metropolis m

Samantha Nye, Piss Pool, 2021, detail, courtesy de kunstenaar

In neoliberale gemeenschappen worden ouderen toenemend als een probleem gezien. De jeugd wordt ondertussen afgeschermd en opgehemeld, voor zover passend binnen de norm, want anders wordt ook op hen de aanval geopend. In hun dit jaar verschenen boek Against ageism. A queer manifesto gaat Simon(e) van Saarloos dieper in op deze en nog veel meer intra- en intergenerationele vooroordelen, rassenfantasieën, klassenconflicten en intieme taboes. Staci Bu Shea gaat in gesprek met Van Saarloos over de achtergronden van het boek.

Terwijl ik dit gesprek tussen Simon(e) van Saarloos en mij bewerk, draag ik een van mijn favoriete t-shirts met de tekst ‘Don’t Mess with Trans Kids’, afgeleid van de slogan ‘Don’t mess with Texas’. Anti-trans wetgeving is wijdverspreid in de VS, gericht tegen transgender en gender non-conforme jongeren en de mensen die van hen houden. Al enige tijd roepen conservatieven op tot de bescherming van ‘de jeugd’, die symbool staat voor een nooit eindigende continuïteit van hetzelfde (cisgender, heteroseksuele en witte normativiteit), met een denkbeeldig verleden en toekomst. In het algemeen is dit een tijd waarin de reproductieve rechten draconisch zijn in de Verenigde Staten. Simon(e)van Saarloos, die daar momenteel werkt, schrijft erover in hun nieuwe boek Against Ageism: A Queer Manifesto. Het biedt een ander perspectief op leeftijd, en waarom het noodzakelijk is om onze greep op kinderen en jongvolwassenen los te laten.
*
Simon(e) van Saarloos: ‘Wat betekent het om tegen ageism te zijn? Ik ben geïnteresseerd in de manier waarop leeftijd een rol speelt in relatie tot zoveel andere thema’s, zoals gender, ras en handicap. Ze zijn onlosmakelijk verbonden.

Bij de lancering van het boek was ik in Vancouver in gesprek met Yahlnaaw en J. Logan Smilges toen Yahlnaaw zei dat het boek haar helemaal overhoop had gegooid. Na een politiek-correcte pauze van het publiek voegde ze eraan toe: “En ik vond het geweldig. Mijn eerste vraag aan Simon(e) zou zijn: gaat het wel goed met je?” Ik dacht even dat Yahlnaaw het psychologisch bedoelde, wat juist mijn angst is bij schrijven over “trauma”, toen ik besefte dat ze een soort waanzin vierde, een vermogen om verschillende theorieën, ogenschijnlijk tegengestelde identiteit en denkstructuren met elkaar te verenigen. Smilges sprak over het ongewoon en onbekend maken van fenomenen en woorden die op het eerste gezicht gewoon en bekend lijken. Mijn grootste zorg bij dit boek is dat mensen het zullen opvatten als een soort bekentenis, want als je schrijft over trans* en seksueel geweld, hebben lezers soms de neiging om het te individualiseren en zich te richten op de identitaire aspecten van het verhaal als “ik ben”-verklaringen, en het te lezen als een coming-out. De psychologische behoefte van de auteur wordt dan centraal gesteld, in plaats van het persoonlijke verhaal te zien als een urgente manier van nadenken.’

Staci Bu Shea

Ik voel me ook behoorlijk binnenstebuiten gekeerd door dit boek. Mijn focus en betrokkenheid bij het denken en oefenen met handicaps, intergenerationeel, ouderenrechtvaardigheid en stervensbegeleiding worden op nieuwe en generatieve manieren belicht.

Simon(e) van Saarloos

‘Vertel me daar eens over! Wat betekent ageism in de context van jouw werk?’

Staci Bu Shea

In mijn werk zie ik ageism als verwaarlozing en veronachtzaming van ouderen vanuit het perspectief van Disability Justice. Ik leer van velen dat jong sterven door ziekte, aandoening of ongeval voelt als een onrecht, alsof we het leven bezitten. Uitzonderingen maken ook deel uit van de natuurlijke orde der dingen. Maar zoals je schrijft, zijn onze kansen en toegang tot het leven in werkelijkheid verbonden met materiële omstandigheden en de machtsverhoudingen die ons leven beïnvloeden of beperken. Je schrijft hoe verouderen een voorrecht is, dat bepaalde mensen zich een oude dag kunnen voorstellen en ook doormaken.

Het begin van het boek gaat in op de algemene bezorgdheid over de onvermijdelijkheid van onze steeds ouder wordende bevolking. Hoe er ook een angst bestaat voor dit privilege of een breder verspreide toegang ertoe, waardoor mensen fluisteren: o jee, wat gaan we doen met al die oude mensen?

Simno(e) van Saarloos

‘Ik ben het met je eens dat intergenerationeel leven niet gecultiveerd of verzorgd wordt. Maar dat zien we niet alleen bij ouderenzorg. In West-Europa is de kernfamilie dwingend en insluitend, maar het is ook de bedoeling dat je vertrekt, als achttienjarige. Dat wordt als een emanciperende beweging gezien. Tegelijk is er de huidige kwestie van huisvesting in Nederland: betaalbare woningen zijn zoveel minder toegankelijk geworden, met als gevolg dat mensen bij hun familie blijven wonen terwijl ze bijvoorbeeld studeren of werken. Er is daardoor bezorgdheid over de ontwikkeling van het kind, van de jongvolwassenen, in de twintig, die onvoldoende dingen zelf kunnen doen die ze zelf zouden moeten doen. Dus, leeftijd, ontwikkelingsstadia en leeftijdsgebonden gedrag worden genaturaliseerd als simpelweg behorend tot een bepaalde fase in iemands leven. Het idee van ontwikkeling wordt gekoppeld aan het individu dat bepaalde vrijheden heeft om te verkennen, en niet aan de toegang tot die vrijheden, zoals een betaalbare huisvesting Onze behoeften en vermogens worden voorgesteld als gebonden aan leeftijd, niet aan maatschappelijke toegang.

In Against Ageism heb ik het over de pandemie en de manier waarop Italiaanse families in het begin als extra risicovol werden gezien – ‘covid zal waarschijnlijk in Italië blijven, want weet je, generaties en familieleden leven zo dicht op elkaar. Dat toonde een angst voor intergenerationeel leven als iets onhygiënisch bijna, waar een virus zich makkelijk verspreidt. Ik bedoel, we wisten dat oudere mensen meer risico liepen, toch? Ik schrijf over dit interessante en pijnlijke onderscheid tussen “being at risk” en “most affected”. In de Verenigde Staten wordt geconstateerd dat zwarte en indigenous ouderen het zwaarst door covid-19 zijn getroffen. Ouderen werden met name benaderd als het meest risicovol, als in: van nature kwetsbaar voor het virus. Dit onderscheid tussen “het meest getroffen” en “het meest risicovolle” duidt op de overtuiging dat de biologische effecten van het virus los van de maatschappelijke invloed kunnen worden bestudeerd. Het oudere lichaam wordt verbeeld als van nature kwetsbaar, hoewel het oudere lichaam altijd contextgebonden is: het oudere lichaam woont in verzorgingstehuizen met onderbetaald personeel; het oudere lichaam heeft geen toegang tot gezondheidszorg (hoewel tegenstrijdig, het oudere lichaam moet enige toegang tot gezondheidszorg hebben gehad om een ouder lichaam te worden); het oudere lichaam kan niet met pensioen of moet juist werken om te overleven; het oudere lichaam is afhankelijk van zorg, maar wordt ook geacht te zorgen (met oppastaken en voordrachten van wijsheid).’

Staci Bu Shea

Ageism, leeftijdsdscriminatie, komt voor op elke leeftijd, jong, middelbaar en oud, het gaat twee kanten op. Je begint met een ervaring van seksueel geweld die leidt tot een onderzoek naar ras. Kun je hierop ingaan?

Simon(e) van Saarloos

‘In de huidige wereldorde worden we geconfronteerd met ageism zodra we geboren worden. Leeftijd wordt toegekend vanaf de geboorte. Vanaf dan wordt onze (ab)normaliteit bepaald door een tijdlijn. Ik begin het boek met een ervaring van seksueel geweld op jonge leeftijd, om te laten zien hoe ik voor het eerst in aanraking kwam met ageism. Als wit, gefeminiseerd kind werd ik altijd te jong geacht voor seksuele ontmoetingen en verlangens. Maar ik wist dat ik het al had meegemaakt. Ideeën over leeftijdsgeschiktheid voelden voor mij dus hypocriet. Dit is waar ik mee begin, om te laten zien dat ageism niet alleen op oudere leeftijd wordt ervaren. Ageism speelt altijd een rol, het komt naar voren in het feit dat kinderen niet mogen stemmen, in hoe de stem van het kind wordt overstemd, en in de notie van het witte kind en haar veronderstelde onschuld. Veel beschermende maatregelen – zowel wettelijke als sociale – zijn er om het witte kind, of de fantasie van het kind in de witte patriarchale samenleving, te beschermen. Ik ga ook in op de angst voor pedofielen, die Sophie Lewis the Pedophile Industrial Complex noemt. Deze angst voor de pedofiel blijft niet beperkt tot het Amerikaanse QAnon en Nederlandse christelijke partijen en rechtse groeperingen. Het circuleert ook onder goedbedoelende psychologen, ouders en LGBT+ activisten die zichzelf als normaal, gezond en respectabel afzetten tegen anderen door ze ziek en crimineel te noemen. Wat is die toegenomen angst voor de pedofiel, wat veroorzaakt die angst? Gillian Harkins schrijft in haar boek Virtual Pedophilia, dat het niet gaat over wat echt of werkelijk waar is. Pedofielen moeten niet worden opgepakt, want als de pedofiel is aan te wijzen, op te pakken en buiten te sluiten, dan stopt de angst. Het gaat daarom niet zozeer over het uitwissen of uitroeien van seksueel misbruik – dan zou het patriarchaat volledig moeten worden ontleed –, maar over de jacht zelf. De woede en ethische energie die in zo’n klopjacht gaat zitten is niet zozeer gericht op het concrete bestaan van pedofilie, maar op de virtuele, alomtegenwoordige dreiging van pedofilie. Virtueel verwijst niet per se naar online, maar naar het onaanraakbare, het niet fysieke van deze verschijning. Harkins stelt dat de pedofiel wordt neergezet als een witte man, als een soort loerende aanwezigheid die mogelijk overal kan zijn; op school, in de winkel op de hoek, maar, en dit is belangrijk: niet thuis. Deze spookachtige aanwezigheid en retorische jacht op de pedofiel komt in de VS op hetzelfde moment als de massale opsluiting van zwarte mensen. Terwijl de staat een oorlog tegen crack lanceert om zwarte mensen te criminaliseren, is de Amerikaanse samenleving geobsedeerd door de portretten van vermiste kinderen op melkpakken en pedofielen. Massale opsluiting vindt plaats op hetzelfde moment dat deze virtuele pedofiel de dagelijkse verbeelding in Amerikaanse huishoudens beheerst. Dat schrikbeeld van criminaliteit houdt ons bezig, als een bliksemafleiding, terwijl de materiële realiteit – namelijk wie wie feitelijk wordt gecriminaliseerd en wie wordt getroffen door deze voortdurende aanwezigheid van criminaliteit – zich bijna vrijuit ontwikkelt.’

Staci Bu Shea

Ik snap wat je bedoelt: het spook van de pedofiel is een vermomming voor de werkelijke criminaliteit en verhult de opsluiting van zwarte mensen in de VS, zoals ook het idee van een dreigende, groeiende oudere bevolking in feite een vermomming is voor de huidige structurele ongelijkheden.

Simon(e) van Saarloos

‘We produceren een beschermende houding die voortkomt uit een perceptie van schaarste; een schaarsteverhaal dat zegt dat er schaarste is aan voedsel, dat er schaarste is aan land, dat er schaarste is aan zorg en dat een groeiende bevolking daar een bedreiging voor vormt. De angst voor een steeds oudere bevolking sluit aan bij de eugenetische logica rond overbevolking: een groeiende bevolking wordt alleen gevreesd als het geracialiseerde mensen betreft, en als witte mensen geen toegang meer krijgen tot levensreddende gezondheidszorg. Door ons te concentreren op de toekomstangst van een steeds oudere bevolking, worden we ertoe aangezet te vergeten dat de leeftijd nu al niet gelijk verdeeld is. Gelijke toegang tot tijd bestaat niet. Door het leven te zien als een vaste tijdslijn die bepaalde ontwikkelingsstadia moet omvatten, ontstaat een universeel begrip van leeftijd en tijd. Dat draagt bij aan een universeel begrip van hoe het leven eruit zou moeten zien, waarbij de verantwoordelijkheid voor het verwerven van en de toegang tot tijd bij het individu wordt gelegd, in plaats van te kijken naar de structurele, maatschappelijke verdeling van toegang en tijd.’

Staci Bu Shea

In je boek verken je hoe levens worden verkort door geweld en hoe de tijdelijkheid van het leven zich niet laat verenigen met een levensduur zoals wij die voorstellen. Onze opvattingen zijn scheef. Je verwijst naar de moord op Trayvon Martin. Hem was een jaar het stemrecht ontnomen. Niet dat stemmen de enig mogelijke politieke bijdrage is, maar het wegvallen van de mogelijkheid verandert hoe participerende, collectieve actie eruit ziet binnen een mensenleven.

Simon(e) van Saarloos

‘Het is niet dat ik nationale verkiezingen zie als een zeer vruchtbare manier om de wereld te veranderen, maar ik vraag me wel af wat het betekent dat de minimumleeftijd om te stemmen 18 is, terwijl witte mensen over het algemeen de hoogste levensverwachting hebben. Het betekent dat zij uiteindelijk vaker zullen stemmen dan mensen met een lagere levensverwachting. voornamelijk zwarten en oorspronkelijke bewoners, in de context van de VS.’

Staci Bu Shea

In het hele boek wijs je erop dat we een tijdsprobleem hebben. Dat deed me afvragen waarom de doodsfobie niet explicieter aan bod komt. Misschien heb ik er vaak aan gedacht, maar ik denk dat doodsfobie verweven is met witte suprematie en vorm geeft aan de voorwaarden van het westerse, of mondiale leven zoals wij dat kennen. Met doodsfobie devalueren we het leven. In onze dans om de dood uit de weg te gaan, denken we het recht te hebben het leven van anderen over te nemen, om de voorwaarden van hun leefbaarheid te bepalen. In het hoofdstuk ‘Crip Time’ ga je in op invaliditeit en ouderdom en hoe deze twee categorieën of toestanden vaak met elkaar verbonden zijn, omdat afhankelijkheid en toestanden van debiliteit niet wenselijk zijn. Je schrijft: ‘Het feit dat leeftijd nog geen identiteitsmarker is waarover een anti-onderdrukkingsstrijd bestaat, is volgens Ashton Applewhite te wijten aan ontkenning: we worden allemaal oud, maar we willen het niet weten.’ Via Alison Kafer breng je het concept van crip-tijd naar voren, over een heroriëntatie op tijd: ‘In plaats van gehandicapte lichamen en geesten om te buigen om de klok te ontmoeten, buigt crip-tijd de klok om gehandicapte lichamen en geesten te ontmoeten.’ Het was verfrissend om je waardering te lezen voor verschillende snelheden en temporaliteiten, en niet alleen langzaam, wat tegenwoordig het meest wordt benadrukt, maar ook snel. Je schrijft dat ‘tijd formuleert hoe we weten en wat we denken te weten’.

Simon(e) van Saarloos

‘Ik wil niet zeggen dat ervaring ons niet van alles leert. Door te beginnen met een ervaring van seksueel misbruik, illustreer ik dat die ervaring kan worden herlezen. Als je bijvoorbeeld zegt dat het genezen moet worden, dan stop je op een gegeven moment met lezen, en ik persoonlijk wil niet stoppen met lezen. Ik wil blijven lezen en herlezen vanuit huidige posities, een steeds veranderend lijf of nieuwe taal. Het is een herlezen vanwege de praktijk van het lezen, omdat ik waarde put uit het me steeds opnieuw engageren en tegemoet treden van iets dat ook als reeds bekend begraven zou kunnen worden. Ervaring is belangrijk, maar moet niet opeengestapeld worden als bewijs, om in dienst te staan van rechtlijnige educatie. Het idee van een opeenstapeling van ervaringen die vervolgens leidt tot opgebouwde wijsheid heeft een soort verticaliteit die wat mij betreft verstoord mag.

Rondom leren schrijf ik over crip-tijd en daarmee doel ik inderdaad niet alleen op vertragen of langzamer bewegen. Want men kan ook als “te snel” worden beschouwd, wat vaak leidt tot beschuldigingen van onnauwkeurigheid, haast, niet diep genoeg. Frivool, warrig, rommelig. Studeren wordt vaak afgeschilderd als contemplatief, stil, een leven van de geest op zichzelf zonder gesprek of zwetende dans. A room of one’s own – daar hebben we de huisvestingsvraag weer.

De productieve veelschrijver wordt vaak gevierd, want economisch gezien worden efficiënt en productief als lucratief beschouwd. Maar snel zijn kan ook wijzen op een onderwerping aan rommeligheid. Die rommeligheid leeft misschien meer in relatie tot waanzin, dan tot efficiëntie. Je mag wel snel zijn, maar je moet het compenseren met een soort perfectie en autoriteit om te bewijzen dat je snelheid niet oppervlakkig is. Ik denk daar niet alleen over na om mijn eigen leergewoonten of mijn eigen liefde voor rommeligheid te propageren, maar ook omdat het precies verband houdt met wat je zei in verband met Trayvon Martin, nietwaar? Sommige mensen hebben geen toegang tot de hoeveelheid tijd die je wordt geacht ergens serieus aan te besteden, alvorens je expert genoemd wordt. Terwijl: experts worden beter betaald – in economisch en sociaal kapitaal. Deskundigheid en tijd zijn met elkaar verweven, maar toegang tot tijd is niet gelijk verdeeld. Snelheid wordt veroordeeld als rommelig, weinig precies, gemakzuchtig, of zelfs dom terwijl snelheid ook een weerspiegeling kan zijn van iemands haast, omdat de dood haar op de hielen zit.

Het is waar, ik hou me niet zo bezig met de doodsfobie. Misschien ben ik te bang! Omdat ik me in de VS veel bezighoud met Contemporary Black Studies en Zwarte feministische theorie, komt het idee van doodsfobie niet zo vaak op. De dood is meestal geen ver toekomstperspectief, maar een verleden waarmee nauw wordt geleefd, vanwege de transatlantische overtocht, gebrekkige toegang tot zorg en politiegeweld. Bij de boekpresentatie in Vancouver verwees Yahnlaaw, een indigenous transvrouw uit Skidegate, Haida Gwaii, hier ook naar: het idee van de dood als toekomstige rouw, het idee van verdriet als toekomstmuziek, bestaat niet als de genocide al heeft plaatsgevonden. Als genocide geen toekomstige angst is, maar een reeds doorleefde ervaring, wordt de lineariteit van de tijd verdraaid.

Aan het eind van het boek citeer ik het gedicht The Johnny Cake van Cheryl Clarke, dat ik kreeg aangereikt van iemand met wie ik een romantische relatie had en die enkele decennia ouder is dan ik. Omdat zij een lang leven heeft geleid en veel dierbaren verloor, vreesde zij dat het niet sexy was dat rouw en verlies zo’n grote rol spelen in haar leven. Zij was bang voor de manier waarop ik haar verliezen waarneem. En in zekere zin was die angst dat het niet sexy was dat verlies zo vaak bij haar opkwam. Ik vond haar er zeker niet minder aantrekkelijk door, maar ik zie in die vrees hoe dood en verlies worden afgezet tegen leven en seks. Overigens, mijn partner die even oud is als ik en heel veel mensen heeft zien sterven (want geen toegang tot zorg, veel wapengeweld, en veel verslaving in een economisch uitzichtloze omgeving) heeft die vrees niet, en ik denk dat leeftijd hier een cruaciale rol speelt: de oudere geliefde wil haar verlies verstoppen omdat ouderdom en verval aan elkaar worden gekoppeld. The Johnny Cake zelf gaat voor mij ook over leren en over de mogelijkheid van een niet-hiërarchisch leren. De verteller in het gedicht stelt: ‘De dood bevrijd voor nieuwe ervaringen./ Op de begrafenis van de moeder van mijn vriend zou ik dit leren./ Omdat niemand in mijn familie waar ik om gaf toen gestorven was/ wist ik niets van verdriet’. De verteller schrijft zichzelf niet af vanwege een gebrek aan kennis en ervaring en viert in plaats daarvan de ruimte die het vrijmaakt. In tegenstelling tot het putten uit geschreven onderwijs of onderwijs dat niet doorleefd is, worden ervaring en kennis als hetzelfde gezien. De verteller verkent een seksuele aantrekkingskracht met de tante van hun vriend. De tantes, brutale en luidruchtige vrouwen, worden niet gedeseksualiseerd omdat ze tantes zijn met een bekende rol. Ze worden niet gedeseksualiseerd omdat ze ouder zijn of gedeseksualiseerd omdat ze rouwen. Er vindt een leerproces plaats dat kan bestaan ondanks hun leeftijdsverschil en een verschil in ervaring, want het lijkt geen vorm van leren te zijn waarbij iets van de tante wordt doorgegeven aan de jongere persoon. Er lijkt een ander begrip te zijn van leren, van ervaren, niet als opeenstapeling of om gezag te verwerven.’

Staci Bu Shea

Oh, ja. Ik vond het prachtig om dit gedicht hier tegen te komen,een hele mooie manier om je queer manifest af te ronden Het theoretiseren raakt even op de achtergrond en je toont een voorbeeld van leven dat wordt gemaakt, geleefd, intergenerationeel.

*

Na het opgenomen gesprek stuurde ik Simon(e) een bericht met een verhaal over een ander t-shirt dat ik was tegengekomen. In de wasruimte van het hospice waar ik vrijwilligerswerk doe, stuitte ik op een zwart katoenen shirt dat op een kleerhanger in de warmste ruimte van de kelder lag te drogen. De grafische tekst luidde ‘Vertrouw op de timing van je leven’, een instructie voor de drager en lezer om elk normatief tempo los te laten dat verondersteld wordt of geprojecteerd bij het omhelzen van het leven Het slogan shirt bestaat al sinds de jaren tachtig en is misschien een alledaags artefact van ons individualisme, maar je kunt er een dragen, hoeveel reizen je ook rond de zon hebt gemaakt. In plaats van leeftijd als identiteitsmarkering kunnen we ons leven beschouwen als gebeurtenissen die worden bepaald door de ruimtelijkheid van de tijd – en door elkaar, met gedeelde toegang tot het leven.

Simon(e) van Saarloos, Against Ageism, A Queer Manifesto, 2023

Staci Bu Shea

is curator at Casco Art Institute: Working for the Commons

Recente artikelen