Vertical Cinema
In het Stedelijk Museum hangt een groot filmscherm op z’n kant voor de vertoning van enkele films die speciaal gemaakt zijn voor Vertical Cinema.
Voor Vertical Cinema in het Stedelijk Museum te Amsterdam maakten tien experimentele kunstenaars korte films, die geprojecteerd werden op een speciaal ontwikkeld, verticaal beeldscherm middenin het trappenhuis van het museum. Het resultaat was een bonte verzameling van abstracte films, vormexperimenten, chemische filmbewerkingen en gevonden materialen.
Horizontale kaders domineren onze perceptie van de wereld. Ons blikveld is horizontaal omkaderd – bij brildragers zelfs letterlijk – en ons panorama heeft de vorm van een liggende rechthoek. Voorwerpen die zich daarentegen verticaal positioneren, eisen een andere manier van benaderen en van waarnemen. Met andere woorden, verticaliteit trotseert onze van nature horizontale manier van ruimtes innemen en vormgeven. Film is als visueel medium eveneens sterk horizontaal georiënteerd. Ieder beeldscherm waarop wij films bekijken moet vooral zo breed en groot mogelijk zijn: horizontaliteit fungeert bijna als statussymbool.
De bedenkers van Vertical Cinema – Sonic Acts in samenwerking met Kontraste Festival 2013 – willen deze horizontale kaders doorbreken, door het publiek op een andere manier naar film te laten kijken. Zij tornen aan de traditionele beleving van film, door niet het beeld maar juist de ruimte en het projectiescherm als uitgangspunt te nemen van de audiovisuele ervaring: door het beeldscherm negentig graden te kantelen stellen zij het waarnemingsvermogen van de beschouwer op de proef. Want wat gebeurt er met onze manier van kijken als het scherm kantelt? Hoe wordt onze perceptie van film beïnvloed als onze ogen zich anders – verticaal – gaan bewegen, en hoe verandert hierdoor de verhouding tussen onze lichamen en de ruimte?
Deze vragen schoten door mijn hoofd, terwijl ik plaatsnam in het trappenhuis van het Stedelijk en mijn koptelefoon opzette. Een anderhalf uur durend bombardement van kleur, textuur en geluid barstte los. Door het gebruik van koptelefoons ontstond er een sterk immersieve ervaring, wat de visuele kracht van de beelden optimaal versterkte. De gelijkwaardigheid tussen geluid en beeld in de films was opvallend: geluid had geen ondersteunende rol, maar viel naadloos samen met de ritmiek van de wisselende beelden en texturen.
Continu werd door de filmmakers gezocht naar raakvlakken tussen abstractie en figuratie, analoge en digitale technieken, en tussen beeld en geluid. En hierin ligt de kracht van Vertical Cinema: de zoektocht naar een andere audiovisuele ervaring resulteert niet simpelweg in een toenemende digitalisering van het medium, maar beroept zich ook op het gebruik van oude, analoge filmtechnieken en de symbiose van geluid en beeld.
Zo toonde Esther Urlus (NL) in haar film Chrome de werking van het autochrome proces – een in 1903 uitgevonden kleurtechniek voor zwart-wit beelden door middel van aardappelzetmeel – op moleculair niveau. Het filmdoek werd een all-over compositie van wervelende vlekken, die continu van kleur wisselen en hierdoor een bepaalde ritmiek suggereerden. Het projectiescherm leek als het ware samen te trekken en zich weer uit te dijen, waarbij de knetterende geluiden en diepe drones een bepaalde statische geladenheid aan het beeld gaven.
Ook in het werk Deorbit van Makino Takashi (JP) en Telcosystems (NL) ontmoeten analoge en digitale technieken elkaar, waarbij de reis van een komeet door de onmetelijke diepte van de ruimte tot op cellulair niveau getoond werd. In de film van Gert-Jan Prins en Martijn van Boven (NL), getiteld Walzkorpersperre, leek het zelfs scherm bijna te verdwijnen en op te gaan in de ruimte. De enige geheel figuratieve film was Pyramid Flare van Johann Lurf (AT). Lurf filmde een piramidevormig gebouw in Praag met een 35 mm camera, die op zijn kant was gelegd. De camera wisselde iedere twintig minuten van positie om zo het verstrijken van de tijd te vangen door het bewegen van de zon. Het ontbreken van geluid maakte de filmervaring echter vrij oppervlakkig, en ook leek de verticale vorm van het scherm geen meerwaarde te hebben.
Tijdens de gehele voorstelling werd de blik van de beschouwer voortdurend en op oneindig veel manieren in beweging gehouden en gemanipuleerd. Het verticale projectiescherm was niet langer een passieve achtergrond, maar veranderde in een alsmaar uitdijende en krimpende kosmos, bestaande uit rauwe texturen, oneindige kleurnuances en gruizige vormexperimenten. Toch leent het verticale scherm zich voornamelijk voor het tonen van abstracte beelden. Of er ook een toekomst is weggelegd voor verticale, figuratieve cinema is de vraag. Uiteindelijk blijken de vertrouwde horizontale kaders van onze werkelijkheid toch behoorlijk geruststellend.
Vertical Cinema
Stedelijk Museum Amsterdam
20-23 februari 2014
Deelnemende kunstenaars: Joost Rekveld, Tina Frank, Björn Kämmerer, Gert-Jan Prins & Martijn van Boven, Manuel Knapp, Johann Lurf, Rosa Menkman, Billy Roisz & Dieter Kovacic, Makino Takashi & Telcosystems en Esther Urlus
beeld courtesy Sonic Acts
Jade Kuijper
is kunsthistoricus