Hoe rekbaar is het surreële?
Droombeelden van desolate zandvlakten met slap hangende ankers, verborgen gezichten en naakte vrouwen geschilderd als opgezwollen vleeskwabben.
Met het werk van onder andere J.H. Moesman kreeg het surrealisme vanaf de jaren dertig voet aan de grond in Nederland, vooral in Utrecht waar zich om hem heen een hele scene vormde. In de eerste zaal van Surreële Werelden in het Centraal Museum worden de bekendste Utrechtse spelers voorgesteld. Hun werk voert je mee naar soms naargeestige en altijd bizarre, humoristische droomwerelden.
De tentoonstelling vervolgt met een spoedcursus surrealisme aan de hand van documentatie rondom de meest bekende begrippen en methodes, als het automatisch schrijven, het gebruik van gevonden voorwerpen en het Cadavre Exquis. Verbanden worden gelegd met internationale kunstenaars zoals Man Ray, Marcel Duchamp en Joan Miró waarna dit kunsthistorische deel al na twee zalen plotsklaps eindigt met werk van kunstenaars uit Cobra, Armando en René Daniëls.
In het tweede deel van de tentoonstelling, een speciaal voor de gelegenheid gebouwde gang met aan weerszijden kleine zaaltjes, wordt een grote hoeveelheid relatief klein werk aan elkaar geregen onder thema’s als ‘Buiten’, ‘Hoofden en Onthoofden’ en ‘Vertrekken’. De benadering van het surrealisme is speels en boeiend. Het Centraal Museum kan er een flink deel van zijn bekende collectie in kwijt zonder een moment voorspelbaar te worden.
In het tweede deel van de tentoonstelling is veel vervreemdend, fantasievol werk van uiteenlopende kunstenaars te zien, in soms onverwachte combinaties. Zo wordt bijvoorbeeld een werk van Constant verbonden met werk van Willem Wagenaar en Pyke Koch, eigenlijk alleen omdat op elk werk deuren te zien zijn. De beelden vormen samen niettemin een stevige formatie.
Toch blijf je je bij Surreële Werelden afvragen wat nu precies duidelijk gemaakt wordt. Het is daarbij vooral de opbouw van het geheel, met eerst een kunsthistorische introductie, tijdgebonden, en vervolgens de explosie van thema’s en themaatjes in een architectuur van ‘achterkamertjes’, die maakt dat de tentoonstelling als geheel blijft schuren.
Het kunsthistorische deel lijkt niet in staat als bodem te fungeren voor het tweede associatieve deel. De combinatie van historisch en thematisch laat zich niet verzoenen. Waarbij komt dat de vrije interpretatie van het surrealisme in sommige werken, niet heel erg overtuigt.
Want wat maakt precies het donkere, abstracte werk van Armando surreëel? Om erachter te komen waarom dit werk in de zaal hangt moet de bezoeker putten uit zijn eigen fantasie.
Het werk Cloud (2013) van Elspeth Diederix, gehangen in het laatste deel van de tentoonstelling, na de straat van hokjes, waar enkele grotere werken te zien zijn, toont een verzameling plastic zakjes die als een wolk in de lucht zweeft. In de context van het werk van Moesman valt nu ineens de wolkenlucht en de horizon op de achtergrond op. Het is een wonderlijke foto, toch blijft de betovering uit. De verzameling van plastic zakken op de voorgrond ziet er toch vooral uit als een verzameling plastic zakken. Een draad in de rechter bovenhoek verraadt hoe het gemaakt is. Surrealisme?
Ook het monumentale Hand met Slime van Aernout Mik stelt de rekbaarheid van het begrip op de proef. Zoals de titel al doet vermoeden is een close-up te zien van een hand met slijm. Dat het met handen te maken heeft, en dus in het sub-thema ‘Handen en Voeten’ past, is evident, het slijm in de hand is misschien wat vreemd, maar hiermee lijkt alles wel gezegd.
Volgens Surreële Werelden beschikt vrijwel alle kunst over surreële potentie. Je kunt je afvragen of dat wel waar is.
Surreële Werelden
Centraal Museum, Utrecht
15 februari t/m 9 juni
Floor van Luijk is stagiair bij Metropolis M
Floor van Luijk