metropolis m

Kunst als diplomatie

Een golf van politiek activisme trekt door de institutionele kunstwereld. Onder leiding van Artur Zmijewski pleitte de Berlin Biënnale (2012) voor een politieke rol van kunst in de wereld; het Victoria & Albert Museum werpt zich op als belangenbehartiger voor het behoud van kunst in oorlogsgebieden; India en Pakistan werken dit jaar samen op de Biënnale van Venetië, ondanks dat beide landen op voet van oorlog verkeren. Nederland houdt zich niet afzijdig en levert zelfs belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van deze culturele diplomatie.

Activisme is een manier waarmee groepen van buiten de reguliere politiek trachten problemen aan de kaak te stellen en als het even kan op te lossen. Institutioneel activisme is een speciale variant, want ondernomen door instellingen die niet zozeer outsiders zijn, maar insiders, met toegang tot circuits en middelen. Ze engageren zich met onafhankelijke bewegingen, maken zich hun idealen en soms ook methodes eigen. De vrijheid en neutraliteit van de kunst, gecombineerd met bepaalde maatschappelijke netwerken, kennis en wil, zorgt voor onverwacht veel aandacht en onvermoede diplomatieke mogelijkheden. Daarbij komt dat sommige musea intussen acteren als multinationale organisatie, in wereldwijde netwerken met bijbehorende verantwoordelijkheden. Kunst blijkt daarbij een communicatiemiddel met invloed die soms verder reikt dan die van regeringen.

Curator Galit Eilat bevestigt de buitengewone positie van kunst op het gebied van gevoelige politieke onderwerpen. Als oprichter en directeur van The Israeli Center for Digital Art in Holon (Israël), heeft ze meermaals samengewerkt met Palestijnse kunstenaars, terwijl de lokale overheid een oogje toekneep. Kunstinstellingen worden afgerekend op cultureel niveau, niet op vermeende staatsveiligheid of politieke belangen, waardoor zij in staat zijn vanuit een relatief neutrale positie in contact te treden met individuen en instellingen met wie overheidsinstanties zich niet mogen inlaten. Hierdoor kan de kunst verandering brengen – zelfs al is het ‘slechts’ in de vorm van subjectieve denkbeelden of door individuen in contact met elkaar te brengen.

De vraag blijft hoe een kunstinstelling kan reflecteren en ingaan op veranderende omstandigheden van cultuur en politiek en daarmee een kritische benadering kan bewerkstelligen ten opzichte van de macht van de overheid en andere (politieke) mogendheden, waarvan zij tegelijkertijd ook (financieel) afhankelijk is. In Holon betekende dit voor Eilat onder andere kunst als symbolisch potentieel te gebruiken, als uitdrukking voor de hoop op een gelijke, vrije samenleving. Kunst schetst een ethische horizon, levert kritiek op de bestaande situatie en systemen, en introduceert alternatieve modellen voor de dominante ideologie in de samenleving. (1)

Politiek van het object

Dit soort politiek geënte handelingen bij instituten kunnen worden geschaard onder het brede begrip van ‘institutioneel activisme’. De term, geïntroduceerd door Nina Möntmann, slaat op de intentie van een curator of instelling om ‘een actieve ruimte’ te creëren die ‘deels gemeenschapscentrum (community centre), deels laboratorium en deels academie is’. Möntmann baseerde zich op de doelen van Charles Esche in zijn periode als directeur van het Rooseum Center for Contemporary Art in Malmö. Inspirator was ook Jonas Ekeberg die spreekt over een ‘poging tot het herdefiniëren van de hedendaagse kunstinstelling door het loslaten van het beperkte discours van het kunstwerk als “slechts een object” en meer nog, van het institutionele kader eromheen; zodat ingegaan wordt op institutionele structuren, diens functies en de bijbehorende hiërarchieën, met als doel deze transparanter te maken en inzicht te geven in de totstandkoming en contextuele betekenis.’ (2)

Gezien Esches rol in deze is het logisch dat de laatste Biënnale van São Paolo (2014), waarvan Esche curator was met Galit Eilat als een van de cocuratoren, zich sterk maakte voor het in maatschappelijk opzicht veelal ongeziene, onbekende en niet-erkende, en voor de netwerken, raamwerken en mechanismes van het gehele scala aan invloeden die een rol spelen bij de totstandkoming van kunst. Dus niet alleen de materiële en esthetische uitkomst van deze processen. São Paulo probeerde de kunst ook buiten de vertoningsplek actief te laten zijn, stelde de politiek van het object aan de kaak en ging dieper in op de maatschappelijke, sociale en economische context van het kunstwerk. De biënnale heeft zich meer dan de eerdere edities maandenlang, buiten het beroemde tentoonstellingscomplex in São Paulo gemanifesteerd, op verschillende plaatsen op het Zuid-Amerikaanse continent.

Bemiddelende musea

Eilats ideeën over de manier waarop instellingen alternatieve wereldbeelden toonbaar moeten maken staan niet op zichzelf. Er zijn overeenkomsten met de rol die het Londense Victoria & Albert Museum wil spelen in de publieke ruimte. Het museum heeft de ambitie een reflectie te bieden op wat er zich in de maatschappij afspeelt, en daar soms zelfs direct in te interveniëren. Zo gebruikt V&A net als het British Museum zijn neutrale positie om banden aan te gaan met regimes waar de Britse regering slechts summiere diplomatieke banden mee heeft. Waar het British Museum zocht contact met het Nationaal Museum van Iran in Teheran om kennis uit te wisselen, zo werkt het V&A nu samen met het Chinese staatsbedrijf China Merchants Group aan het Shekou Design Museum in Shenzhen, China, dat in 2016 zal opengaan en waar Ole Bouman, voormalig directeur NAi, recent tot directeur is benoemd. (3)

Tussen 2008 en 2012 vormde het V&A samen met onder andere het British Museum en Tate het World Collections Programme, een diplomatieke club die als doel had zes Britse instellingen internationaal te promoten, met als boodschap: ‘Art can often reach places that diplomacy cannot.’ Een ietwat vreemd voorbeeld hiervan is de tentoonstelling die V&A in 2012 maakte in Tripoli, Libië. De getoonde street art moest de solidariteit van het Britse volk met het Libische volk duidelijk maken, omdat de protesten die voor de val van kolonel Khaddafi hadden gezorgd ook op straat waren begonnen. Een meer overtuigend voorbeeld is de hulp van het British Museum aan het Nationaal Museum van Irak in Bagdad. Na de val van Saddam Hoessein in 2003 was dit museum de leidende en coördinerende organisatie die ervoor zorgde dat een negenkoppig team naar Bagdad afreisde om de lokale staf te helpen. De Amerikaanse soldaten hadden geen oog voor het beveiligen van het museum en zijn kostbare bezit, waardoor plunderingen voor grote schade en ontvreemding hadden gezorgd. Het museum zet zich momenteel ook in om de verkoop van cultureel erfgoed door IS zoveel mogelijk tegen te gaan.

Culturele Diplomatie

Culturele instellingen komen daar waar regeringen om politieke redenen soms liever gaan. Dat is ook precies wat het Prins Claus Fonds (PCF) voor ogen had bij de oprichting van het Cultural Emergency Response programma (CER). De plunderingen tijdens de oorlog tegen Saddam Hoessein in Irak waren de directe aanleiding om een noodfonds in te stellen dat zich bezighoudt met het veiligstellen van cultureel erfgoed. Het CER functioneert als een ‘wereldwijde cultuur ambulance’ en biedt directe hulp aan cultuur en erfgoed in ramp- en conflictsituaties, aldus programmacoördinator van het CER Deborah Stolk. Het wil een bolwerk zijn tegen moedwillige vernietiging van erfgoed. Een spraakmakende recente reddingsactie van het CER zorgde ervoor dat de kostbare bibliotheek van Timboektoe (Mali) in veiligheid kon worden gebracht. Door hun steun konden manuscripten, perkamenten en allerhande historische dragers van kennis in kleine delen het land uit gesmokkeld worden om ze te behoeden voor vernietiging.

‘Het bewaren van culturele diversiteit en het steunen van expressie vanuit alle verschillende achtergronden draagt een boodschap uit en het fonds steunt met name groepen of individuen die het moeilijk hebben in hun land of regio. Hierdoor is het werk van het PCF ook vaak politiek geëngageerd zonder dat het Fonds expliciet een politieke positie inneemt’, aldus Stolk. Los van het gegeven dat het PCF door de Nederlandse overheid wordt gesteund, stelt Stolk dat ‘het Fonds onafhankelijk is en daarmee niet direct verbonden aan politieke belangen. Het Fonds heeft deze vrijheid ook nodig juist om te kunnen opereren in situaties die politiek gezien moeilijk zijn en het andere organisaties niet mogelijk maakt om in te grijpen. Door de projecten die het Fonds ondersteunt, en de voorbeeldfunctie die het soms kan innemen, is culturele diplomatie wel een positief side effect geworden van ons werk.’

Autonomous commitment

Ervaringsdeskundige op het vlak van culturele diplomatie bij uitstek is Manifesta, de van huis uit Nederlandse biënnale die elke editie een andere, vaak politiek lastige omgeving opzoekt om de boodschap van de vrije kunst te brengen. De hevige internationale kritiek die de reizende biënnale ontving op zijn laatste editie in Sint-Petersburg geeft aan wat voor belang aan cultuur wordt toegeschreven. Manifesta zag zich altijd al als geëngageerde actor: ‘Artistieke interventies en handelingen kunnen een rol spelen in het bevorderen van de sociale cohesie’, aldus oprichter en directeur Hedwig Fijen. ‘De biënnale is een cultureel en politiek project dat vooral in de politiek moeilijkere gebieden van Europa neerstrijkt. Artistieke uitingen gaan gepaard met educatie en sociale ontwikkeling. Deze vinden veelal niet plaats in neutrale white cube omgevingen maar interveniëren in de bestaande stedelijke context, musea en het publieke domein. Ik noem onze positie een “autonomous commitment”.’ Bij hun streven het publiek te mobiliseren voor kunst blijft Manifesta ‘toch redelijk onafhankelijk’, zegt Fijen.

Zo meent Fijen ook dat de Manifesta en de Hermitage wel degelijk kritisch zijn geweest op het repressieve Russische bewind, alleen niet in slogans. Het antihomowet-protest dat Toneelgroep Amsterdam een jaar eerder bij een optreden tijdens een theaterfestival in Sint-Petersburg liet horen, bracht weliswaar wat positieve publiciteit in Nederland, maar het organiserende festival krijgt nu geen financiële ondersteuning meer van de Russische overheid. Bij diplomatie gaat het om iets anders dan (luid) protest, het is geen activisme. Het zoekt een ‘kritische antwoord in de vorm van een dialoog’ op lange termijn. Tijdens alle opschudding hield Fijen hier stellig aan vast. Ze stelt dat een gesprek met een lastige partner meer teweeg kan brengen dan een boycot.

V&A directeur Martin Roth is het met haar eens: ‘In gesprek gaan met landen is altijd beter dan ze te boycotten. Contact is op de lange termijn de enige manier om verandering te bewerkstelligen.’ (4) De Iraakse, Iranese en Chinese voorbeelden bevestigen dit. Moderne culturele diplomatie, met de kunst als bemiddelaar.

Vincent van Velsen is kunsthistoricus, schrijver en curator. Hij is redacteur bij Platform BK, Lokaal01 en cultuurplatform We Are Public. Daarnaast is hij lid van de programmeringscommissie van Kunsthuis SYB.

(1) Galit Eilat, ‘A Curator’s Ethical Codes in Conflict Zones’, in Nina Möntmann (ed.), Scandalous, Sternberg Press, Berlijn 2014

(2) Nina Möntmann, The Rise and Fall of New Institutionalism, Perspectives on a Possible Future, EIPCP, Wenen 2007 & Joans Ekeberg (Ed.), ‘New Institutionalism’, Verksted#1, Office for Contemporary Art, Oslo 2003

(3) Cristina Ruiz, ‘Curators as Kissingers: Can Museums Repair Diplomatic Relations?’, The New Republic, oktober 2014, via: http://www.newrepublic.com/article/119884/how-museums-became-diplomatic-fixers

(4) ibidem

how-to-manual

In het design leeft de maatschappelijke ambitie onder instellingen ook, zoals bij Z33 in Hasselt. Volgens directeur Jan Boelen is het de rol van zijn kunstinstelling debatten te voeden en daarmee sociale en ethische kwesties te onderzoeken die voortvloeien uit ontwikkelingen in de wetenschap en technologie – niet het onkritisch promoten van de koopwaar van ontwerpers. Hier is een parallel met de recente tentoonstelling Disobedient Objects (26 juli 2014 – 1 februari 2015) in het Victoria & Albert Museum in Londen. De curatoren Catherine Flood en Gavin Grindon kozen ervoor in te gaan op de sociale relevantie van het object en stelden gebruiksvoorwerpen centraal met een activistische ondertoon. De handleiding voor traangasmaskers van petflessen is afgelopen maanden veelvuldig gedownload door demonstranten en betogers in Ferguson (Missouri, VS) en Hong Kong.

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen