Tegen beter weten in Metamodernisme in maratondebat
Nadat Francis Fukuyama haar in 1989 dood verklaarde is de geschiedenis weer helemaal terug van weggeweest. In het Stedelijk werd erover gediscussieerd, en diverse ‘historische’ data doorgenomen. En er werd ook flink bij gehold.
Twaalf uur lang lezingen. Het Stedelijk was afgelopen donderdag van elf uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds het decor voor een #Metamodernistische Marathon waarvan de ochtend begon met een afgeladen keynote lecture van Francis Fukuyama, maar niet alvorens co-organisatoren Timotheus Vermeulen (assistent-professor Radboud Univeristeit Nijmegen) en Robin van den Akker (wetenschappelijk docent Culturele Studies & Theorie aan Erasmus University College Rotterdam) de losse betekenis van de term en het even losse doel van de dag uiteenzetten. Metamodernisme, zwevende tussen Modernisme en Postmodernisme, of er achteraan, is volgens hen de gepaste benaming voor de huidige tijdsgeest. Een houding die gepaard gaat met de kennis van onvolkomenheden binnen maatschappij, politiek en wereld die niet leidt tot passieve ironie – zoals in de jaren negentig – maar uitmondt in een oprechte interesse. Deze zogenaamde ‘geïnformeerde naïviteit’ of ‘pragmatisch utopisme’ zorgt dat mensen tegen beter weten in toch ergens voor gaan.
De dag werd ingedeeld op basis van vier momenten, zijnde 1989, 2001, 2008 en 2011. Het eerste jaartal was het domein van Fukuyama die in dat jaar zijn invloedrijke essay The End of History publiceerde. De Val van De Muur betekende volgens hem het einde van de strijd tussen ideologieën, wat inhield dat de zegevierende liberale kapitalistische democratie overal ter wereld de niet te bediscussiëren status quo zou vormen en daarmee vrijheid, vrede, inkomen en geluk voor allen zou brengen. Tijdens de lezing werd vrij snel duidelijk dat zijn wereldbeeld duidelijk in 1989 was blijven hangen. De analyses over hedendaagse tendensen kwamen neer op overal waar het goed gaat heeft de liberale democratie standgehouden, tegenover overal waar het slecht gaat is te wijten aan een lokale cultuur van corruptie waardoor er geen civil society (lees: democratie en kapitalisme) mogelijk is – met slechts het BNP als de onuitgesproken maatstaf.
In zijn verhaal nam Fukuyama Denemarken als metafoor voor het utopisch ideaalbeeld waar gezapige, tevreden burgers leven in een vredelievende samenleving. Ze hebben alles en willen niks meer: het einde van de geschiedenis. Op basis van een allang verouderd lineair perspectief met de westerse way-of-life als ultiem doel trachten volgens Fukuyama de ‘ontwikkelende landen’ naar deze Deense utopie toe te werken. Als voorbeelden van mislukkingen van dit streven poneerde hij landen als Nigeria en Irak waar corruptie de welvaart ondermijnt en waar ondanks alle rijkdom op basis van grondstoffen, moslimfundamentalisten en armoede aan de orde van de dag zijn. Geheel voorbijgaand aan de problemen in zijn eigen kapitalistische maatschappij, waar ongelijkheid (Piketty), rassenscheiding (Ferguson) en armoede (Detroit) de moedwillig onbelichte schaduwzijde vormen van alles wat Fukuyama propageert.
Op zijn gebruikelijk polemische wijze, wees Jonas Staal hem op dit gegeven: de corruptie in Nigeria is onderdeel van de imperialistische politiek van ‘het westen’ en de opkomst van ISIS is in grote mate te danken aan de eigen destabiliserende handelingen in het Midden-Oosten die hand in hand gaat met uitsluiting van eigen burgers binnen de landsgrenzen.
In het opeenvolgende 2001-panel ging Staal hiermee verder, door te wijzen op het ontnemen van paspoorten, het bombarderen en vermoorden van eigen staatsburgers en de positie van illegalen en andere papierlozen zonder status. Hoezeer Staal hier een aannemelijk punt had, ging het geheel voorbij aan het onderwerp van de discussie. Dat dit überhaupt mogelijk was, was grotendeels te wijten aan de moderatie die het geheel op z’n beloop liet en slechts in de eerste paneldiscussie eenmaal probeerde te opperen dat 2001 ook het begin van Wikipedia en de verkiezing van Berlusconi betekende. Dit werd niet in overweging genomen en het panel bleef zich richten op de betekenis van 11 september, zijn nasleep en in mindere mate de aanloop ertoe. Jelle Brandt Corstius vertelde dat de Val van de Muur helemaal niet zo’n positieve aangelegenheid was gewest voor de Russen; en dat los van alle hedendaagse problemen met ons uitgeholde democratisch proces, het in Nederland echt fijner leven is dan in Syrië, Rusland of Nigeria.
Ook het jaar 2008 werd gereduceerd tot een moment: de val van Lehman Brothers op 15 september van dat jaar, tevens het begin van de economische crisis. Het gehele panel (Nina Power, Ewald Engelen, Zihni Özdil, Jörg Heiser en Cally Spooner) was het er over eens dat er aan de structuren van toen nog steeds niks is veranderd – maar een alternatief konden ook zij niet bieden. Het korte termijn denken heerst nog steeds; extra gevoed door de constante stromen aan informatie gecombineerd met een afnemende attention span. Niemand neemt nog echt de tijd om een gebeurtenis grondig te analyseren.
Eerder gaf Jelle Brandt Corstius al aan dat onze korte aandachtspan er ook voor zorgt dat nieuwe regimes geen tijd krijgen om zich te ontwikkelen en bewijzen: alles moet snel gebeuren. Als het niet snel genoeg gaat wordt de poging afgeschreven en teruggegrepen op oude structuren. Hiervoor gebruikte hij de Russische democratie-poging onder Boris Jeltsin als voorbeeld; na dit moeizame begin tot democratisering werd er snel teruggegrepen op de zekerheid van een eenmansregime dat de net doorgevoerde beslissingen weer terugdraaide en welvaart als compensatie gaf voor het gebrek aan vrijheid. Vergelijkbaar is de uitgeroepen mislukking van de Arabische Lente – aangedragen door Hassnae Bouazza. Dat het in het Westen als ‘lente’ te boek staat geeft ongeveer de tijd aan hoelang een revolutie mag duren, en dat de verschillende revoluties na een maand of twee als mislukking worden bestempeld, is een andere indicatie van de korte aandachtspan. We worden constant afgeleid van de echt belangrijke zaken.
‘Time is captured, attention is scattered’ in de woorden van Cally Spooner. Geduld is de grote makke van vandaag.
In het 2011-panel gloorde er kort hoop. Hier kwamen ze tot de conclusie dat het niet meer over de problemen moet gaan, omdat die al talloze malen zijn aangewezen, geanalyseerd en besproken. Het is tijd voor oplossingen. Michael Bauwens (schrijver, theoreticus en oprichter van de P2P Foundation, België/Thailand) nam hiervoor een scheiding als metafoor. Zolang je ruzie maakt houdt je nog genoeg van elkaar dat het je nog voldoende uitmaakt om daadwerkelijk ruzie te maken. Het is nu tijd om geen ruzie meer te maken met het liberaal kapitalisme en verder te gaan. Birgitta Jónsdóttir (kunstenaar, schrijver, activist en lid van het IJslandse parlement voor de Piratenpartij) doet dit in de vorm van een parlementszetel, waardoor zij zich voelt als een ‘hacker in het parlement’. Van binnenuit tracht zij te begrijpen hoe het systeem van macht werkt, om met die kennis in de toekomst een alternatief te kunnen bouwen dat niet dezelfde tekortkomingen zal bevatten.
Maar voor het zo ver is moet er nog veel gebeuren.
Voortgaand op de terminologie van Fukuyama stelde Camille de Toledo (in het 2001-panel) dat waar we echt onder lijden ‘het einde van aspiratie’ is; de voormalige ideologische competitie had als gevolg dat we nog wat wilden bewijzen en een externe maatstaf hadden om ons relatieve ‘succes’ aan af te meten. Los van enige vorm van relativiteit zweven we nu in het luchtledige, is onze realiteitszin aan het vervagen en verworden historische gebeurtenissen slechts nog tot uitgeholde, betekenisloze beelden. We leven in een fictieve wereld waarin geschiedenis nauwelijks nog betekenis heeft en de relatie tot de realiteit onder druk staat – alleen vanuit dit perspectief kan 1989 daadwerkelijk als het einde van de geschiedenis worden gezien.
Het symposium bevestigt Camille de Toledo’s these. De dag werd toch vooral besteed aan het bespreken van de overbekende problemen en situaties waarbij het veelal in het nu bleef hangen en historisch relevante reflecties uitbleven. De jaartallen die initieel als uitgangspositie dienden werden alleen als referenties gebruikt, om een tastbaar moment als beginpunt te hebben waaraan manco’s van huidige situaties aan opgehangen konden worden. Hierin kwam het nauwelijks verder dan overduidelijke feiten en gerelateerde meningen: een historische positionering of significante betekenisgeving werd niet gegeven. Het symposium voldeed in die zin geheel aan de definitie van Metamodernisme. Alle sprekers waren zeker goed geïnformeerd, maar door de verbrokkeling en het gebrek aan een daadwerkelijke leidraad werd het een postmoderne potpourri van gedachten, reacties en ideeën. Heel Metamodern, maar het leidde tot weinig.
Dat aan het eind van de dag weinigen de gehele marathon hadden uitgezeten en het afsluitende woord nog geen vijf minuten duurde, spreekt boekdelen. De onvolkomenheden binnen maatschappij, politiek en wereld werden met oprechte interesse besproken, tegen beter weten in.
Metamodernism – the return of history
Stedelijk Museum Amsterdam
25 september 2014
Vincent van Velsen
is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam