metropolis m

Zelfs tegen hun vijftigste zijn Pierre Huyghe en Philippe Parreno nog steeds de wonderboys van de Franse kunst. Wie eind vorig jaar in Parijs was, kon van beide kunstenaars het retrospectief zien dat onvermijdelijk bij die levensfase hoort: Huyghe in het Centre Pompidou, Parreno in Palais de Tokyo. De ontbrekende derde was Dominique Gonzalez-Foerster, met wie zij al sinds hun academietijd een hecht trio vormen. In 1998 maakten deze drie nog een gezamenlijke tentoonstelling in het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris, waarbij de grenzen tussen de individuele oeuvres als vloeibaar werden voorgesteld.

Van deze gedroomde collectiviteit is nu niet veel meer over. Hoewel de twee tentoonstellingen ook werken bevatten die door of met anderen zijn gemaakt – zoals Gonzalez-Foerster, Liam Gillick, Tino Sehgal en Douglas Gordon – waren ze los van elkaar geconcipieerd als een meta-installatie met slechts één auteur. Parreno bleek hierin het meest effectief. Het complete gebouw aan Avenue Wilson was door hem onderworpen aan een scenografie van licht, geluid en beweging. Verspreid door de halfruïneuze bunkerarchitectuur waren knipperende lampen en automatisch spelende piano’s geïnstalleerd, waardoor zelfs de meest desolate hoeken van het gebouw opgenomen werden in Parreno’s postconceptuele theatertuin. De heropvoering van ouder werk in een actuele gedaante maakte het retrospectieve karakter van de tentoonstelling praktisch onherkenbaar.

Huyghe had het over een andere boeg gegooid. Hij installeerde zijn werk in de architectonische restanten van de Mike Kelley-tentoonstelling, die in de Galerie Sud van Centre Pompidou aan de zijne was voorafgegaan. De plekken waar Kelleys werken hadden gehangen of gestaan waren nog zichtbaar; niet alleen de tijdelijke wanden maar zelfs de titelbordjes waren op hun plaats gebleven. Huyghe had hier weer andere, eerder gebruikte tentoonstellingswanden tegenaan geplaatst, in soms onmogelijke hoeken. Het resultaat was een onconventionele en chaotische ruimte, waar bezoekers doorheen scharrelden op zoek naar de werken. Heeft de kunstenaar met deze subversieve constructie het idee van een mid-career retrospective voor zichzelf verteerbaar willen maken?

Huyghe en Parreno zijn slim, of beter gezegd ‘clever’, en juist dat maakt ze langzamerhand onverdraaglijk. To be clever is passé, was de gedachte waarmee ik naar buiten liep. Huyghes verborgen hommage aan Mike Kelley is een duidelijk voorbeeld van deze gedateerde slimmigheid. Door de gebruikte wanden te laten staan betoonde hij zich op het eerste gezicht nederig en flexibel – ‘ach, mijn werk komt overal tot zijn recht’ – maar tegelijkertijd plaatste hij daarmee zijn eigen productie op een sokkel bedoeld voor een kunstenaar uit de wereldtop. Voeg daarbij nog het ecologische en kostenbesparende aspect, en opeens wordt duidelijk waarom Pierre en zijn vrienden altijd zulke lievelingen van de museale en institutionele kunstwereld zijn geweest.

LEES VERDER in Metropolis M Nr 2-2014
Nu in de winkel of te bestellen bij [email protected] (€9,95)

Pierre Huyghe
Museum Ludwig, Keulen
11 april – 13 juli

Camiel van Winkel

Recente artikelen