C.A. Wertheim, Egel (nr. 2, voor Mia), 2018, gemengde techniek op papier, 17 x 22 cm, courtesy Cokkie Snoei, Rotterdam.
40 jaar Metropolis M – C.A. Wertheim
Een bezoek aan C.A. Wertheim in haar studio in Amsterdam, in het kader van de jubileumreeks waarin we op bezoek gaan bij kunstenaars over wie eerder in Metropolis M is gepubliceerd. Regelmatig actief als curator, is ze altijd zelf kunst blijven maken.
De dag dat C.A. Wertheim (1962) op haar zestiende toelating deed voor de Gerrit Rietveld Academie kwam ze uit Zeeland met haar moeder en een volle map onder de arm. Zo jong en klein dat een van de commissieleden de deur opende en ervan uitging dat ze haar moeder vergezelde in plaats van andersom. Wertheim is nog steeds klein en ontvangt me ontspannen in een grijs T-shirt en spijkerbroek in haar Amsterdamse atelier. Een klein beetje de grijns van Ciske de Rat, maar ook bij vlagen wat nerveus voor iemand die zo schalks kan kijken.
In de aanloop naar ons gesprek mailden we wat over en weer, en waarschuwde ze me dat de luwte een bijzonder prettige plek is om in te werken. Waarschuwen, want met mijn vragen en verlangen tot uitgraving van een kunstenaarsleven frustreer ik de kalmte enigszins. Na de stress en het succes van de bijzondere tentoonstelling House for Sale die ze samen met Anne van As heeft samengesteld, moet Wertheim haar draai weer vinden en daar kan ze geen pottenkijkers bij gebruiken. Buiten de noodzaak om geld te genereren is het hoogste doel om rustig door te kunnen werken. Druk van buitenaf werkt daarbij averechts. Tijdens haar residentie aan Ateliers ’63 kwam er om precies die reden tussen 1984 en 1986 niets nuttigs uit haar handen. Het abstracte werk dat ze toen maakte en waarvan ze nooit wist of en wanneer het af was, mag geen naam hebben. De heren kwamen wekelijks op bezoek en zaten dan op een stoeltje te kijken hoe zij zich verbaal verantwoordde. Ze voelde er weinig voor, iets wat ze eerder al heel duidelijk had gemaakt in haar scriptie voor de Rietveld. De scriptie met de titel Bekijk het maar bestond uit een collage van beelden en teksten van andere kunstenaars die haar inspireerden. Geen tekst, geen uitleg. Hier schemerde al een beetje de deugniet Wertheim doorheen die tot aan de kunstacademie niets van school moest hebben.
Omdat ze graag tekende, wilde ze in groep acht al naar de kunstacademie. Op haar veertiende ging ze in de leer bij een kunstenaar uit het dorp en stelde ze een portfolio samen met stillevens, portretten en landschappen. Dezelfde portfolio waarmee ze de Rietveld binnenstapte, dusdanig door haar leermeester beïnvloed dat ze zichzelf nog ternauwernood in dat werk kan herkennen. Maar dat is ook het goede aan het leren van een ander. Kennis vergaren om het later volledig los te kunnen laten en geduld kweken om het leed van het drogen van de aquarel aan te kunnen. Op de schouders van anderen staan bleek ook in een later stadium van haar ontwikkeling cruciaal en gelijk de eerste stap richting succes: een serie zelfportretten gebaseerd op oude meesters en geschilderd op textiel van allerlei soort. Met wat kleine aanpassingen voegde Wertheim haar gelaatstrekken naar die van Rembrandt of Frans Hals. Deels uit respect voor alle mooie en klassieke werken, deels uit verlangen om tegen die heilige huisjes te schoppen en ze van nieuwe context te voorzien. Emuleren, maar net zo dat surrealisme het wint van realisme.
[blockquote]De kick om aan het einde van de dag iets goeds te hebben geproduceerd, went gelukkig nooit. Het is verslavend
Ateliers ’63 bleek een prettige overgang naar een eigen praktijk omdat het ritme van dagelijkse inmenging op de Rietveld werd teruggewerkt naar eenmaal per week in Haarlem, waar de opleiding toen nog gevestigd was. De inmenging werd vervolgens in haar eigen studio verder afgezwakt tot onregelmatige maar vrijwillige atelierbezoeken van diverse eigen relaties. Het concept doorwerken kreeg wat meer om het lijf en ze vond de lol die ze tijdens haar residentie was kwijtgeraakt weer terug. Het eerdere abstracte werk wisselde ze af met wat zelfportretjes. Wertheim had te veel mededogen om anderen net zo genadeloos als zichzelf af te beelden. Na wat realistisch gepruts met portretten van anderen besloot ze het bij haar eigen fysionomie te houden.
Wertheim bloeide op. Cokkie Snoei, die net een galerie was begonnen in Rotterdam, bleek in 1989 naarstig op zoek te zijn naar iemand voor de komende tentoonstelling. Het atelier van de kunstenaar die ze in eerste instantie op het oog had was afgebrand en dus stond Snoei met lege handen. ‘De een z’n dood is de ander z’n brood’, grapt Wertheim, die een kleine twee jaar geleden haar meest recente solo bij Snoei had.
Het succes van de oude-meesterserie overviel haar en de druk die ze voelde om dat te blijven produceren was niet makkelijk te weerstaan. Na een tijdje was het sap volledig aan de boom onttrokken. De laatste, ongeïnspireerde werken uit die serie vernietigde ze. Succes is relatief en komt voor Wertheim vooral in de vorm van een nieuwe stap in haar werk. De kick om aan het einde van de dag iets goeds te hebben geproduceerd, went gelukkig nooit. Het is verslavend. Nu, na 36 jaar praktijk is Wertheim wel aan haar eigen beeldtaal gewend, en dus verrast ze zichzelf zelden nog. Maar de dagen dat het lukt zijn goede dagen. Dit zijn de dagen die het niet al te rooskleurige financiële plaatje goedmaken.
Wat daarbij niet helpt, is de indruk dat elke vorm van worsteling passé is. Met de intrede van begrippen als ‘professionalisering’ en de glamour van een mondiale kunstmarkt die opeens als maatstaf voor de rest van de piramide dienst moet doen, worden moeizame tijden angstvallig stilgehouden. De ruimte tussen aan de grond zitten en aan de top staan beslaat een heel spectrum. Ergens op dat spectrum bevindt Wertheim zich, die haar werk altijd is blijven produceren en tonen.
Hoe dan ook, het allerergste zou het maken van therapeutische kunst zijn. Goed werk is multidimensionaal, zegt iets over de wereld maar appelleert ook aan het herkenningsvermogen van anderen
Ze heet trouwens Ineke in het klein, Catharina Alida languit en in het groot. C.A. Wertheim leest genderneutraal, wat deels ook de bedoeling was. Met textiel werken is altijd een beetje in het vrouwenverdomhoekje geplaatst, en zo zaaide Wertheim wat verwarring die ze vervolgens met een vleugje mysterie kon oogsten. Voorletters als beschermend laagje tussen Ineke en de toeschouwer in zodat het intens persoonlijke werk zich niet helemaal blootgeeft in de slag om interpretatie. Persoonlijk werk om redenen die niet direct te achterhalen vallen.
Voor iemand wier grootste kick het maken van nieuwe stappen is blijkt ze, vindt ze zelf ook, toch altijd weer een begrensd mens te zijn. Ze beweegt van de ene serie naar de ander, denkt zelf grote stappen te hebben gezet en wordt dan toch heel erg typisch bevonden door de buitenwereld. Wertheim vindt dat ze regelmatig van stijl wisselt, maar dat keurslijf blijkt lastig los te rijgen. In positieve zin, opper ik, kun je het zien als een bepaalde gevoeligheid die er altijd in zit waarbij de vorm weliswaar verandert, maar de koers alsnog constant blijft?
Misschien, twijfelt ze. Hoe dan ook, het allerergste zou het maken van therapeutische kunst zijn. Goed werk is multidimensionaal, zegt iets over de wereld maar appelleert ook aan het herkenningsvermogen van anderen. Tegelijkertijd, zo redeneert Wertheim, geeft het maken van kunst een soort levensvervulling en is het in die zin altijd therapeutisch. De werken waarmee je de smaak te pakken krijgt hoeven in een later stadium niet te worden afgeschreven. Wertheim wil de deur wagenwijd openhouden. Alles lekker door laten waaien, inclusief de mening over een eigen, dikwijls compacte praktijk.
Na de economische crisis zocht Wertheim naar vernieuwing. Samen met de Duitse kunstenaar Heike Kati Barath organiseert ze sinds 2011 jaarlijks de tentoonstelling Stubenhocker bij galerie Roy in Zülpich in Duitsland, met werk van Nederlandse en Duitse kunstenaars en maakt ze onderdeel uit van de kunstenaarsgroep de-Passages waar ze samen met drie anderen initiatiefnemer van is en die regelmatig exposeert. Het visuele verhaal van anderen vertellen, de macht wat uit handen van almachtige curatoren trekken en met een kunstenaarsblik naar het geheel kunnen kijken. Die uitstapjes geven wat meer moed om in het eigen werk de hobbel eindelijk te nemen en spectaculair te durven falen.
DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 5-2019. LEES OOK HET LAATSTE INTERVIEW UIT DEZE REEKS MET GERT JAN KOCKEN. NU IN METROPOLIS M NR 6-2019 NIEUWE CRITERIA. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE DIT NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected] (ovv nr 6)
Eerdere afleveringen in deze serie zijn gewijd aan Leo Vroegindeweij, Roos Theuws, Raymond Cuijpers en Nan Groot Antink
Alix de Massiac
is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts