metropolis m

Muurschildering in Belgrado, die later bewerkt is door tegenstanders van de Poetin-vriendelijke politiek van het land, courtesy Radio Free Europe

In de reeks over de invloed van populistische politiek op de kunst in Europa bespreekt Annosh Urbanke vandaag Servië, waar de ondersteuning van kunst geen politieke prioriteit heeft en instellingen, na enkele gevallen van censuur, steeds vaker op zoek gaan naar internationale sponsoren om hun kritische programma’s overeind te houden.

Het is geen uitgemaakte zaak wie momenteel het politieke overwicht heeft in Servië. In het post-socialistische en neoliberale klimaat zijn er steeds meer splitsingen die het politiek-culturele landschap opdelen in verschillende fracties. In Belgrado, Novi Sad en een aantal andere steden in Servië is dit duidelijk zichtbaar in het straatbeeld. Sinds meer dan een jaar is er een graffiti-oorlog tussen aanhangers van politiek tegengestelde groeperingen. Het leidde recent nog tot een confrontatie tussen pro-Russische en pro-Oekraïense aanhangers. Een aantal weken na de Russische invasie in Oekraïne was eerst het portret van Poetin met op de achtergrond Russische en Servische vlaggen en het woord БРАТ (‘broeder’ in het Servisch) op de muur aangebracht, dat vervolgens werd beklad met woorden als УБИЦА (ubica is moordenaar), waarbij de ogen van Poetin bloeddorstig rood werden gemaakt.

De verdeeldheid speelt ook bij de discussie rond een mogelijke toetreding van Servië tot de EU, waarbij een voorwaarde de erkenning van Kosovo als een onafhankelijke staat is. Het scheidt de Europagezinde voorstanders van nationalistische tegenstanders, een splitsing die terugkeert in de respons op de oorlog in Oekraïne, waarbij een deel van de bevolking Rusland steunt en een ander deel juist fanatiek de onafhankelijkheid van Oekraïne verdedigt.

De verwoestende gebeurtenissen van de Joegoslavische oorlogen in het laatste decennium van de twintigste eeuw hebben directe en indirecte gevolgen voor de hedendaagse kunst en cultuur. Op de oorlog volgde een periode van chaos en onzekerheid. De tegenstellingen onder de bevolking, ook tussen kunstenaars, zorgen steeds weer voor controverses. Illustratief is een project van het kunstcollectief Led Art, dat zich laat lezen als een aanklacht en als een smeekbede. De groep bevriest eigen werken en die van andere kunstenaars in een koelwagen bij -20 graden Celsius. Met het idee van bevriezing symboliseren ze het kille klimaat in een samenleving die zich als een rollercoaster beweegt tussen totalitarisme, de ontregeling van ideologieën en de staat: een omgeving onderhevig aan oorlog, bruut geweld, politieke transformaties en sociale transitie. Anderzijds staat het bevriezen ook voor een winterslaap, waarin bewezen waarden en kwaliteiten worden behoed voor verdere aantasting, in de hoop dat de toekomst de dooi zal brengen die alles doet ontwaken en leidt tot een nieuw begin.1 

Minimale steun en alternatieve routes

Het geld dat de Servische staat voor cultuur uittrekt is gering, minder dan 1% van de begroting, wat niet eens genoeg is voor het onderhoud van de gebouwen. Met een dergelijk budget is het onmogelijk om te investeren in de ontwikkeling van cultuur, concludeert Sanja Kojić Mladenov, die ik spreek vanuit haar positie als curator in het hedendaags kunstmuseum in Novi Sad. Musea ontvangen een deel van de financiering uit de staatsbegroting, maar aangezien dit niet genoeg is voor het normale werk, zijn zij genoodzaakt fondsen aan te vragen en te zoeken naar andere bronnen, bijvoorbeeld Europese steunprojecten zoals Creative Europe en (buitenlandse) sponsoren. 

Het is een beeld dat je ook ziet bij kleinere instellingen. Er wordt toenemend internationaal gezocht naar financiering. De onafhankelijke organisatie kuda.org uit Novi Sad heeft sinds 2001 meerdere beleidswijzigingen moeten doorvoeren, waar ze het niet mee eens waren. Met als gevolg dat ze zich inmiddels merendeels op buitenlandse financieringen richten om als kritisch en activistisch platform actief te kunnen blijven. Al sinds de jaren negentig hebben ze een eigen netwerk en daarmee cultureel kapitaal in Europa opgebouwd, waarmee ze nog steeds samenwerken, vertelt oprichter Zoran Pantelić. Hierdoor blijft het voor ze mogelijk om een kritische en tegelijkertijd consistente stem in de lokale context te representeren.

De hoofdstad Belgrado kent als voormalig culturele hoofdstad van Joegoslavië een rijke geschiedenis met een aanhoudend avant-gardistisch kunstklimaat. In 1965 opende het hedendaags kunstmuseum MoCAB, passend bij het toenmalige vooruitstrevende cultuurbeleid van socialistisch Joegoslavië.2 Maar in de jaren negentig, onder het presidentschap van Slobodan Milošević, gaat het MoCAB sterk achteruit. Door gebrek aan geld wordt het gebouw slecht onderhouden. Tijdens bombardementen van de NAVO in 1999 wordt het kantoorgebouw van het museum geraakt; ook de kenmerkende enorme ramen van het gebouw sneuvelen. 

Na het Milošević-tijdperk weet het museum zich weer op te richten. Het dient een aantal jaar als een platform voor opkomende hedendaagse kunstpraktijken, zowel lokaal als internationaal. Maar de toestand van het gebouw verslechtert wederom, waardoor een grondige renovatie noodzakelijk wordt. Uit gebrek aan geld moet het museum opnieuw sluiten, dit keer van 2007 tot 2017. 

Terwijl de heropening van MoCAB op zich laat wachten, begint een aanzienlijk aantal jonge kunstenaars, kunstprofessionals, onderzoekers en studenten op twee door de overheid geïmproviseerde satellietlocaties kunstprojecten te organiseren. Maar in 2016 raakt ook hun geduld op. Ze organiseren een countdown, waarbij ze met tikkende klokken rond het museum verzamelen om hoorbaar te maken dat de renovatie lang genoeg heeft geduurd en langer uitstel niet wordt getolereerd. 

Het heeft effect. Een jaar later heropent het museum de deuren. Het is een opening die vooral de president en andere politici welkom heet en minder de lokale scene, wat wringt na zo’n lange tijd van sluiting. De kunstenaar Vladan Jeremić maakt dat kenbaar, door tijdens die avond samen met andere kunstenaars rond te lopen met papieren maskers met het portret van de president van Servië. Een actie die de situatie in Servië bespreekbaar wil maken, want hoewel bijna iedereen ontevreden is over de financiering, het amateurisme van de leidende politici en de (zelf)censuur, zijn er slechts weinigen die zich hierover openbaar uitspreken. De actie escaleert als Vladan Jeremić wordt gearresteerd voor verhoor.3 Hoewel uit mijn gesprekken in de kunstscene blijkt dat politieke uitspraken in de kunst mogelijk zijn, wordt met deze arrestatie duidelijk dat er toch wel degelijk grenzen zijn en censuur op de loer ligt. 

Een ander voorbeeld is een protest dat uiteindelijk tot de ontmanteling van een tentoonstelling leidt. In het Cultureel Centrum van Belgrado (KCB) installeert het kunstcollectief Kamerades in 2016 een tentoonstelling die werkt met materiaal van de verkiezingscampagne in 2012 en de retoriek ervan onderzoekt. Op posters, gemonteerd op de binnenzijde van de etalage van de galerie en dus zichtbaar vanaf de straat, zijn politici te zien. Vijf dagen na de opening werden vier van deze posters verwijderd zonder overleg met de kunstenaars, curatoren en directeuren van dit instituut. 

De openbare bekendmaking van de terugtrekking van het werk zorgt voor protesten tegen de censuur. Meer dan honderd cultuurwerkers en andere bezorgde burgers volgen de oproep van de kunstenaars om deel te nemen aan acties tegen het verwijderen van de foto’s. Voor de verzamelde menigte en journalisten verklaren artistiek directeur Ivana Tomanović en leden van het collectief dat onder deze omstandigheden de tentoonstelling Dirty Season – Uncensored zinloos wordt.4

Luide, verdeelde en optimistische stemmen

Tentoonstellingen van kunstenaars uit Kosovo trekken regelmatig de aandacht van partijen aan de rechterflank van het politiek spectrum. In 2020 wordt een tentoonstelling vernield van politieke striptekeningen die de groep MOMCI maakte tijdens de Joegoslavische oorlogen in de jaren negentig. Een groep in het zwart geklede en met traangas uitgeruste jongeren dringt de Stara Kapetanija Galerie binnen en haalt alle tekeningen van de muren, die ze op de grond verspreid achterlaten. Aanleiding zou de tekening van een baby zijn geweest die met de ogen wijd open afgebeeld, in een plas bloed en met een bijl in zijn hoofd te zien was. Het onderschrift ‘Crybaby – a baby who’s whiny gets an axe in the head’ was een citaat dat de tekenaar ontleende aan de pers in die tijd. Het wekte woede op in de media, waarop het collectief doodsbedreigingen ontving.5 

Het zijn niet de enige incidenten. Sanja Kojić Mladenov vertelt over de reacties op het aankaarten van de oorlogsmisdaden die in de jaren negentig door het Servische leger en paramilitaire formaties zijn begaan. Het taboe daarop leidt ertoe dat elk gesprek over de oorlogsmisdaden direct monddood wordt gemaakt, in een veelal negatieve mediacampagne. Dergelijke reacties in de media bemoeilijken het proces van verzoening en culturele samenwerking in de regio, legt ze uit.     

Ook de zichtbaarheid van onderwerpen die door de orthodoxe kerk als een bedreiging worden ervaren, zorgde vaker voor opschudding. Zelf had ze als curator te maken met directe bedreigingen van leden van rechtse partijen toen ze een tentoonstelling met Damien Hirst samenstelde in 2016. De tentoonstelling met de titel New Religion bevatte een afbeelding van een kruis dat vanwege de koppeling ervan met een schedel door sommige leden van religieuze organisaties werd gezien als een satanische bedreiging. 

Toch stemmen de ontwikkelingen niet pessimistisch. Er zijn veel nieuwe initiatieven, met name in Belgrado, die vaak met buitenlands geld worden geïnitieerd en doorgaans ook langdurig worden ondersteund. Zo zijn in de afgelopen jaren een aantal nieuwe galeries geopend die ergens in het tussenstadium van projectruimte en commerciële galerie opereren, zoals Eugster, Hestia, B2, U10 en DOTS. Door lokale curatoren en kunstenaars wordt dit als een positieve ontwikkeling ervaren. Het zorgt ervoor dat er ondanks aanhoudende bezuinigingen en onderbetaalde posities een enorme energie in de kunstscene in Servië zit. De nationale nalatigheid daargelaten, wordt er constant gezocht naar mogelijkheden om lokale en internationale projecten te realiseren en kunstinstellingen in stand te houden. 

Met dank aan gesprekken met Miroslav Karić, Sanja Kojić Mladenov, Zoran Pantelić en Vladan Jeremić. 

 

1 Nikola Džafo, ‘Exposing to the Labyrinth’ in: Led Art – Document of Time: 1993-2003, Novi Sad, 2020

2 Ćurčić, The Novi Sad Neo Avant-Garde of the 1960s and 1970s, p 176-177

3 Hito Steyerl in conversation with Rena Rädle, Artists arrested during opening in Belgrade, 17 oktober 2017, E-flux Conversations. https://conversations.e-flux.com/t/artists-arrested-during-opening-in-belgrade/7195 

4 Art Leaks announcement, Protest and withdrawal of exhibition due to censorship at the Cultural Centre of Belgrade, 17 maart 2016, Art Leaks. https://art-leaks.org/2016/03/17/protest-and-withdrawal-of-exhibition-due-to-censorship-at-the-belgrade-cultural-centre/

5 Rena Raedle, Art Workers Speak out Against Wave of Violence in Serbia, 19 oktober 2020, Art Leaks. https://art-leaks.org/2020/10/19/rena-raedle-art-workers-speak-out-against-wave-of-violence-in-serbia/

Annosh Urbanke

is onafhankelijk schrijver en curator

Recente artikelen