Studio-estafette #6: Jasper Hagenaar
Bijna altijd is een studio visit met een kunstenaar een totale verrassing. Anders dan bij andere afspraken is er geen vaststaand parcours wat betreft vorm en inhoud. Er is niet het vaststaande gegeven van een tafel en stoelen, koffie en een glaasje water. Ook inhoudelijk zijn gesprekken altijd een verrassing, om eerlijk te zijn heb ik de gekste gesprekken met kunstenaars. Soms, midden in zo’n gesprek denk ik dan, ‘dit gelooft echt niemand als ik het navertel!’ Kunstenaars praten dan over transformeren tot een vis, flesjes saus die tegen hen praten, of ze blazen de hele tijd ballonnen op, het werk moet immers doorgaan. (Deze voorbeelden komen niet uit de serie studio visits voor Metropolis M!). Daarom is het altijd op een leuke manier spannend op studio bezoek te gaan. Bij Jasper Hagenaar is er een tafel, en er zijn stoelen. Er is water uit een fles en gebak. Mijn schouders gaan een centimeter naar beneden.
Dan moet ik nog iets anders toegeven, ik vind het lastig om over schilderkunst te schrijven. Dus ik ben wat onthand, onzeker. Dat ik dat lastig vind, heeft te maken met het medium zelf. Je kan natuurlijk schrijven over wat je ziet: beschrijvend te werk gaan dus. Je kan het hebben over hoe het werk gemaakt is, de techniek van het schilderen. En dan kan je het tot slot op een meta-niveau hebben over de vraag waarom er nog geschilderd wordt, wat daar de noodzaak van is en wat dat kritisch betekent.
De eerste piste maakt me oncomfortabel omdat je dan al snel ietwat wollig gaat schrijven over afgebeelde taferelen en bijbehorende connotaties dan wel emoties. Piste twee valt af omdat ik geen verf-fetisjist ben en er gewoon niet genoeg van af weet. Bepaalde keuzes voor verf of ondergrond maken dat een werk er anders uitziet, dat een kunstenaars anders te werk moet gaan maar daar stopt mijn fascinatie voor soort tube en droogtijd. De derde piste tot slot is niet de mijne omdat ik me nooit heb kunnen verhouden tot het schilderkunst-debat. Of schilderkunst nu wel of niet dood is, voelt toch altijd een beetje als een rare discussie. Er wordt overduidelijk nog volop en levendig geschilderd. Boeken en kunstkritiek worden ook periodiek te grave gedragen maar we schrijven rustig verder. (Al lees ik wel met plezier het werk van David Joselit over schilderen of Jan Verwoert die schreef over waarom kunstenaars juist wel weer schilderen).
Een derde bedenking dan wel confessie is dat het werk van Hagenaar online totaal niet overkomt (ik wilde ‘niet uit de verf komt’ schrijven maar dat is dan zo’n onbedoeld een-tweetje dat ik het even bij ‘overkomen’ houd). En dat is geen kritiek maar een vaststelling. Anders dan werken die gemaakt worden met het oog op een lekkere online weergave, is dit werk niet meteen nieuwe media proof. Op de website van Hagenaar zelf staat het werk wat verloren in een groot ietwat rozig veld van je tabblad. Op de website van zijn galerie, Jeanine Hofland, staat het werk omkaderd door andere afbeeldingen en verschillende fonts die de nieuwe site nu combineert. Dat geeft diepte, levendigheid en maakt het werk meer van nu. Dus ik ging ietwat schoorvoetend naar deze studio visit, denkende dat ik echt niets zou kunnen schrijven achteraf.
En natuurlijk zou ik dat niet allemaal schrijven als het niet goed afloopt. Hagenaar heeft niet alleen meubilair waarop we even kunnen zitten, te drinken en te eten, maar het werk zelf is, en daar draait het natuurlijk echt om, in levende lijve heel driedimensionaal en ook voor een onthande schrijver is er genoeg te vertellen. Zo’n tien jaar geleden rondde Hagenaar een tweejarige residentie aan de Rijksakademie af. Die periode was vooral een worsteling met het afschudden van wat voor hem was gaan voelen als een succesvol trucje. Hij maakte schilderijen die leken op wat we nu ‘zombie abstraction’ noemen (met Google Image search krijg je daar meteen een goed beeld van, nogal gelijk stemmige schilderijen met woeste vegen en kleurpatronen). Het effect van die stijl overheerste de stemming, de gemoedstoestand van het werk. En eigenlijk wilde Hagenaar juist dat op de voorgrond plaatsen. Hij is sinds die tijd realistischer gaan werken. En van groot belang: het onderwerp en de manier van schilderen moeten samenvallen, gaan een verbond met elkaar aan. Sommige werken en hun onderwerpen vragen om een snelle schilderstijl die vaart en dramatiek geeft aan het werk, anderen juist om een meer verstilde stijl. (Een piste twee opmerking: Hagenaar schildert op houten panelen en met uiteenlopende soorten verf).
Op het moment dat ik langskom, is hij het werk voor Liste 2016 (midden juni) aan het voorbereiden. Meerdere werken staan tegen de muur, een aantal hangt. Hagenaar is aan het kijken welke werken, in welke volgorde er mee moeten. De inrichting van een tentoonstelling is heel belangrijk voor hem, een wezenlijk onderdeel van het werk. Dat kwam in de tentoonstelling The Attic bij zijn galerie goed tot uitdrukking. Hier bouwde hij een scenografie voor het werk die de zolderkamer als plek van herinneringen extra kracht bijzette. Als uitnodiging koos hij voor een Google Maps beeld van een huis (eerder een villa) en een stuk uit de screenplay van Miami Vice. Zo wilde hij mensen grijpen om te komen kijken, via de weg van de onlogica en verwarring. Schilderkunst is namelijk een traag medium dat langzaam kijken vraagt en wil je dat bereiken, dan moet je als kunstenaar extra registers opentrekken.
Hagenaar werkt snel, en halverwege het werk komt er dan richting in hoe het schilderij zich ontwikkelt. Hij werkt op basis van objecten die hij bouwt en dan vervolgens schildert, fotomateriaal of schetsen. Her en der staan dan ook kleine modellen van iets wat hij heeft gebouwd om het vervolgens te kunnen schilderen. Dat bouwen en vervolgens schilderen is van belang omdat het licht voor zijn werk cruciaal is. Licht zorgt namelijk voor atmosfeer, de stemming.
En die stemming is vaak een soort na-zomer gevoel. Maar dan niet alleen het zoetsappige, nagenietend in de zon met koude wijn gevoel. Er zit ook een scherp randje aan het werk, af en toe een lichte dreiging. Uit de goede horror films weten we namelijk dat net op die na-zomerse avonden waarop we eindelijk ontspannen achteruit zakken, het noodlot toeslaat. Die potentie wordt niet verbeeld, het moment dat wordt vastgelegd is het moment tussen ultiem geluk en datgene wat daarna kan komen. Voor mij is dat steevast de teleurstelling en de pijn dat dat ultieme geluk vergankelijk is, voor Hagenaar dat hij vaak pas achteraf, terugblikkend, ziet en voelt wanneer hij ultiem gelukkig was.
De onderstroom van zijn schilderijen is vaak tijd, oergevoelens van geluk of oerobjecten (zoals een geweldige serie vazen). Een zeker Romantisch escapisme, een verlangen naar de natuur of een meer algemeen verlangen naar het niet-hier, het elders, is hem niet vreemd. Een van de werken in de studio, een klein schilderij (in cut-out of silhouette stijl) dat ook onderdeel was van The Attic, is van een onhandige aap-mens die bij een vaas en palmboom staat te twijfelen of hij de vaas al dan niet zal oppakken en er mee weglopen, het kleine trappetje af. Ik denk dat hij het niet gaat doen, zijn staart hangt er te slungelig bij en de vaas is ook te groot en zwaar.
Dit is deel zes in de studio-estafette die Maaike Lauwaert elke week naar een nieuwe kunstenaar brengt. Het vorige bezoek was aan Joncquil.
Maaike Lauwaert