metropolis m

Palais de Tokyo toont de eerste grote solotentoonstelling van de gebroeders Quistrebert onder de titel The Light of the Light. In drie verschillende onderdelen tonen Florian en Michael hun visie op de twintigste-eeuwse modernistische kunst.

De tentoonstelling begint met een donkere ruimte. Daarin hangen drie grote blauwe schilderijen die pijn doen aan de ogen. De twee buitenste zijn iets feller blauw dan de middelste. Met dikke klodders is de verf op de doeken aangebracht. Op de twee buitenste iets grover dan op de middelste. Wanneer we dichterbij komen zien we dat het geen verf betreft maar waarschijnlijk een plamuursel. Een grove witte substantie die blauw oplicht door de fluorescerende blacklight in de ruimte. Het wordt direct duidelijk, hier gaat het om het visuele effect, het grote gebaar.

In de volgende zaal wordt deze aanname direct bevestigd. Aan een stuk of tien ronddraaiende palen zijn doeken bevestigd van verschillende grootten en op verschillende hoogtes. Sommige doeken bevatten grote schildergebaren, andere zijn beplakt met een soort aluminiumfolie. Sommige doeken bevatten kleine ledlichtjes, andere niet. Het is een bonte kermis van kleur, licht, textuur en beweging. Je hebt als bezoeker even tijd nodig om het geheel te bevatten.

Aan het eind van de tentoonstelling staat de bezoeker nog een verrassing te wachten: een grote video-installatie met zwart-witte psychedelisch bewegende geometrische vormen, driehoeken en rechthoeken. Opart zoals we dat gewend zijn van de broers. De video is als een dambord op LSD. Af te raden voor mensen met epilepsie.

Florian en Michael Quistrebert weten hoe ze indruk moeten maken. Het is als een klap in het gezicht. Maar na de initiële overrompeling komt de reflectie en de onvermijdelijke waaromvraag. Waarom doen de Franse broers dit? Waar gaat het over? Is het enkel effectbejag of zit er ook nog iets achter? Door de bruutheid van het visuele geweld wordt de inhoud des te belangrijker. Maar zit er wel een idee achter?

De inleidende tekst bij de ingang van de tentoonstelling stelt dat de Quistreberts de twintigste-eeuwse moderne kunst onder de loep nemen. Ze vergroten de schildergebaren uit, hergebruiken als een soort van striptekenaars de esthetiek van de abstractie en maken de modernistische idealen belachelijk door hun gebruik van pretentieloze materialen als autolak, jute, ledlichtjes en plamuursel. De kunstenaars willen de schilderkunst in een crisis brengen, zo wordt gesteld.

Dat lukt. Het schildergebaar wordt banaal. De povere materialen maken de aura onmogelijk. Het ronddraaien van de doeken maakt ze tot pretparkattracties. De modernistische kunst met zijn formalistische idealen lijkt opeens compleet ridicuul. Maar daarmee ook het initiatief van Florian en Michael Quistrebert zelf. Als je iets wat zo bespottelijk is zo veel aandacht geeft, blijk je zelf ook idioot te zijn. En als je het onderwerp van je kunst niet serieus neemt, waarom zou de toeschouwer je kunst dan wel serieus moeten nemen?

Het is het grote dilemma van deze tentoonstelling. Het antwoord op de vraag of het een kunstje is, of het alleen gaat om het effect en we in de maling worden genomen, of dat het de aandacht waard is blijft verschuldigd. We hebben als toeschouwer zelf de keuze: blijven kijken of weglopen.

Florian en Michael Quistrebert
The Light of the Light
Palais de Tokyo, Parijs
19.2 t/m 16.5.2016

Loes van Beuningen

is kunsthistoricus

Recente artikelen