Les Rencontres d’Arles
Sinds de eerste editie van Les Rencontres d’Arles in 1970 stroomt het Zuid-Franse stadje elke zomer vol met fotografen, conservatoren en fotografieliefhebbers. Ook dit jaar zijn tot 20 september 35 tentoonstellingen en een scala aan evenementen te bezoeken. Met de drukte van de openingsweek achter de rug is dit het uitgelezen moment voor een last-minute naar de Provence.
De hand van de nieuwe directeur Sam Stourdzé is duidelijk zichtbaar in de programmering van fotografiefestival Les Rencontres d’Arles. Niet zozeer in de selectie van fotografen die worden getoond, maar juist in de benoeming van conservatoren en experts die deze selectie bepalen. Het uitbesteden van het inhoudelijke programma komt deels voort uit het terugtreden van voormalig directeur François Hebel, nadat voornaamste festivallocatie Les Ateliers werd verkocht aan Maja Hoffmann; met haar LUMA Foundation de voornaamste geldschieter van het festival. Met de verbouwing van Les Ateliers, die voor de laatste keer dienst zullen doen als festivallocatie, aan Stourdzé de taak om financiering en locatie veilig te stellen. En zich daarbij tegelijkertijd te meten met de erfenis van Hebel, die het festival vanaf 2001 uit het (financiële) slop heeft getrokken.
Behalve noodgedwongen komt de samenwerkingsstrategie naar eigen zeggen voort uit de wens om met het festival, oorspronkelijk bedoeld voor fotografen onderling, een podium te bieden aan (opkomende) conservatoren en andere professionals. Getuige de rijke randprogrammering, die eigenlijk niet langer zo genoemd mag worden. Een veelheid aan lezingen, film screenings en andere multimediale benaderingen van het medium fotografie karakteriseert niet alleen deze editie van Les Recontres d’Arles, maar die van de (fotografie)beurs in het algemeen. Ook bij de eerste editie van Photo London, een nieuwe fotobeurs à la Paris Photo, die eerder dit jaar plaatsvond, lag de nadruk op screenings, Q&A’s en paneldiscussies.
Ook werd tijdens de openingsweek de zwaarte gelegd bij het fotoboek. Photo London ging gepaard met Offprint, de fotoboekenbeurs in Tate’s legendarische Turbine Hall. Cosmos bezette met 75 uitgevers Les Ateliers in Arles. Het Amsterdamse Foam was onder anderen vertegenwoordigd met een kopieermachine. Gewapend met een aantal originele prints en door fotografen gesigneerde velletjes blanco papier konden voor een tientje gesigneerde kopietjes worden gekocht.
Dit is tekenend voor de problematische verhouding van het festival met vintage of originele prints, die er zijn ondervertegenwoordigd. De fysieke verschijningsvormen is verre van traditioneel, en de foto’s figureren steeds vaker in de vorm van films, projecties, blow-ups en reproducties. Dit komt deels door de focus op hedendaagse fotografie, en is deels onderhevig aan de klimatologische en veiligheidsomstandigheden waar de werken gedurende bijna drie maanden aan worden blootgesteld. De weinige vintage drukken zijn voornamelijk afkomstig uit privécollecties, en niet musea, die hun collectie liever niet in middeleeuwse kerken zonder klimaatcontrole onderbrengen.
Een oplossing die dit jaar in het oog sprong was het herdrukken van oude negatieven, zoals gebeurde met de zeldzame etnografische studies van de bewoners van Tierra del Fuego in de jaren twintig werden gemaakt door Duitse missionaris Martin Gusinde. Afgezien van een aantal bruinige vintage prints zijn alle werken recente prints van fors formaat. De roetige kwaliteit van de moderne drukken is spectaculair, maar desondanks geeft het contrast tussen de kleine originele afdrukken in de vitrine je onverhoopt het gevoel te worden opgelicht. Dit is gelukkig niet het geval bij de tentoonstelling van Walker Evans’ veelvuldige en onderbelichte werk voor tijdschriften. De spreads zijn meesterlijk tentoongesteld, zowel in originele tijdschriften als door middel van enorme vergrotingen op de muur.
De purist kan ook bij Vernacular! zijn hart ophalen. Jean-Marie Donat verzamelde foto’s uit de jaren twintig waarin het poseren met een ijsbeer (een verklede entertainer) helemaal de rage was. Evenals het poseren als neger; de serie Blackface toont het internationale precedent van de zwartepietendiscussie, met foto’s van 1880 tot de late jaren zestig, waarin men zich liet portretteren met zwart geschminkt gezicht. Deze laatste serie schopte het tot een special feature op The Guardian-website.
De tentoonstellingen rangeren van monografisch (Toon Michiels’ American Neon Signs By Day and Night; Stephen Shore retrospectief) tot de presentatie van verzamelingen (Vernacular! en de Wouter Deruytter collectie met foto’s van de Sfinx) en thematische tentoonstellingen (met als hoogtepunten Total Records, over fotografisch geïllustreerde albumhoezen, en de door Simon Baker gecureerde tentoonstelling Another Language, over Japanse fotografie). De vele verschijningsvormen van het medium komen bijeen in twee speciaal in opdracht gemaakte experimentele installaties, de een geslaagd, de ander minder.
In Matthieu Cedid Meets Martin Parr (MMM) componeerde de beroemde Franse popster geluidseffecten bij het alom bekende werk van Parr. Veel verder dan vermakelijk komt het hierbij niet. De film Imponderable van Tony Oursler daarentegen, gepresenteerd door Tom Eccles en Beatrix Ruf, in opdracht van de LUMA Foundation, verrast, verwart en irriteert zo nu en dan. De film, met bijbehorende publicatie, is een bizarre associatieve verzameling scenes die het midden houden tussen een goochelshow, een wetenschappelijk experiment en Monty-Pythonachtige slapstickmystiek.
Het werk is gebaseerd op het archief van zijn grootvader Fulton Oursler, vriend van illusionist Houdini, die een fascinatie had voor ectoplasma’s: foto’s en andere materialen waarin geesten zich fysiek manifesteren. Aan het eigenlijke werk komt geen foto te pas, en toch is dit het beste voorbeeld van hoe het festival haar rol binnen de fotografie vormgeeft. De speciaal in opdracht gemaakte film en boek combineren contemplatie met spektakel, de materialiteit van de foto met de vluchtigheid van film. Het project grijpt terug op een historische verzameling foto’s en objecten en maakt tegelijkertijd gebruik van 4D film. Oursler doet ons opnieuw de opwinding en het onbehagen voor het onbekende voelen zoals de fotografie in de negentiende eeuw werd beleefd. Hij zoekt daarbij het midden tussen wetenschap, magie en spektakel, en giet al deze oeroude elementen in een eigentijdse svorm.
Hinde Haest