In gesprek met Evelyn Taocheng Wang, winnaar Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2016
Eerder dit jaar won Evelyn Taocheng Wang al de Dorothea von Stetten-kunstprijs in Duitsland, en nu ook de Volkskrant Beeldende Kunstprijs 2016. In de wervelwind die deze nominaties hebben veroorzaakt, spreekt de geboren Chinese die na een verblijf in Frankfurt nu in Amsterdam woont, over wat iedere nieuwe omgeving betekend heeft voor haar en haar werk.
i.
‘Als ik zie wat ik in Nederland gemaakt heb, bekruipt me het gevoel dat het niet van mij is. Het is bijna onherkenbaar ten opzichte van het werk dat ik in China maakte. De vrijheid hier geeft me de mogelijkheid om verschillende richtingen in te gaan’, zegt Wang over haar kunstenaarschap in China ten opzichte van dat in Europa. En veelzijdig is het werk van Wang inderdaad — ondanks dat de opleiding die ze in China volgde haar in één duidelijke richting dreef, namelijk die van de klassiek Chinese schilderkunst: ‘Alles wat ik daar maakte moest binnen een bepaald kader passen. Het moest betekenis hebben en gedragen worden door een narratief. Het was verkapte propaganda en voelde leeg.’ Het is niet moeilijk om zich voor te stellen hoe de tien jaar dat ze in deze stijl werkte haar verlangen liet groeien om de conventies te doorbreken. Het was in Duitsland dat Chang buiten deze kaders trad. Ze studeerde aan de Städelschule in Frankfurt onder mentoraat van Willem de Rooij. Maar ook Duitsland bleek haar achteraf te rationeel, te stijf en te formeel, merkt ze als ze eenmaal begonnen is aan haar residentieperiode aan De Ateliers. In retrospectief tekenen zich voor haar zelfs overeenkomsten af tussen Duitsland en China: beide landen zijn in zichzelf gekeerd. Het maakte haar werkwijze obsessief en analytisch. In Nederland vindt ze de openheid om uit het rationalistische keurslijf los te breken. Openheid, of misschien beter verscheidenheid, karakteriseert inmiddels haar werk.
Gedreven door wat ze in de supermarkt tegenkwam, maakte Wang met acryl, olieverf en inkt een serie tekeningen waarin groente en fruit centraal staan. In Giraffe in Broccoli Garden (2016) bijvoorbeeld, schildert ze in de stijl van Vincent van Gogh een broccoli met een giraffe daarnaast. ‘Ik wil elementen inbrengen die onafhankelijk zijn, geen referenties hebben. Het bevat geen narratief. Veel meer gaat het om het materiaal.’ De intuïtieve werkwijze die ze hierin nastreeft betekent voor Wang ook het maken van keuzes die ze achteraf moeilijk kan rationaliseren. Gevolg: Wang formeert in elke tekening, hoewel bescheiden, op zichzelf staande werelden. Conceptueel zijn de werken iel, aldus de kunstenaar. Toch zijn ze leidend: ‘De tekeningen zijn werk in uitvoering, ze geven richting aan waarin ik mezelf verder wil ontwikkelen.’
ii.
In in het Stedelijk Museum was een performance van Wang te zien waarin ze een tiende-eeuws Chinees sprookje verbeeldde: Two Sights of the Elegant Mysterious Unearthly Princess Kaguya & Her Beggerly Nurtured Aristocratic Life before She Flies Away with a Shining Ship (2015) begeleidt door twee van haar films Forest, A Man (2015) en A Baby & Aristocratic Life (2015). Ze koos, anders dan in eerder videowerk, voor een strak geregisseerde opzet en een sterk geësthetiseerde bewerking van haar films. Toch is er een zichtbare constante in het werk van Wang: de persoonlijke strekking die telkens ten grondslag ligt. Paradoxaal is haar voorkeur om zichzelf daarbij tegelijkertijd uit het werk te reduceren: ‘Mijn werk heeft altijd betrekking op mijzelf als persoon, maar mag nooit te persoonlijk worden. Ik plaats het in een bepaalde context of narratief om betekenis te geven. Het is persoonlijk, maar ik wil op afstand blijven.’ De afstand geeft haar de mogelijkheid om zich aan haar kijker te adresseren en zijn vaststaande ideeën over seksualiteit, etniciteit en maatschappelijke status die de dagelijkse realiteit bepalen ter discussie te stellen. Ook in de video Reflection Paper N.1 (2013), is daartoe een aanzet. Impliciet, via een omweg: de Chinese auteur Eileen Chang die in essays en romans schrijft over beklemmende familiebanden, over het huwelijk als economische transactie, en over het China tijdens de Japanse bezetting. Wangs werk is een vrijelijke interpretatie van haar teksten. Een versnelde voice-over spreekt in Chinglish tekstfragmenten voor uit Changs werk waarin de relatie van het individu met de buitenwereld wordt besproken en de codes die daar gelden. In de film brengt Wang beelden samen van een slijmerige derrie van pasta en sojasaus waar ze met haar hand in wroet en het kapot knippen van goudgeverfde eieren. Beelden die ze vormde in haar verbeelding en vervolgens bijna onbewerkt in de film verwerkte.
iii.
Een jaar geleden werkte Wang vier maanden lang bij Chinese Jade Massage in Amsterdam. Voor haar collega’s, in afwachting van hun verblijfsvergunning, was de plek een belofte voor een gelukkig bestaan in Nederland. Voor Wang was het een noodgedwongen bijbaan. Elke dag in de massagesalon werd een onbedoelde performance, vol ongemak. In een tentoonstelling in haar galerie Fons Welters toonde ze tekeningen en notities van haar ervaringen en haar gevoel als buitenstaander in de salon, over het gekonkel van haar collega’s, intimiderende klanten en de verwarring over haar eigen seksuele identiteit. Nu, een jaar later verruimt ze haar terrein. In Kunstmuseum Bonn bouwt ze voor de Dorothea von Stetten-kunstprijs de massagesalon na tot installatie. Ze plaatst de salon in een rigide en kille setting — een echo van haar eigen jeugd in China, waar ze was omringd door communistische vormentaal. Tegelijkertijd implementeert ze Duitse romantische elementen die het tot een theatraal geheel maken. Aan de muren hangen schilderijen waarop ze Griekse amforen toont, nauwgezet van een foto nageschilderd. Voor haar een symbool van de Westerse beschaving. De representatie van het menselijk lichaam daarop is daarbij volledig tegengesteld aan de Aziatische cultuur. Om die reden laat ze de menselijke figuren op haar doeken bewust achterwege, alsof de bezoeker van de massagesalon zijn plaatsvervanger maar moet zijn.
De installatie staat in contrast met haar tekeningen. Daarin zoekt ze duidelijke afbakening, ze weert de buitenwereld af. In dit werk streeft ze juist naar meer vertoon, meer gebeurtenis en faciliteert ze het onverwachte. Tijdens de tentoonstelling kunnen bezoekers een afspraak maken om door Wang gemasseerd te worden. De eerste twintig minuten daarvan zijn gratis, het geld dat Wang in de daarop volgende minuten verdient gaat direct naar Kunstmuseum Bonn, dat in de productiekosten van het werk investeerde. ‘Ik zie het museum als mijn kredietverstrekker. Wat ik in dit museum doe moet transparant zijn.’ De buitenwereld dringt daarmee ook op een andere manier binnen: hoewel ze kiest voor een positie die niet expliciet kritisch is, klinkt er cynisme in door. Het is Wang te doen om de ondoorzichtige kunstwereld en tegelijkertijd refereert ze aan de omstandigheden in de massagesalon waar ze tweederde deel van haar verdiende geld aan moest afstaan. Door dit voorzichtige statement lijkt dit nieuwste werk, eigenlijk net zoals al haar andere werken, de uitzondering te vormen op de rest: ‘Ik streef één stijl na. En tegelijkertijd zoek ik daarbinnen naar tegenstellingen’, zegt Wang.
DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M Nr 3-2016 AFTER 80s. BESTEL DIT NUMMER BIJ [email protected] (9,95 euro incl verzending)
Julia Steenhuisen, is kunsthistoricus en criticus
DOROTHEA VON STETTEN-KUNSTPREIS 2016, Junge Kunst aus den Niederlanden, 30.06. – 25.09.2016
Tien jaar de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs, Schiedams Museum, Schiedam, 8 oktober 2016 – 22 januari 2017
Julia Steenhuisen
is kunsthistoricus