metropolis m

Rafaël Rozendaal

Het wordt tijd digitale kunst te bevrijden van haar technologische stigma dat haar opbergt in aparte programma’s en tentoonstellingen. Daniël van der Poel over de moeizame omgang van de kunstwereld met digitale kunst.

Rafaël Rozendaal

Onlangs schreef Claire Bishop in Artforum over de ‘digital divide’ die nieuwe-mediakunst scheidt van reguliere kunstvormen. Deze breuk tekent zich scherp af op het institutionele en het academische vlak: enerzijds er is het domein van het Zentrum für Kunst und Medientechnologie (ZKM) en Ars Electronica, waarin mediatheorie de boventoon voert, anderzijds de wereld van het MoMA en de Biënnale van Venetië, waarin de kunstgeschiedenis bepalend is. Duidelijk is ook dat de nieuwe media in het geheel genomen een ondergeschikte positie hebben. Veel kunstenaars die zich affiliëren met nieuwe media prijzen de scene om zijn autonomie en technologische vooruitstrevendheid, maar weten dat deze vrijstaat tevens een getto is waar de gemiddelde kunsthandelaar, criticus of conservator zich verre van houdt.

De algemene afkeer dan wel onverschilligheid van de gevestigde kunstwereld tegenover nieuwe media heeft tastbare gevolgen. Zo blijkt uit een recentelijk door Virtueel Platform gepubliceerd onderzoek naar de collecties van Nederlandse musea voor moderne kunst dat slechts circa 1 op de 90.000 van de daarin opgenomen werken gebruik maakt van digitale apparatuur of componenten. Aan de andere kant van de scheidslijn bevinden zich kleine, experimentele instellingen zoals V2, Waag Society, Impakt en Mediamatic, die soms al tientallen jaren tentoonstellingen en workshops wijden aan nieuwe media, maar vrijwel geen kunstwerken verzamelen. Het gevolg is dat nieuwe-mediakunst wat collectievorming betreft tussen wal en schip valt.

Er lijkt langzaam verandering in te komen. Sinds enkele jaren geven verschillende musea en gerelateerde instituten meer ruimte aan nieuwe-mediakunst, waarbij er opvallend veel aandacht uitgaat naar vraagstukken over conservering en presentatie, zoals in het geval van het project Matters in Media Art van onder meer het MoMA en Tate. Ook in Nederland, waar ‘e-cultuur’ en ‘digitaal erfgoed’ ambtelijke modewoorden zijn geworden, groeit het besef dat nieuwe-mediakunst vergankelijk is en dat zij, als onmiskenbaar product van het informatietijdperk, een plek in het museale landschap verdient. De ontbinding van het Nederlands Instituut voor Mediakunst (NIMk), een van de belangrijkste kenniscentra voor (nieuwe-)mediakunst, maakte de urgentie van deze kwestie eind vorig jaar op pijnlijke wijze duidelijk. Het vormde de directe aanleiding voor een door de Stichting Behoud Moderne Kunst georganiseerde bijeenkomst over de conservering van mediakunst, op de voet gevolgd door een tweedaags symposium in het Van Abbemuseum met de titel Collecting and Presenting Born-Digital Art.

Hoewel dergelijke toenaderingen tot nieuwe media hoop bieden voor kunstenaars en theoretici die verlangen naar het prestige en de mogelijkheden van het museale circuit, leiden ze niet noodzakelijkerwijs tot werkelijke integratie en een beter kunstbegrip. Het grootste probleem is het denken in termen als nieuwe-mediakunst, born-digital art, computerkunst en digitale kunst. Deze begrippen worden aangewend om een (steeds wisselende) verzameling media, technische kenmerken en stijlen te duiden, maar zijn daarvoor te onnauwkeurig, zoals blijkt uit het feit dat bijna iedere auteur een nieuwe definitie formuleert of juist geheel achterwege laat. Het gebruik van deze stoplappen fungeert daarom in de eerste plaats als een bevestiging van de digital divide zelf, een historisch bepaalde en institutioneel verankerde maar verder tamelijk arbitraire scheidslijn door de kunst. Musea neigen ernaar dit onderscheid binnen hun muren te repliceren. Zo werkt Tate Modern aan een aparte afdeling voor nieuwe media, opende het MoMA onlangs een videogamegalerij en situeert het heropende Stedelijk Museum computerexperimenten veilig in zijn public programme – allemaal kleine, geïsoleerde ZKM’s, NIMk’s en Sonic Acts in een museale context.

Daniël van der Poel

Recente artikelen