Wendy Morris Silva Rerum
De voorouders van Wendy Morris (°1960) vluchtten als hugenoten van Frankrijk naar de Nederlanden, maar vonden pas een nieuw thuis in Zuid-Afrika. Daar is ze opgegroeid. Tegenwoordig woont ze in het West-Vlaamse Deerlijk, van waaruit zij op een wandeltocht vertrok, op zoek naar de reis die haar voorouders, het gezin Jacobs, afgelegd hadden. Terwijl ze de namen van haar voorouders uit het hoofd leerde, klampte ze zich haast wanhopig vast aan elk nietszeggend spoor – van kruiden langs de weg tot het luiden van de kerkklokken – op zoek naar een voelbare verwantschap.
Het resultaat van haar lange wandelingen, van urenlange zoektochten in verschillende archieven, en van de dagboeken die Morris op haar pad bijhield, is haar eigen silva rerum. Een silva rerum is een van oorsprong Poolse traditie, waarbij door verschillende generaties een boek wordt aangevuld met alle mogelijke informatie die men voor nakomelingen wil bewaren. Het kernobject van Morris’ tentoonstelling bij Argos is dus een boek. Hierin zijn haar notities terug te vinden, maar ook foto’s, tekeningen en wat ze ‘absencegrams’ noemt: verslagen van afwezigheden. ‘Waar de tentoonstelling echt om draait, is het verlangen om deze afwezigheid voelbaar, present, te maken’, zegt Morris. Naast het eerder vanzelfsprekende boekformaat, gaat ze op zoek naar andere mogelijke manieren om haar reis – en vooral haar impressies – te communiceren.
Vlak naast de ingang van Argos is een tijdelijke ruimte opgetrokken, waar de bezoekers uitgenodigd worden hun schoenen uit te trekken en zich over te geven aan de zachte duisternis van deze Dream Chamber: muren en vloer zijn mals, donzig en warm. Overal liggen kleine en grote kussens. Stemmen uit onzichtbare speakers vertellen over hun levensechte en zelfs profetische dromen na het consumeren van bijvoet, een kruid van de alsemfamilie. ‘Het kruid was overal op mijn pad te vinden. Vanuit een interesse in de studie van kruiden en planten, las ik over de droomverwekkende kracht van bijvoet’, vertelt Morris.
Tijdens het luisteren naar de getuigenissen in het donker, word ik een steeds meer doordringende geur gewaar – is het kruid hier aanwezig, of speelt mijn verbeelding me parten? ‘Tijdens mijn reis droeg ik het bij me in een kussentje, in de hoop in mijn dromen een connectie met mijn voorouders te vinden. Het werkte nooit, de vele affirmatieve getuigenissen die ik online vond (en die je in de Dream Chamber kan horen) ten spijt. Toch wilde ik dat de bezoeker het hier zou kunnen ruiken, net als ik dat overal deed. Het was een cruciaal onderdeel van mijn ervaring.’
Deze zintuiglijke introductie plaatst Morris’ reis meteen in de juiste context: een haast wanhopige poging om dat wat verloren is, terug te halen. Het getuigt ook van het meditatieve karakter van dit hele project. Het eenzame stappen moet haar ongetwijfeld dicht bij een trancetoestand gebracht hebben, net als het eindeloze reciteren van de namen van haar voorouders. Deze recitatie – die de kunstenaar ook als ‘incantatie’ benoemt – is te horen in een audio-installatie achterin de tentoonstelling. Onder enkele spotlights in een verder donkere ruimte staan speakers, die de leden van de familie Jacobs op een bezwerende toon opnoemen.
De rest van de tentoonstelling is minder verrassend. Een video op drie schermen doet verslag van Morris’ zoektocht. ‘Tijdens de reis droeg ik geen camera bij me. Dat leek me te makkelijk. Het ging over voelen, en het heden. Toen ik besloten had dat deze tentoonstelling er kwam, maakte ik enkele delen van de reis opnieuw, en maakte ditmaal wel opnames’, vertelt Morris. De reconstructie doet niets af aan het narratief. Terwijl Morris haar notities voorleest, geven de beelden een impressie van de dorpen en landschappen. De enige sporen van haar protestantse voorouders in het dorp Guines, waar ze woonden, zijn een open plek waar ooit hun tempel stond, en het luiden van de katholieke kerkklokken, ‘dat hen ongetwijfeld kwellend in de oren klonk’.
Morris geeft grif toe dat ze op haar tocht niets concreets terugvond, maar ‘hoewel ik verwachtte dat deze reis een recuperatieproject was, ging het eerder om projectie: wanneer ik terugga naar de plek waar zij nu afwezig zijn, laat ik, via mezelf, ook iets van hen achter’. In haar silva rerum staat immers: ‘the circle has been considered a magical sphere … [it] is about narrating place – to create a story that connects place, history and myself in the present.’
Twee kleinere video’s in de tentoonstelling herinneren vaag aan de werken waar Wendy Morris bekend om staat: haar zwart-witte animatiefilms, op basis van eigen tekeningen. Deze nieuwe filmpjes zijn echter gebaseerd op gewone camerabeelden – nog het meest doen ze denken aan GIFs: korte animaties, vaak met een komisch effect, en dikwijls te vinden op sociale media. In het geheel van de tentoonstelling hebben deze filmpjes louter een decoratieve functie; de animaties van een kraai en een stukje gedroogde bijvoet dragen inhoudelijk niets bij en zijn eigenlijk overbodig.
De titel Off by Heart and Out of Breath geeft goed de fysicaliteit van het proejct weer; Morris’ vermoeide stappen zijn weerspiegeld in de fysieke ervaring van deze tentoonstelling die de bezoeker niet alleen uitnodigt te kijken, maar ook te lezen, te luisteren en te ruiken. Over de betekenis van haar project in het licht van de actualiteit is Morris stellig: ‘Migratie is een circulaire beweging. We houden zo vast aan de idee dat we hier altijd al waren, maar dat is een illusie. We zijn allemaal migranten.’ In haar petite histoire vind ik als kijker, bezorgd om de huidige vluchtelingencrisis, een sprankje hoop. An sich gaat het om een tamelijk banaal, anekdotisch en persoonlijk narratief, maar op abstracte wijze is het verhaal makkelijk te projecteren op een bredere problematiek. De gedachte dat ook na deze crisis iedereen zijn plek vindt en dat over enkele eeuwen kruiden langs de weg de enige stille restanten zijn, is een vreemdsoortige troost – maar niettemin een troost.
Wendy Morris
Off by Heart and Out of Breath – A Silva Rerum
Argos, Brussel
t/m 26.6.2016 26 juni 2016
Beeld courtesy Argos
Tamara Beheydt
schrijft over kunst, o.a. voor Glean