Edith Dekyndt
Het is een tentoonstelling waar zich wel vijf recensenten voor hebben gemeld: zoveel enthousiasme riep zij op. De unieke Edith Dekyndt exposeert in Wiels.
Al sinds twee decennia confronteren Edith Dekyndts ‘esthetisch wetenschappelijke’ experimenten de kijker met zijn eigen voetafdruk op het aardoppervlak- nooit opdringend of te letterlijk, wel sensitief en uiterst gelaagd. De Belgische kunstenaar, internationaal gevierd en bezongen, heeft dan nu ook in eigen land haar eerste grote tentoonstelling. In Brussel blikt ze terug én weeft ze verder aan een sterk materieel oeuvre waarin ogenschijnlijk levenloze materie actief wordt, onzichtbare processen waarneembaar en constante transformatie de enige absolute waarheid is.
De kunst van Edith Dekyndt (1963, Ieper), een van de meest vermaarde kunstenaars die franstalig België heeft voortgebracht, maakt zichzelf. Als amateur-wetenschapper (hoewel ze zichzelf zo nooit zal noemen), brengt ze, basaal gezegd, vaak twee elementen samen, onttrekt zichzelf discreet aan het geheel, en ziet wat er gebeurt. Het proces, de interactie is belangrijker dan de uitkomst; en die interactie gaat verder dan de zichtbare inwerking van een substantie op een oppervlak.
Dekyndt, die graag veel en vaak reist en nu terug is van een residentie in het Berlijnse DAAD, krijgt het steeds voor elkaar om tegelijk een associatieve wisselwerking op poten te zetten tussen het werk en zijn directe omgeving, op atmosferisch, geografisch en historisch vlak. Een ‘in-situ’ werk is bij haar nooit zomaar een ‘in-situ’ werk, wat wel blijkt uit het feit dat in de eerste gedeelte van deze overzichtstentoonstelling, die in Le Consortium in Dijon te zien was, nooit ook maar één identiek hetzelfde werk te zien is als in het Brusselse WIELS.
Voor Ombre Indigène (Inheemse Schaduw, hoewel lastig te vertalen) bouwt Dekyndt een band op met het milieu en brouwerijverleden van het postindustriële gebouw, door lokale substanties en organismen als koper, gist, aarde, water uit de Zenne en de bacterie waarmee geuze gebrouwen wordt, te incorporeren als acteurs in haar vertelling van veranderlijkheid, transitie, onderlinge afhankelijkheid, en andere universele wetten. Fascinerend is bijvoorbeeld de serie Slow Object 02 uit 1997, waar brooddeeg op opgespannen katoen werd aangebracht en op verschillende fasen van gisting geglaceerd met suiker: de witachtige, opgebolde ‘schilderijtjes’, lijkend op futuristisch aandoende 3D-prints, hebben de vorm aangenomen van de gisting op zijn hoogtepunt.
Even verderop, in de video Le Chasseur et le Pêcheur (1992), kneden, noest en geduldig, met meel bedekte vrouwenhanden deeg tot allerhande vormen: het is manipulatie in meest elementaire vorm, het verplaatsen van een materie van een vloeibare naar een vaste staat, een tussenproduct. Het perfecte, ronde homp brood, het aannemelijke eindproduct van het voorafgegane proces, wordt in een andere video dat zo een familiefilmpje zou kunnen zijn, Laboratory 01 (black dog with bread) (1995), ruw aan stukken gescheurd door een hongerige hond. We zien creatieve distructie in vol ornaat; het is modernistische reductie die niet via het ratio plaatsvindt, maar aangezet wordt door pure instinct.
En zo is de cyclus rond: Dekyndt probeert de universele wetten die in ons binnenste woelen naar buiten te trekken, verbindt het publieke met het private, het huiselijke dat schuilt in vrouwelijke, intimistische activiteiten (in traditionele samenlevingen zijn het, zo blijkt, vrouwen die bier brouwen, daar het een uitvloeiing is van het broodbakken). In deze sfeer gedijt ook de recente serie The Biography of objects (2015), bestaande uit etnisch-geïnspireerde wandtapijten van de Ikea ‘waar iets mee gedaan is’ in de vorm van een chemisch proces van actie en reactie: ze zijn behandeld met wilde gisten of hars, bespoten met zilver, ingevreten door zout. Pijnlijk veelzeggend is het tapijt dat aan de achterkant met vuur is behandeld, een procédé dat door onder meer Afrikaanse ambachtslieden wordt toegepast om het weefsel van tapijten te harden- het goedkope stuk namaaktextiel, product en uithangbord van de commerciële globalisering, is er onherroepelijk door verwoest. De modernistische, geometrische motieven van de tapijten zijn soms nog maar weinig herkenbaar door de inwerking van lucht en actieve substantie, die ruwe, eigengereide patronen en texturen doet ontsaan. Dekyndt refereert hiermee zowel naar het stadsbeeld als het oorspronkelijke etnische, maar mijmert ook verder: is het mathematische de oorsprong van de natuur? Hoe georganiseerd is ‘het allemaal’ eigenlijk, of is ‘het’ slechts willekeur?
De wereld is mysterieus, lijken de werken te opperen, omdat we veel weten, maar weinig kunnen verklaren. De titel van de tentoonstelling, Ombre Indigène, stamt trouwens af van een ouder werk dat vijf jaar geleden getoond werd tijdens Art Brussels: een gouden en een donkerbruine vlag die verstrengelden in de wind, en verwezen naar de ‘inheemse schaduw’ dat het koloniale verleden, met goud en chocolade als lucratieve schatten, wierp over België. In 2008 ontstond een gelijkaardig soort werk, de video Ombre Indigène 2, toen Dekyndt op het eiland Martinique een vlag van menselijk haar plantte op de rotsen waar in 1830 een slavenschip te pletter sloeg. Het werk intrigeert niet enkel door de eigenaardige materialiteit van de lange, zwarte haarstrengen (abject en aantrekkelijk tegelijk) en de waarneembaarheid dat het geeft aan iets onzichtbaars als lucht, het krijgt ook een fijnzinnige lading door de kennis dat Édouard Glissant, die zijn levenlang onophoudelijk schreef over de wederzijdse afhankelijkheid en doordringbaarheid van culturen, op dit eiland geboren en gestorven is. De gedachte aan actuele zeedrama’s is niet ver weg. Toch is Dekyndt’s werk niet politiek, noch activistisch; op zeer eenvoudige en minimale wijze, meer uit respect en fascinatie voor de materie dan vanuit een conceptuele statement, wakkert ze een diepere opmerkzaamheid aan voor het ongeziene samenspel van natuurlijke krachten die ons omringen- en onze plek daar in. Zelf vergeleek ze haar werk in een recent interview met een haiku: in drie regels de ganze wereld vatten. ‘Geweldig’, aldus Dekyndt, die erin slaagt deze zelfde wereld te overzien en te omvatten vanuit de diepe provincialiteit van Doornik, waar ze al haar hele leven woont. Wellicht dat dat het is wat haar ‘ecologische focus’ zo onvervalst en natuurlijk aannemelijk maakt: ze blijft dicht bij zichzelf, wanneer ze het heeft over al het andere.
Ombre Indigène
WIELS, Brussel
05.02.2016 t/m 14.04.2016
Grete Simkuté
is journalist en auteur