8. Berlin Biennale
Waar zijn de troublemakers? Waar is het experiment en vooral: waar is de urgentie? De 8. Berlin Biennale is de braafste editie tot nog toe.
De titelloze 8ste Berlijn Biënnale strekt zich uit over drie locaties, waarvan één traditiegetrouw het roemruchte KunstWerken (KW) aan de Auguststrasse is. De andere twee bevinden zich ver buiten Berlijn Mitte, het epicentrum van de hoofdstedelijke kunstwereld. Hiermee neemt curator Juan Gaitán discreet stelling tegen de gemeentelijke plannen om de Berlijnse kunst- en cultuurinstellingen daar te centreren. Het is een sympathieke ingreep om de art crowd met zachte dwang los te weken van haar comfortzone, en te doen verplaatsen naar het uiterste westen van Berlijn. Daar liggen het idyllische Haus am Waldsee (tot de val van de Muur een belangrijk kunstcentrum) en het volkenkundig museumcomplex Museen Dahlem.
Het van oorsprong particuliere Haus am Waldsee huisvest een wat onduidelijke presentatie over de publieke en private functie van kunst. Het is met name de subtiele confrontatie tussen de geluidswerken van Carla Zaccagnini (1973) en het Euraziatische collectief Slavs and Tatars die hier goed uitpakt. In Museen Dahlem heeft de biënnale haar bescheiden (en soms lastig vindbare) intrek genomen in ongebruikte zalen verspreid door het grote gebouw. Hoewel veel biënnalewerken antropologisch georiënteerd zijn, worden ze fysiek gescheiden gehouden van Dahlems vaste collectie. Wolfgang Tillmans (1968) dicht deze kloof door vitrines met hedendaagse voorwerpen te plaatsen naast oorspronkelijke wandteksten. Zo wordt onder meer een Nike sneaker getransformeerd tot etnologisch artefact.
Mariana Castillo Deball (1975), winnaar van de Preis der Nationalgalerie für Junge Kunst 2013, nam de afdeling Meso-Amerikaanse archeologie als uitgangspunt voor de zaalvullende installatie You have time to show yourself before other eyes. Hierin experimenteert ze met technieken die worden toegepast voor het vastleggen van archeologische overblijfselen, zoals gipsmodellen en prints. Ook Alberto Baraya’s (1968) werk is een bijna wetenschappelijke verkenning: in statige rijen witte vitrinekasten combineert hij botanische tekeningen uit de achttiende en negentiende eeuw met fabrieksmatig vervaardigde kunstplanten en –bloemen. Op dergelijke vrij droge onderzoeken vormt Carlos Amorales’ (1975) vervreemdende zwart-wit film The man who did all things forbidden een welkome narratieve afwisseling.
Hoewel het zwaartepunt van de biënnale ligt op Museen Dahlem, bevinden zich in KW de interessantste werken. Mooi, hoe de enorme benedenzaal van KW niet is ingericht met imponerende installaties, maar enkel ingetogen tekeningenseries van Irene Kopelman (1974) toont. Verderop presenteert de Indiase Shilpa Gupta (1976) verschillende werken over Chhitmahals, verstoten enclaves die leven in het grensgebied tussen India en Bangladesh. Van een meer poëtische orde zijn de totaalinstallaties van Otobong Nkanga (1974) en Leonor Antunes (1972). Waar Nkanga een vertelling weeft rondom het mysterieuze mineraal mica, schept Antunes een pakkend samenspel van natuurlijke materialen als bamboe, katoen, hennep en leer.
In tegenstelling tot eerdere edities doet de 8ste Biënnale als geheel tamelijk verstild aan. Subtiliteit wint het van lawaai, onder andere door de opmerkelijke nadruk op tekenkunst. Als keerzijde hiervan ligt verveling op de loer. Waar zijn de troublemakers? Waar is het experiment en vooral: waar is de urgentie? Veel werken in deze biënnale zijn opvallend cerebraal van aard. Het lijken vooraf uitgedachte concepten waarin het toeval buiten de deur is gehouden. Jammer genoeg laten ook de catalogusteksten weinig aan de verbeelding over: per werk worden betekenissen aangereikt als oplossingen in een puzzelboek. Vaak betreft het specifieke informatie die zich niet per se op visueel niveau ontvouwt – om de tentoongestelde werken volledig te vatten is lezen noodzakelijk.
Toch zet deze wat brave 8ste Berlijn Biënnale een belangrijke stap. Het betrekken van twee ‘vergeten’ instituten in voormalig West-Berlijn getuigt niet alleen van historisch besef, maar ook van een oprechte interesse in wat de stad te bieden heeft buiten de artistieke hypes en oppervlakkigheden. Op die manier is een aangename en intelligente no-nonsense sfeer gecreëerd. Dat is lovenswaardig, en iets om te behouden – de volgende keer dan graag met meer Berliner Schnauze.
Yasmijn Jarram is freelance curator en schrijver
8. Berlin Biennale
KW, Museum Dahlem, Haus am Waldsee
29 mei t/m 3 augustus 2014
LEES OOK HET INTERVIEW MET JUAN GAITÁN OVER ZIJN BEDOELINGEN MET DEZE TENTOONSTELLING IN METROPOLIS M NO 3-2014
NU IN DE WINKEL OF BESTEL: [email protected]
Yasmijn Jarram
is schrijver en conservator hedendaagse kunst bij KM21 & Kunstmuseum Den Haag