Het nieuwe seizoen: Pascal Gielen over Sustainable Creative Labor
Door hun vele bijbaantjes gelden kunstenaars tegen wil en dank als rolmodellen van de huidige op neoliberale principes functionerende economie van flexwerkers en ZZP-ers. In Groningen wordt onder aanvoering van socioloog Pascal Gielen gediscussieerd of creatief werk niet iets duurzamer georganiseerd kan worden.
Een conferentie gewijd aan ‘sustainable creative labor’ vraagt in de eerste plaats om een definitie. Wat is ‘sustainable creative labor’? Is in de hedendaagse economie niet zowat alle arbeid creatief?
Wanneer we mensen als Richard Florida mogen geloven valt heel veel werk vandaag inderdaad creatief te noemen. Mij doet het er echter weinig toe hoe rekbaar de categorie van creatieve werknemers is. Eigen aan de huidige postfordistische conditie is juist dat steeds meer mensen op hun creativiteit worden aangesproken – ze moeten creatief zijn. Wat voor mij belangrijker is, is dat tegen deze oproep tot creativiteit veelal een symbolische vergoeding staat. Mensen moeten creatieve input leveren omdat dat ‘goed voor hun eigen is’ en goed voor hun eigen is ook dat ze het ‘niet om het geld doen’, in de eerste plaats, maar om hun ‘eigen ontwikkeling’. Creativiteit wordt dus enerzijds wel als economisch goed erkend door overheden, bedrijven, etc, maar daartegenover staat veelal een symbolisch loon. Die logica maakt dan mensen voortdurend creatieve ideeën moeten leveren om te overleveren en ook van project naar project springen, projecten combineren om aan een leefbaar inkomen te geraken. En het zijn net die arbeidsomstandigheden die een ‘duurzame creativiteit’ in het gedrang brengen. ZZP-ers slingeren van project naar project, moeten over het beste van zich geven, telkens met nieuwe ideeën komen – met als gevolg: korte-termijndenken, vermoeidheid, burn-outs. Daar slaat dus de titel van de conferentie op. Duurzame creatieve processen, de mogelijkheid om op lange termijn creatief te blijven, komen zwaar onder druk te staan.
Waarom duurzaam? Is dat niet een contradictio in terminis? Ik dacht dat ‘creatief’ niet iets ‘duurzaams’ is maar iets incidenteels en ongebruikelijks, en over het algemeen zeer beperkt houdbaar. Dat creatieve arbeid zich dus moet manifesteren en bewijzen, bijna tegen de klippen op. Of is dat een iets te romantische gedachte?
Je hebt gelijk met je stelling in de vraag dat creativiteit inderdaad iets tijdelijk is. Maar waar ons ‘duurzaamheid’ op slaat, zijn de voorwaarden die moeten gegarandeerd worden opdat mensen creatief kunnen blijven, ook op langere termijn. En deze voorwaarden slaan zowel op de sociaal-economische als op politieke voorwaarden, maar ook op logistiek niveau. Welke infrastructuur moet bijvoorbeeld een stad bieden om niet alleen creatieve mensen aan te trekken, maar ook om hun creativiteit op lange termijn te garanderen. Nu wordt te zeer naar creatieve arbeid gekeken als economisch goed, zonder al te veel vragen te stellen over, en tegemoet te komen aan de logistieke, sociale of zelfs psychische voorwaarden die moeten gegarandeerd worden om creatieve arbeiders een goede werkcontext of biotoop te bieden. Men kijkt kortom te weinig vanuit het perspectief van de creatieve leveranciers zelf.
Uit de begeleidende tekst begrijp ik dat de conferentie zich vooral richt op de neoliberale economie, haar flexibiliseringsdrift, en hoe daar als creatieve werker mee om te gaan. Er wordt gezegd dat juist kunstenaars zeer geoefende flexwerkers zijn, en daarom meer dan de gestaalde kaders uit pak ‘m beet de staalindustrie, beter weten om te gaan met de huidige omstandigheden. Zijn kunstenaars en ontwerpers echt zulke rolmodellen? En hoe dan precies? Volgens mij is het gros van de kunstenaars overal en nergens aan het bijklussen, om hopelijk nog wat tijd over te houden voor het werk waar ze werkelijk mee begaan zijn: het maken van kunst, waar alleen niet erg veel mee verdiend wordt.
Kunstenaars en ontwerpers zijn juist rolmodellen omdat ze inderdaad voortdurend moeten bijklussen om te overleven. Ik bedoel met dat woord ‘rolmodel’ dan ook niets positief. Het gaat letterlijk om een arbeidsmodel dat steeds meer door anderen wordt gevolgd, of waartoe alsmaar meer creatieve arbeiders worden gedwongen. Om de soms penibele economische omstandigheden van de kunstenaar te verdringen, wordt inderdaad een romantisch beeld opgehangen van iemand die geluk haalt uit zijn autonomie, zijn scheppingsdrang of uit zijn vermogen om creatief te zijn. Het plaatje van het rolmodel ‘kunstenaar’ is dus inderdaad niet zo rooskleurig, maar toch wordt dit als model voorgeschoteld voor steeds meer creatieve arbeiders, veelal in ZZP-statuut.
Je hebt al vaker over dit onderwerp gepubliceerd – het onderwerp lijkt je te raken? Waarom houdt het je zo bezig?
Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in maatschappelijke paradoxen. In creativiteit komen er zo vele samen. Wat kan bijvoorbeeld nog creativiteit zijn, als iedereen creatief is want moet zijn? Is creatief zijn, dan juist niet bijzonder ‘oncreatief’? Een tweede paradox vind je in de economische verwachtingen die men van creativiteit en creatieve arbeiders heeft, maar daar tegenover bijzonder weinig wil in investeren. Een derde paradox vind je in het kunstonderwijs. Daar wil men de creativiteit nog opvoeren door vakken in te richten over creatief ondernemerschap, maar ook werkshops en colleges interdisciplinair creëren etc. inricht. Grappig is steeds meer creatieve opleidingen dit doen om zichzelf te profileren, met als gevolg dat ze allemaal hetzelfde doen. Ze zijn dus zelf bijzonder ‘oncreatief’. Maar wat me vooral drijft in dit onderzoek, is dat de vlag van de creativiteit wordt ingezet om mensen zowel economisch als psychisch uit te buiten. De vraag is: hoe kan je komen tot betere structuren van zelforganisatie, maar ook naar betere wetgeving en sociale zekerheidsstructuren om dergelijke uitbuiting tegen te gaan.
Wat is het doel van de conferentie. Er zijn lezingen maar ook workshops.
Komen tot een betere zelforganisatie is dus het doel van de conferentie. Vandaar ook de workshops met concrete ‘hands-on’ voorbeelden om op mogelijke alternatieven te wijzen. Maar dat kan je niet zonder ook oog te hebben voor het grotere sociaal-politieke verhaal waaruit deze creatieve werkomstandigheden voortspruiten. Vandaar toch ook een meer theoretische insteek via key-notes.
Voor wie is hij bestemd, de creatieve werker, of ook de niet-creatieve werker?
De conferentie is zeker voor creatieve werkers bestemd. Maar waar ik op hoop is dat ook beleidsmakers, bedrijfsleiders en vooral ook vakbonden geïnteresseerd zijn. De laatsten moeten immers hoognodig aan de slag om betere werkomstandigheden te genereren voor deze ‘nieuwe’ manieren van werken. Van vakbonden weet ik dat ze het laatste decennia veel leden hebben verloren. Een belangrijke reden daarvoor is dat ze nooit een goed antwoord hebben kunnen bieden op het postfordisme. Ze werken veelal nog met een fordistisch arbeidsmodel, met collectieve arbeidsgaranties. Luisteren naar kunstenaars zou hen kunnen helpen om aan de nieuwe noden van arbeiders tegemoet te komen, nieuwe modellen te bedenken. In die zin kan inderdaad de kunstenaar als een rolmodel worden begrepen.
Sustainable Creativity in the Postfordist Condition
Rijksuniversiteit Groningen
4 & 5 september
Pascal Gielen is socioloog en verbonden aan de letteren faculteit van de RUG en Fontys Hogeschool Tilburg CV
…………………………………………………………………………………………………………….
Unfinished Systems of Non-Knowledge (Part 1)
De Appel – locatie De Waag Amsterdam
6 september 2014
In het prachtige Theatrum Anatomicum in De Waag wordt een middag gedebateerd over de relatie tussen kunst en kennis. Deelnemers zijn onder meer Jochen Dehn, Natasha Ginwala en Vincent Icke. De bijeenkomst is samengesteld door curator, schrijver en onderzoeker Christel Vesters.
…………………………………………………………………………………………………………….
Day of the Young Artist
Kunstpodium T, locatie Museum De Pont Tilburg
8 september
Kunstpodium T presenteert op maandag 8 september 2014, in samenwerking met museum De Pont, de tweede editie van de ‘Dag van de Jonge Kunstenaar’, ditmaal in een internationaal jasje; ‘Day of the Young Artist’. De dag zal van start gaan met een openingswoord door Hendrik Driessen, directeur van museum De Pont, gevolgd door een keynote lezing van Pascal Gielen, kunstcriticus en lector aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten Tilburg. Thom Puckey, jaarmeester (adviseur voor Kunstpodium T 2014-15) voor het befaamde Leerling/Meester project seizoen 2014-2015 gaat in gesprek over de positionering van de jonge kunstenaar. Daarnaast zullen er presentaties, workshops, gesprekken en lezingen zijn. Bovenal is de ‘Day of the Young Artist’ de perfecte plek elkaar te ontmoeten, ervaringen uit te wisselen en nieuwe verbindingen aan te gaan.
…………………………………………………………………………………………………………….
Positions Debate
Van Abbemuseum Eindhoven
13 september
In het Van Abbemuseum verzorgen Céline Condorelli en Lawrence Abu Hamdan presentaties over hun werk in de tentoonstelling Positions. Condorelli gaat in debat met filosoof Johan Hartle. Lawrence Abu Hamdan praat met curator Nick Aikens.
…………………………………………………………………………………………………………….
The Museum as a Workshop
Centraal Museum Utrecht
23 september
BIJNA UITVERKOCHT
Centraal Museum in Utrecht organiseert een symposium rondom het onderwerp van de publieksparticipatie. Afgelopen jaren heeft het museum geëxperimenteerd met geïntegreerde workshops in tentoonstellingen, in een poging het publiek op alternatieve manieren bij kunst te betrekken. Op de conferentie delen museumdirecteuren en conservatoren uit heel Europa hun ervaringen op dit vlak.
Met Johan Holten, Pontus Kyander, Hélène Guenin, Ronit Eden, Barbur Gallery Jerusalem, Maria Hlavajova, Laurent Lebon en vele anderen.
…………………………………………………………………………………………………………….
Metamodernism-The Return of History
Stedelijk Museum Amsterdam
25 september 2014
UITVERKOCHT
Dit internationale symposium maakt een cognitieve plattegrond waarop de veranderende contouren van ons dagelijks leven zich aftekenen, om zo duiding te geven aan de paradigmaverschuiving die sinds de jaren ’80 in gang is gezet. Sprekers als Francis Fukuyama, Camille de Toledo, Nina Power, Michel Bauwens en Adam Thirlwell zijn uitgenodigd om hun visie te geven op het discours van een generatie: van de historische omwenteling in 1989 na de val van de Berlijnse Muur, het aanbreken van een nieuw tijdperk na de terroristische aanslagen in 2001 en de wereldwijde momenten van (financiële en/of politieke) crisis in 2008 en 2011 tot het huidige moment dat we collectief als ‘hedendaags’ benoemen.
…………………………………………………………………………………………………………….
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M