Donghwan Kam, Plants (2021), work with Minji Choi, Open Studios Rijksakademie, Amsterdam, photo Sander van Wettum
Van stek tot museumstuk
Lange tijd stond de plant in de kunstwereld te boek als een burgerlijk attribuut maar recentelijk maakt zij een opmerkelijke revival door. Leonie Brandner, die in het kader van haar master uitgebreid onderzoek deed naar de onderlinge verhoudingen tussen de plant, de white cube en trauma, schrijft over de opgeleefde liefde voor planten in tentoonstellingen.
Hoe kunnen wij mensen de humus van het toekomstige leven worden en de vruchtbaarheid ervan garanderen – in plaats van verantwoordelijk te zijn voor de vernietiging ervan? Dat is de vraag die centraal staat in het project Surface Horizon (2021) van Jean-Marie Appriou en Marguerite Humeau, dat afgelopen zomer te zien was in de Lafayette Anticipation Gallery in Parijs. Voor de tentoonstelling hebben de twee kunstenaars een landschap gecreëerd dat tegelijkertijd vertrouwd en buitenaards aandoet, en waarin beelden worden opgeroepen van zowel catastrofe als verandering of vernieuwing. Terwijl je door een binnentuin wandelt, trekken de beelden aan je voorbij. Tussen de planten (heel, heel veel planten) zijn organische sculpturen te zien die doen denken aan menselijke en dierlijke vormen, en schilderijen die lijken te groeien.
Hoe kunnen wij mensen als humus vruchtbaarheid aanwakkeren? Het is een vraag die al enkele jaren speelt in de kunstwereld. In het licht van de huidige pandemie en de dreiging van de klimaatcatastrofe, haar verwoestende overstromingen, droogtes en bosbranden, is de zoektocht naar meer zorgzaamheid voor de levensomstandigheden van alle wezens – zowel mensen, dieren als planten – terug te zien in de kunstwereld, met name in de groeiende aanwezigheid van levende planten in tentoonstellingen en kunstwerken.
Toen in de lente van 2020 al het wegtransport tot stilstand kwam, stonden veel snijbloemen en potplanten in magazijnen te wachten op distributie. Ze waren, net als de meesten van ons, aan huis gekluisterd. In de daaropvolgende maanden kwam er voor de planten een onverwacht snel einde aan het wachten en trok de plantenmarkt met verfrist enthousiasme weer aan. Tuinieren en het kweken van planten binnenshuis, trends die de afgelopen jaren toch al aan het groeien waren, werden massaal opgepakt nu iedereen tijd te over had en er maar weinig plaatsen buitenshuis open waren om naartoe te gaan.
[blockquote]De zoektocht naar meer zorgzaamheid voor de levensomstandigheden van alle wezens – zowel mensen, dieren als planten – is terug te zien in de groeiende aanwezigheid van levende planten in tentoonstellingen en kunstwerken
Hoe kunnen wij mensen de humus van het toekomstige leven worden en de vruchtbaarheid ervan garanderen – in plaats van verantwoordelijk te zijn voor de vernietiging ervan? Dat is de vraag die centraal staat in het project Surface Horizon (2021) van Jean-Marie Appriou en Marguerite Humeau, dat afgelopen zomer te zien was in de Lafayette Anticipation Gallery in Parijs. Voor de tentoonstelling hebben de twee kunstenaars een landschap gecreëerd dat tegelijkertijd vertrouwd en buitenaards aandoet, waarin beelden worden opgeroepen van zowel catastrofe als verandering of vernieuwing. Terwijl je door een binnentuin wandelt, trekken de beelden aan je voorbij. Tussen de planten (heel veel planten) zijn organische sculpturen te zien die doen denken aan menselijke en dierlijke vormen, en schilderijen die lijken te groeien.
Hoe kunnen wij mensen, als humus, vruchtbaarheid aanwakkeren? Het is een vraag die al enkele jaren speelt in de kunstwereld. In het licht van de huidige pandemie en de dreiging van de klimaatcatastrofe, haar verwoestende overstromingen, droogtes en bosbranden, is de zoektocht naar meer zorgzaamheid voor de levensomstandigheden van alle wezens – zowel mensen, dieren als planten – terug te zien in de kunstwereld, met name in de groeiende aanwezigheid van levende planten in tentoonstellingen en kunstwerken.
Toen in de lente van 2020 al het wegtransport tot stilstand kwam, stonden veel snijbloemen en potplanten in magazijnen te wachten op distributie. Ze waren, net als de meesten van ons, aan huis gekluisterd. In de daaropvolgende maanden kwam er voor de planten een onverwacht snel einde aan het wachten en trok de plantenmarkt met verfrist enthousiasme weer aan. Tuinieren en het kweken van planten binnenshuis, trends die de afgelopen jaren toch al aan het groeien waren, werden massaal opgepakt nu iedereen tijd te over had en er maar weinig plaatsen buitenshuis open waren om naartoe te gaan.
Maar niet alleen binnenshuis groeiden en bloeiden de planten, ook de kunstmusea werden groener. Er werden meerdere tentoonstellingen georganiseerd met planten in de hoofdrol, zoals het project The Botanical Mind (2021) van het Camden Art Centre in Londen, gewijd aan de helende kracht van planten, en de expositie Natureculture (2021) in Fondation Beyeler in Basel rondom hedendaagse en historische verbeeldingen van de natuur. Dichter bij huis organiseerde Framer Framed in Amsterdam On the Nature of Botanical Gardens (2020) over de politieke aard van de botanische tuin.
Daarnaast groeide ook het aantal kunstenaars dat met echte planten op zaal werkt, zoals Rachid Johnson al in 2016 deed in zijn reizende geluidsinstallatie Antoine’s Organ, een omvangrijke gridachtige stellage vol planten en schermen, die wordt geactiveerd met live muziek vanaf een onder het groen verborgen hangende piano. In Nederland trok Arvo Leo aandacht met installaties rond de geestverruimende kracht van planten, eerst op de Rijksakademie (2017) en recent nog in een groepsexpositie bij kunstinitiatief Bologna.cc in Amsterdam. Tijdens de afgelopen Open Studios van de Rijksakademie bestond ook het project Plants (2021) van Donghwan Kam volledig uit planten. De planten waren ooit achtergelaten door alumni en werden door hem bijeengebracht op de gang. Donghwan vond dat ook deze afdankertjes bestaansrecht hadden en nam een verzorgende rol op zich door ze water te geven, te snoeien en te verpotten. Geleidelijk groeide de collectie uit tot een soort plantenweeshuis, waar ook allerlei planten van buiten het gebouw onderdak konden krijgen. Ook Inge Meijer dook in het plantenleven met haar onderzoek naar planten in de naoorlogse tentoonstellingen in het Stedelijk, waar ze een fotoboek aan wijdde. Afgelopen zomer exposeerde ze haar recentere onderzoek naar tuinen in auto’s bij kunsthuis SYB. Het kreeg deze herfst een vervolg in een solo-expositie bij Galerie Akinci in Amsterdam.
Ecologie
Het kweken van potplanten lijkt vaak gelijkgesteld te worden aan het cultiveren van een gelukkig huis, aan welzijn en een bepaalde millennial lifestyle. Althans, dat is wat veel blogs, tijdschriftartikelen en woonadvertenties de lezer doen geloven. Het gebruik van potplanten in de kunst daarentegen lijkt naast connotaties met huiselijkheid ook om andere, meer kritische zaken te gaan. Planten dienen hier vaak als metaforische reflectie op hoe we omgaan met plantensoorten in een tijd van ecologische catastrofe. Potplanten zijn overwegend tropisch. Ze zijn ontworteld en verplaatst om onze Europese huizen te versieren. Ze zijn ontegenzeggelijk gedomesticeerd. Domesticatie heeft evenveel te maken met controle en heerschappij als met het verzekeren van bloei voor de gedomesticeerde plant. Aangezien potplanten in de meeste gevallen een geschiedenis hebben van uitbuiting, ontworteling en ontheemding, en soms zelfs bijna zijn uitgestorven in het wild, rijst de vraag hoe ze kunnen dienen als katalysator voor geluk in huizen of ecologisch verantwoord denken in de hedendaagse kunst. Het antwoord daarop is niet snel gegeven. De plant brengt een complex van paradoxen en bijna vergeten geschiedenissen met zich mee. De keuze ervoor ligt veel ingewikkelder dan je zou denken.
De geschiedenis van het kweken van planten binnenshuis is er een die begint rond dezelfde tijd als het einde van de pest, rond 1600. De vroegst bekende afbeelding van een kamerplant dateert uit 1604 en is een illustratie van de Somerset House Conference geschilderd door John de Critz. Het toont een groep mannen rond een tafel terwijl een onspectaculaire heester de rechterhoek van de kamer siert. De geschilderde plant op zich was niet bijzonder: Albrecht Dürer schilderde honderd jaar daarvoor al eens een paar plukken gras in de hem kenmerkende observerende en precieze stijl. Wel bijzonder is het feit dat dit de eerste afbeelding was waarop een plant binnenshuis werd afgebeeld. (1) De natuur die wij binnenshuis laten groeien is vaak niet de natuur die voor onze deur groeit. In zekere zin zijn potplanten overblijfselen van een koloniale geschiedenis, ze kwamen onze huizen binnen toen de koloniale handelsroutes toegankelijker werden.
Vanaf 1800 werden planten ons vaste gezelschap binnenshuis maar, zoals dat gaat met alles, was hun populariteit onderhevig aan de trends van het moment. Lange tijd gold hoe meer, hoe beter. Vooral in Victoriaanse huizen, waar potplanten een statussymbool voor de rijken en welgestelden werden. De komst van het modernisme rond de eeuwwisseling van de twintigste eeuw maakte echter korte metten met alle pietluttige versiering in huis, zo ook met de overvloed waarin de plant zo welig tierde. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog en de verwoestende Spaanse Griep die daarop volgde, waren cactussen nog een van de weinige planten die in huis werden toegelaten. Alleen zij pasten bij de nieuwe ideeën van een sobere inrichting van het interieur. (2)
In een tijd waarin intermenselijke interacties sterk waren verminderd, bleken potplanten de perfecte plaatsvervangers voor mensen
De Tweede Wereldoorlog bracht nog een verandering. Op zoek naar werk trokken steeds meer mensen van het platteland richting de steden. Ze verhuisden naar kleinere woonruimtes, meestal zonder tuin of balkon, waarmee hun behoefte om iets groens in huis te halen steeg. Omdat tegelijkertijd aan de randen van steden steeds meer groen werd opgeofferd aan beton, ontstond een groeiende behoefte voor het verplaatsen van groen van buiten naar binnen. (3) Hieraan verwant is het verhaal van directeur van het Stedelijk Museum Willem Sandberg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, nog voordat hij was aangesteld bij het Stedelijk, werd hij onder dwang gescheiden van zijn gezin. Zijn vrouw en zoon kwamen in de gevangenis terecht, en Sandberg zelf kon niet anders dan onderduiken. Toen de oorlog ten einde kwam werd het gezin herenigd en keerde in april 1945 terug naar huis. Slechts een enkele kamerplant had hun afwezigheid overleefd: een bijzonder winterharde Monstera Deliciosa die op één blad na alles had verloren. Om het huis opnieuw te vullen, doneerden vrienden en familie stekjes van hun eigen planten. Al snel stond het huis van de familie Sandberg weer helemaal vol met planten.
Toen het huis overwoekerd dreigde te raken, verhuisde de vers benoemde directeur een deel van de planten uit zijn eigen huis naar zijn nieuwe werkplek in het Stedelijk. De eerste plant die de verhuizing maakte was de Monstera Deliciosa die de afwezigheid van de familie Sandberg tijdens de oorlogstijd had overleefd. (4) Het was niet Sandbergs doel om met de plant een klassieke tempel voor de kunst in te richten maar om van het museum een waarachtig huis voor de kunst te maken. Dit blijkt uit het manifest dat hij in die periode schreef en dat jaren later pas werd uitgegeven:
we zoeken naar een omgeving
waar de voorhoede zich thuis kan voelen
open
helder
op menselijke schaal
geen grote hallen, statietrappen, bovenlicht
deuren als poorten, geüniformeerde beambten
maar een oord, waar men durft te praten, te zoenen, hardop te
lachen, zichzelf te zijn
… (fragment, 1959)
Voor Sandberg maakten planten een belangrijk deel uit van zo’n omgeving en al gauw stonden de trappenhuizen, gangen en tentoonstellingszalen vol.
In de daaropvolgende decennia hebben veel kunstenaars levende planten in hun werk opgenomen, en keer op keer schemert de notie van zorg voor onze planeet en haar bewoners erin door. In lijn met Sandbergs voornemen om een thuis voor kunst en mensen te cultiveren, maakte Hélio Oiticica met zijn werk Tropicália (1966) misschien wel het allereerste avant-garde kunstwerk waarin planten als materiaal werden gebruikt. Het werk stelt mede via de plant de politieke potentie van samenkomen en samen zijn aan de orde.
Als we aan zorg denken, denken we meestal aan handelingen, dingen die moeten gebeuren om iemand zich beter te laten voelen. Het klopt dat dit een belangrijk element van zorg is. Maar wat de huidige pandemie overduidelijk heeft gemaakt, is dat zorg ook tijd nodig heeft – tijd om te bestaan, tijd om te luisteren, tijd om samen te zijn, tijd om een handeling te herhalen en keer op keer uit te voeren. Het heeft onze kijk op het leven veranderd. Wat vroeger vanzelfsprekend en normaal was, is opeens onverklaarbaar ingewikkeld geworden — denk aan een eenvoudige knuffel of met anderen in dezelfde kamer zitten. Toen mensen er niet voor elkaar konden zijn, dienden andere wezens, waaronder planten, zich aan als gezelschap. In een tijd waarin intermenselijke interacties sterk waren verminderd, bleken potplanten de perfecte plaatsvervangers voor mensen: ze nemen een vergelijkbare hoeveelheid ruimte in een kamer in en zien er onschuldig, aantrekkelijk en weerloos uit, wat ze stuk voor stuk sympathieke individuen maakt. (5) Planten hebben tijd nodig. Ze hebben zorg nodig. Ze kunnen niet alleen gelaten worden. Het zijn net mensen.
Voor Sandberg maakten planten een belangrijk deel uit van de museale omgeving en al gauw stonden de trappenhuizen, gangen en tentoonstellingszalen vol
‘We denken alles te beheersen, maar het is het botanische dat hier echt de show heeft gestolen’, aldus Melanie Bonajo in een interview over haar werk Night Soil/Fake Paradise, een video-installatie die zich afspeelt in een tuin van potplanten. (6) Ik denk dat planten in de kunst veel meer zijn dan alleen stand-ins voor ecologisch denken, ze vertegenwoordigen sociale constructies, relaties, hoe we ons verhouden tot anderen en hoe we zelf behandeld zouden willen worden. Misschien is het toch niet zo verwonderlijk dat veel kunstenaars zich in tijden van een pandemie wenden tot botanische muzen, die meestal tropisch zijn. Wat planten zo’n voor de hand liggende keuze maakt om mee te werken, is simpelweg het gegeven dat ze aanwezig kunnen zijn op momenten dat vele anderen dat niet kunnen. Ze inspireren ons en geven ons de hoop dat wij inderdaad als humus de vruchtbaarheid van het toekomstig leven kunnen aanwakkeren — en hopelijk niet alleen de vernietiging ervan.
1 C. Horwood, Potted History: How Houseplants Took Over Our Homes, Pimpernel, 2020, p. 24.
2 C. Horwood, Potted History: How Houseplants Took Over Our Homes, Pimpernel. p. 127.
3 J. Barber, Potted history of houseplants in our houses and collections. National Trust, 16.12.2019, https://www.nationaltrust.org.uk/features/potted-history-of-houseplants-in-our-houses-and-collections
4 I. Meijer, The Plant Collection, Roma Publication, 2019.
5 F. Kahn, ‘A Plant as Familiar: The Use of Plants in Contemporary Art’, Bad At Sports, December 2012, http://badatsports.com/2013/a-plant-as-familiar-the-use-of-plants-in-contemporary-art
6 M. Bonajo & N. Ginwala, Melanie Bonajo ‘Night Soil / Fake Paradise’, 2014, online op Vdrome, p. 3.
Leonie Brandner
is kunstenaar, ze schreef een scriptie over de therapeutische waarde van planten en de white cube bij de verwerking van trauma