metropolis m

Exhibition view of Lucy McKenzie: Super Palace at Z33, 2024. Photo: Useful Art Services.

Genderpolitiek, subculturele muziekstromingen, het modernisme en de beeldtaal van mode zijn thema’s die Lucy McKenzie al enkele decennia bezighouden. Voor haar eerste grote solotentoonstelling in België palmt zij het Hasseltse kunstencentrum Z33 met haar Super Palace in. Daarin vertaalt ze haar interesses naar grootschalige en amusante installaties.

Het eerste werk in de tentoonstelling heet Sports Shop (2024). Hiervoor werkte Lucy McKenzie (1977, Glasgow, woont in Brussel) samen met de Schotse ontwerpster Beca Lipscombe (1973). Met haar runt ze sinds 2011 het modelabel Atelier E.B.. Sports Shop toont een fictieve boetiek die staat opgesteld achterin de hoge inkomhal van Z33. De voorstelling heeft iets surreëel: het lijkt wel een fata morgana. Het werk is zowel hyperreëel als duidelijk nep.In twee etalages zonder glas zijn een voetbaloutfit, golfkleding, een tennistenue en trainingspakken tentoongesteld. De kleding ‘staat’ en ‘hangt’ dankzij nylon draadjes. Er zijn geen paspoppen, maar de outfits nemen als bij wonder de contouren van lichamen aan. Sports Shop, gevat in overheersende grijs- en bruintinten, ademt de sfeer van vitrines uit de jaren 70 en 80. Boven de etalages staat in blokletters in lichtpanelen: ‘Edinburgh’, ‘Atelier EB’ en ‘Brussels.’ Tussen de twee etalages in bevindt zich een deur, die echter niet open kan. Op de deur en de achterwanden is in een trompe-l’oeil-effect het interieur van deze denkbeeldige zaak geschilderd. McKenzie werd al vroeg in haar carrière bekend met deze trompe-l’oeil techniek, waar vele werken in de tentoonstelling ook van getuigen. Achter beide etalages schilderde de kunstenaar halftransparante gordijnen, waarachter het interieur van de zaak subtiel doorschemert. Ik krijg de neiging het werk aan te raken om me te vergewissen dat dit geen echte vitrages zijn.

Atelier E.B (Beca Lipscombe & Lucy McKenzie), Sports Shop, 2024. Acrylic and oil on canvas, steel, wood, Perspex, aluminum and textiles, 700 x 100 x 230 cm. Installation view at Z33, 2024. Courtesy of the artists and Galerie Buchholz, Berlin/Cologne/New York. Photo: Useful Art Services.

Het modegegeven wordt eveneens ironisch en ook politiek geladen ingezet in Faux Verdigris Statue (Zoya) I & II (2024), waar McKenzie twee vrouwelijke plastic modepoppen als klassieke sculpturen presenteert. De kunstenaar beschilderde ze, zoals de titel het aangeeft, in faux verdigris – een kunstmatige koperpatina. De dynamische posities van de poppen doen meer denken aan buitensculpturen of standbeelden dan aan mannequins in een etalage. Hun hoofden boetseerde de kunstenaar naar het beeld van de Sovjet-verzetssrtrijder Zoya Kosmodemyanskaya (1923 – 1941). Die na sabotageacties tegen de binnenvallende legers van nazi-Duitsland werd geëxecuteerd en later postuum werd uitgeroepen tot Held van de Sovjet-Unie. McKenzie creëert  zo een spanningsveld tussen de manier waarop het ‘commerciële kapitalisme’ en het ‘heroïsche communisme’ vrouwen zoal afbeelden. Verderop in de tentoonstelling verschijnen mannequins met het hoofd van Kosmodemyanskaya opnieuw. Maar dit maal dragen de poppen replica’s van de Franse avant-garde couturier Madeleine Vionnet, die een pionier voor moderne, vlotte en comfortabele vrouwelijke mode was in de jaren 1920. De beelden hebben geen faux cuivre of cuivre du pauvre meer, maar zijn beschilderd in kunsthistorische stijlen: één als een Romeins marmeren beeld (in auberginekleur), een ander in de stijl van vroegmiddeleeuwse beeldhouwkunst (wit en bleek), en een derde in de terracottatinten van klassieke Griekse vazen.

In de tentoonstelling zie ik veel enthousiaste jongeren en kinderen lopen. Dat is niet verwonderlijk, want veel van de werken nodigen uit tot immersie of interactie. Zo nodigt Moving Panorama (TransSiberian) (2024) je uit om plaats te nemen in een nagemaakt treincompartiment. Achter de ramen en gordijntjes van de gesloten cabine schuift het landschap voorbij op een beschilderde rol papier die ronddraait op wieltjes (die aan de achterkant, in de andere zaal, als bewegende sculptuur te zien is). Voor dit werk liet McKenzie zich inspireren door een bestaand panorama van de Trans-Siberische spoorlijn dat werd getoond op de wereldtentoonstelling van 1900. Moving Panorama (Hudson Valley) (2024) toont een miniatuur treincoupé. Door het object heen zie ik het landschap van eeuwen geleden van de Hudsonrivier in New York voorbij glijden op een scherm. Het werk is haarfijn tot in de details uitgewerkt, zoals bijvoorbeeld de lampjes van het compartiment. Die precisie raakt me. Het doet me denken aan sprookjesachtige kijkdozen. Deze twee werken zijn exemplarisch voor McKenzie’s praktijk: in de panorama’s versmelt massacultuur met vakmanschap en kunst; thema’s die ze voortdurend onderzoekt in haar werk.

Zonder meer spectaculair in de tentoonstelling is de integratie van een imposant Decap-orgel. Bij mijn bezoek speelt het elk half uur Waterloo (1974) van ABBA (waarom er voor dit nummer is gekozen, is mij echter niet helemaal duidelijk). Van 1902 tot 2019 vervaardigden de Antwerpse Gebroeders Decap honderden orgels voor kermissen, en dans- en baancafés. Decap is in België nog steeds een bekend merk, en voor velen zijn er sterke nostalgische gevoelens aan de naam verbonden. Er was een tijd dat elk volkscafé in de provincie Antwerpen over zo een orgel beschikte, maar vandaag blijven er nog welgeteld tien over. Vanaf de vroege jaren 1950 introduceerde de firma Decap steeds meer elektronische componenten; de ponskaarten gingen ‘automatisch’ door het systeem). Karakteristiek is ook dat ‘echte’ instrumenten – een saxofoon, een accordeon, drums – zichtbaar in het orgel verwerkt zitten en daadwerkelijk functioneren. Het retrofuturische design en de klank van een Decap-orgel, zijn direct herkenbaar. Dit objet trouvé, deze readymade – of moet ik misschien, voor de juistheid, ‘gehuurd entertainmentartefact’ zeggen – dateert overigens uit 1975. Het draagt de naam Super Palace, waaraan McKenzie de titel van haar tentoonstelling heeft ontleend.

Het Decap-orgel wordt in Z33 samen met tal van archiefmateriaal – schetsen, tekeningen en foto’s –  tentoongesteld. McKenzie ontwierp ook zelf een eigen Decap-orgel, in de stijl van de architect Jozef De Bruycker (1891-1942), waarvan de schetsen ook te zien zijn. Decap Dance Organ for Villa Ooievaar (2024) toont dit orgel in de Villa Ooievaar in Oostende, een huis uit 1935, ontworpen door De Bruycker, dat ze tien jaar geleden aankocht en ze zo veel mogelijk in de originele staat wil renoveren. Hoewel De Bruycker koos voor progressieve, modernistische ontwerpen, onderhield hij banden met autoritaire organisaties die samenwerkten met de Duitse bezetter, zoals Verdinaso en het Vlaamsch Nationaal Verbond. In de toekomst wil McKenzie van Villa Ooievaar een open huis maken waar kunstenaars, denkers en studenten residenties kunnen houden. McKenzie ontwerpt ook meubels in de stijl van het huis. Zo zijn er naast de schetsen van het orgel in Hasselt ook tekeningen van stoelen te zien die door haar zijn ontworpen en in de pakketbootstijl van Villa Ooievaar (Villa Ooievaar Chairs, 2019).

McKenzie toont boven ook twee hagelnieuwe grootschalige werken, waarin ze voorstellen voor muurschilderingen op beladen locaties biedt. Hier hanteert ze een soortgelijke techniek. Ze verplaatst een bestaand gegeven naar een andere context en voegt zo kritische en geestige lagen commentaar toe. Mural Proposal for Jeffrey Epstein’s Townhouse (Filming of American Psycho) (2024) toont een fictief moment tijdens de opnames van de film American Psycho (2000, in een regie van Mary Harron en naar het boek van Bret Easton Ellis). De seriemoordenaar en verkrachter Patrick Bateman (in de film gespeeld door Christian Bale) staat hier kwetsbaar opgesteld: hij bevindt zich naakt onder de douche terwijl hij onbewust begluurd wordt door acht vrouwen die achter elkaar in een rij staan opgesteld. In de muurschildering van zes bij drie meter nemen de vrouwen neutrale, afwachtende en professionele posities aan: een vrouw draagt een microfoon op een perche, een ander staat met een koptelefoon op achter de camera met gekruiste armen te wachten, daarachter staart een vrouw streng naar het scherm van haar laptop. Bateman mishandelde in zijn met kitsch, design en twijfelachtige kunst volgestouwde appartement tientallen vrouwen en is volgens de zaaltekst vandaag op TikTok een icoon geworden voor seksueel gefrustreerde mannen. Het bezorgt me rillingen. Maar deze muurschildering is, zoals de titel ook aangeeft, een voorstel voor de privévertrekken van Jeffrey Epstein (1953-2019). Ik vraag me af wat deze wijlen Amerikaanse seksmisdadiger van McKenzie’s muurschildering voor zijn appartement had gevonden.

 Super Palace is tot 23 februari 2025 te zien in Z33 Hasselt.

Ive Stevenheydens

is curator en schrijver

Gerelateerd

Recente artikelen