metropolis m

Beck’s Futures
Het hart van de dingen

Londen

ICA

05/04/03 – 18/05/03

Glasgow

CCA

07/06/03 – 27/07/03

Southhampton

Southhampton City Art Gallery

25/09/03 – 30/11/03

Beck’s Futures is de best betaalde Britse kunstprijs: £24.000 voor de winnaar (dit jaar is dat Rosalind Nashashibi), en voor de acht andere kunstenaars £4.000 elk.

Alan Currall’s monoloog tegen de camera, Message to my Best Friend, begint met ‘I know it’s really embarrassing, but…you’re my best friend’, en wordt steeds grappiger en tegelijkertijd akelig gênant. Maar wat is gênant? De oprechte toon is toneelspel, natuurlijk. Maar de mogelijkheid dat zo’n toespraak oprecht is, al is het maar in je verbeelding, is wat het werk een onvervalste en bijna subversief pathos geeft. Over performance werd altijd gezegd dat het niet gaat over acteren. Deze performance – als het dat al is – gaat erover in hoeverre jezelf uitwissen fake is, en in hoeverre oprechtheid gespeeld kan worden. Zegt de bijbel niet ‘het hart is bedrieglijk boven alles’? David Sherry’s video van de kunstenaar die balsahout naait onder de zolen van zijn voeten heeft een vergelijkbare ambiguïteit over performen en resoneert op een ironische manier met de performances uit de jaren zestig en zeventig. Een absurdistisch huiselijk Aktionisme. Sherry’s huiveringwekkende uithoudingstest is uitgevoerd in een fauteuil met een bewonderenswaardige koelbloedigheid, die de ironie en humor verder versterken.

Currall houdt zich ook bezig met de dood, met hilarische gevolgen. Now that I’m in Heaven is een testament op video (we moeten aannemen dat de kunstenaar dood is). Het begint met ‘I know this must be a very difficult and emotionally stressfultime for all of you…’ en deze naargeestige veronderstelling maakt ons aan het lachen, maar drukt ons ook met de neus op de feiten over hetgeen er werkelijk toe doet in het leven. Hebben we liefgehad? Waren we het waard liefgehad te worden? ‘You probably realise that I don’t really have anything of real value to leave to anybody.’ En we lachen weer. Voor Mandy (die het meeste van zijn bezittingen krijgt) ‘my Akai AM A1 amplifier. It’s broken unfortunately but I think you might be able to get it mended…’. Uiteindelijk blikken de ogen in de camera, zegt hij een klaaglijk ‘goodbye’ en het shot bevriest. Lachen.

Curralls werk is zo direct, makkelijk en succesvol dat je het gevoel krijgt dat het de werking van sommige andere werken ondermijnt. Alle werken maken enigszins gebruik van grappige, ironische en sociale strategieën, en presenteren de realiteit door een vervormend vergrootglas. Terwijl sommigen zich in allerlei bochten draaien op zoek naar betekenis voor hun werk, is het alsof Currall, via een geheime deur, op een ontspannen manier toegang geeft tot het hart van de dingen.

Niettemin blijft Nashashibi een waardige winnaar met haar geëngageerde sociaal-realistische films. Ze is niet pretentieus, oprecht geïnteresseerd in mensen, en hoewel er niet veel gebeurt in haar werk voel je onmiddellijk een soort belang. Ze toont de West Bank, Amerika, Schotland. Sommige stukken film lijken op videomateriaal dat op voorraad is: het kind dat vuilnis verbrandt op een braakliggend veld, de jongens wiens haren geknipt worden (in de Sweet Love Saloon for Men), leden van een club (remote control vliegtuig enthousiastelingen). Maar haar films zijn hartgrondig, contemplatief, overdreven. We worden ertoe aangezet na te denken over de betekenis van ‘gewoon’ en ‘exotisch’, het feit dat we zelfs onze eigen cultuur niet begrijpen, en hoe vreemd het gewone leven overkomt op film.

De groep Inventory is politiek geëngageerd. Hun beste werk hier – en het minst eigenaardig – is een documentaire over het English Americana-Festival. Het script is goed. De federale vlag, zeggen ze, representeert een niet uit te leggen notie van onafhankelijkheid en verzet die op een vreemde manier vermengd met de idealen van de niet-conformistische, protestantse stichters van Amerika, met geweren en racisme. Dit werk heeft iets te zeggen, en zegt het recht voor zijn raap, terwijl het wordt omringd door werken van kunstenaars die te hard proberen zichzelf te zijn.

Men vraagt zich vaak af of er overeenkomsten zijn tussen kunst en recensies erover. Wat raakt aan een onderliggend probleem: moet een kunstwerk zichzelf uitleggen, of moet het vertrouwen op het geschreven woord om enig effect te bewerkstelligen? Natuurlijk kan dat, maar een bewustzijn van en een controle over de factoren van het kunstwerk als geheel, zijn het belangrijkste. Soms kun je een scheiding voelen tussen een werk zoals het gepresenteerd wordt en het verhaal dat er betrekking op heeft. Dit is het resultaat van het te lui uitdenken van een werk, om het vervolgens op een te nonchalante manier om te zetten in een kunstwerk. Van hieruit bezien had ik een zwak voor Lucy Skaers werk. Ze heeft stapels foto-posters neergelegd, om meegenomen te worden door de bezoekers. Twee rupsen in de palm van een hand, een schorpioen en een diamant, een Rorschach vlek op de grond van rode wijn. De rupsen verstopte ze in Old Bailey, de belangrijkste rechtbank van Londen. De schorpioen en de diamant liet ze achter op een straat. Ik weet niets over de vlek. Maar de crux is dat haar foto’s helder zijn over hun eigen mysterie: hun herkomst en hun artistieke actie mag onbekend zijn, maar we kunnen zien dat zo’n mysterie bestaat. Coherentie is alles.

David Lillington

Recente artikelen