoende zijn.

Alle genomineerde teksten zijn te lezen op de site van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek

De jury van de eerste Prijs voor de Jonge Kunstkritiek bestond uit Maria Barnas (schrijver, beeldend kunstenaar), Bernard Dewulf (journalist en kunstcriticus voor De Morgen), Edo Dijksterhuis (journalist en kunstcriticus voor het Financieele Dagblad), Barbara Visser (beeldend kunstenaar), Camiel van Winkel (publicist, lector kunstacademie Den Bosch), onder voorzitterschap van Oscar van den Boogaard (schrijver).

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen