metropolis m

De in Duitsland geboren kunstenaar Gustav Metzger overleed eerder dit jaar in Londen op negentigjarige leeftijd. Hij werd in de jaren zestig bekend als een kritisch activist, die, getekend door de oorlog, geobsedeerd was door het artistieke potentieel van vernietiging en verval. Naar aanleiding van de tentoonstelling Ethics Into Aesthetics bij West in Den Haag belicht George Vermij de relatie tussen Metzgers werk en de traumatische herinneringen aan zijn jeugd.

In 1965 werd Gustav Metzger gefilmd terwijl hij bezig was met één van zijn autodestructieve performances. In de film zien we hoe de kunstenaar voorbereidingen treft. Hij is gekleed in een beschermende overall en zet een gasmasker en veiligheidsbril op. Vervolgens wijdt hij zich aan een vernietigende daad. Met een kwast brengt hij zoutzuur aan op een groot schilderdoek. Het canvas verschroeit door de bijtende substantie en scheurt langzaam open.

Metzger had een fascinatie voor vernietiging en zag daarin een artistiek potentieel. Uit de manifesten die hij schreef, blijkt dat hij zich bewust was van de destructieve krachten die na de oorlog waren ontstaan uit de impasse tussen het vrije Westen en het communistische Oostblok. Wat als technologische vooruitgang werd gezien, leidde in de praktijk tot een mogelijkheid voor grootschalige vernietiging. Een kernoorlog kon op ieder ogenblik uitbreken en de toegenomen consumptie leidde tot vervuiling en verwoesting van het milieu. Of zoals hij stelde in het manifest Auto-Destructive Art Machine Art Auto-Creative Art uit 1961: ‘The immense productive capacity, the chaos of capitalism and of Soviet communism, the co-existence of surplus and starvation: the increasing stock-pilling of nuclear weapons – more than enough to destroy technological societies; the disintegrative effect of machinery and of life in vast built-up areas on the person.’ Metzgers woorden over de chaos van het kapitalisme zijn nog steeds relevant, misschien zelfs wel meer dan ooit. In een tijd waarin vanuit neoliberale hoek het door Margaret Thatcher gemunte mantra TINA (there is no alternative) wordt gepredikt, is Metzgers koppige verzet haast een noodzakelijk alternatief.

Paradoxaal genoeg ligt de kracht van Metzgers alternatief in de vernietiging als strategie, maar dan ingezet als middel tot bewustwording. Zijn vaak onafgemaakte of niet geheel gerealiseerde werken belichamen de paradox van het constructief willen zijn door kapot te maken. In de jaren zestig en zeventig bedacht hij verschillende autodestructieve projecten die qua schaal en technische complexiteit onuitvoerbaar bleken. Zo wilde hij objecten via door de computer aangestuurde processen laten verwoesten. Vaak werd die destructie over een lange periode uitgesponnen, waarbij de vernielde objecten opgingen in hun omgeving.

Er zit ook een ecologisch aspect in Metzgers oeuvre. Hij was zich sterk bewust van de last die wij de natuur opleggen door onze onverzadigbare consumptiedrang. Het werk Mobbile was een reactie op de tentoonstelling Kinetics uit 1970 in de Hayward Gallery en bestond uit een auto waarvan de uitlaatpijp was bevestigd aan een gesloten doos van plexiglas op het dak van het voertuig. In die doos had hij planten geplaatst die door de toxische uitlaatgassen stierven. Dit idee stond ook aan de basis van de grotere versie genaamd Karba, waarvoor hij meerdere auto’s wilde gebruiken die waren gelinkt aan een grote container. Het project Reduce Air Flights (RAF) uit 2007 was iets milieuvriendelijker en praktischer: Metzger wilde het vliegverkeer beperken. Hij stelde de vraag of mensen uit de kunstwereld die voor hun werk veel vliegen om internationale tentoonstellingen zoals documenta en biënnales te bezoeken, niet beter een ander vervoersmiddel zouden kunnen gebruiken. Die ecologische ondertoon in zijn werk sluit goed aan bij het huidige debat over de ‘groene revolutie’ die nodig is om de desastreuze gevolgen van het menselijk consumptiegedrag in te perken. Of zoals hij in een interview in het blad The Wire stelde naar aanleiding van het werk Facing Extinction: ‘We have, at the present time, a destruction taking place, in and of nature, unprecedented in history. Never has so much life been destroyed. Never has such volume and quality of life been put on the market, sold by the pound. And we are facing the collapse of life itself.’

Metzger bleef tot aan zijn dood toch opvallend actief en optimistisch over de toekomst, zoals op valt te maken uit de titel van een overzichtstentoonstelling van zijn werk in Mexico: We must become idealists or die! in Museo Jumex (2015). Hij lijkt als ouderwetse idealist tot een uitstervend ras te behoren, maar Metzger heeft veel invloed gehad op de huidige generatie kunstenaars door wie zijn gedachtengoed in leven blijft. Michael Landy bijvoorbeeld, die in 2001 de installatie Break Down maakte waarin hij al zijn bezittingen vernietigde als een daad van zuivering. Landy’s projecten hebben vaker een verwantschap met Metzgers methoden, zoals in zijn eerdere installaties over de systematische verwerking van afval of het onderscheid tussen de emotionele en economische waarde van objecten. Een ander voorbeeld is Lara Almarcegui, die entropie als centrale categorie in haar werk omarmt en een bijzonder interesse aan de dag legt voor het materiële verval van de stedelijke cultuur. De Art Strike die Metzger in 1974 formuleerde en waarmee hij opriep tot een staking van alle kunstproductie, werd in de jaren negentig herhaald door de Engelse kunstenaar Stewart Home.

De actuele waardering blijkt misschien nog wel het meest uit de terugkerende vertoning van Metzgers vloeibare kristalprojecties. In de jaren zestig waren ze onderdeel van de podiumpresentaties van psychedelische bands als The Who en Cream, nu zien we ze terug in het hedendaagse tentoonstellingscircuit, zoals in The Allegory of the Painting (2016) bij Extra City Kunsthal in Antwerpen, een tentoonstelling gewijd aan verval en recuperatie door de eeuwen heen.

Holocaust

Om dieper tot de kern van Metzgers fascinatie voor verval en vernietiging door te dringen, is het verhelderend om te kijken naar een heel ander figuur. Een aantal jaar voordat hij de hand aan zichzelf legde, schreef Jean Améry de roman Lefeu oder der Abbruch (1974). Het boek volgt de fictieve kunstenaar Lefeu die gedwongen wordt om zijn huis in Parijs te verlaten. Geldbeluste projectontwikkelaars hebben het op het oude gebouw gemunt en willen het slopen. Lefeu laat zich echter niet wegjagen. Uit protest sluit hij zich op in zijn vervallen appartement waar het stof zich geleidelijk ophoopt. Hij denkt na over het nut van zijn kunstenaarschap in een wereld waar het in toenemende mate draait om geld. Zo komt hij met een theorie die hij Verfallästhetik noemt als reactie op de commerciële wensen van zijn galeriehouder. Hij past zijn werken constant aan of vernielt ze. Geleidelijk nemen zijn ideeën meer destructieve vormen aan. Hij droomt dat hij Parijs in brand zal steken, maar komt niet verder dan een schilderij over die apocalyptische daad.

Lefeu’s gedachten over verval en entropie hebben een sterk verwantschap met de ideeën van Metzger die zich ook tegen de kunstmarkt keerde. Maar Metzger heeft meer met Lefeu gemeen dan enkel het gedeelde geloof in het creatieve vermogen van vernietiging. In Améry’s boek wordt Lefeu, in zijn als protest bedoelde isolatie, herinnerd aan zijn verleden. Hij is een joodse man wiens ouders zijn omgekomen tijdens de Holocaust. Améry had zelf Auschwitz en Buchenwald overleefd en baseerde zijn boek deels op de schilder Erich Schmid die zijn familie had verloren tijdens de oorlog. Metzger deelde hetzelfde lot als Schmid en de denkbeeldige Lefeu. Metzger werd in 1926 geboren in Neurenberg als kind van Pools-joodse ouders. In 1939 kon hij vluchten naar Engeland. Hij was één van de vele kinderen die door het speciale Kindertransport gered werden en bij familie of pleeggezinnen onder werden gebracht. In de meeste gevallen zagen de geredde kinderen hun familie nooit meer terug.

Metzgers fascinatie voor vernietiging kan niet los worden gezien van zijn eigen familiegeschiedenis. Na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog was het voor veel kunstenaars, schrijvers en filosofen de vraag of het nog mogelijk was om poëzie of kunst te maken. Voor velen was creativiteit misschien wel de enige optie om met de situatie om te gaan, maar de vraag was hoe de scheppingskracht kon worden ingezet. Die zoektocht werd ondernomen door mensen als Jean Améry en de dichter Paul Celan, en op een andere wijze door Metzger. Daar waar Améry en Celan de terreur aan den lijve hadden ondervonden, behoorde Metzger tot de geredden. Hij liet zich in zijn werk leiden door optimisme en hoop, terwijl Améry net als Celan zelfmoord pleegde.

Ondanks Metzgers idealisme lijkt de afgrond nooit ver weg in zijn werk. In het eerdergenoemde Mobbile is de natuur het slachtoffer van de mens en technologie. De systematische vernietigingsmethode die Metzger gebruikte in het werk werd afgekeken van de werkwijze van de nazi’s. Voordat de gaskamers in werking werden gesteld, werd er geëxperimenteerd met gasauto’s. De uitlaat van vrachtwagens werd verbonden aan de laadruimte waarin mensen werden opgesloten. Een methode die niet efficiënt genoeg bleek te zijn; het duurde te lang voordat de menselijke vracht was vergast. Een directere verwijzing naar de Holocaust is te vinden in Eichmann and the Angel (2005), een werk dat ook te zien is in West. Het bestaat uit een cabine die lijkt op de glazen cel die werd gebruikt tijdens Eichmanns proces. Verder bevatten verschillende installaties van Metzger uitvergrote beelden van concentratiekampgevangenen op een appelplaats of joden die door Duitse soldaten uit het getto van Warschau worden geleid.

Metzger werd door het lot van zijn ouders geconfronteerd met de absolute onomkeerbaarheid van vernietiging. Toch zag hij het sluimerende potentieel dat erin besloten ligt; het vermogen om mensen wakker te schudden en tot iets nieuws aan te zetten. Tegenover de vraag of het mogelijk is om kunst te maken na Auschwitz lijkt Metzger de vraag te stellen of wij nog kunst kunnen maken in de periode voor de mogelijke catastrofes die ons nog te wachten staan. Als wij besluiten om dat te doen, moet de kunst nut hebben, een hoger doel nastreven en leiden tot verandering. Het is die boodschap die Metzger tot het einde toe heeft uitgedragen en die momenteel weergalmt in zijn tentoonstelling bij West in Den Haag.

Gustav Metzger: Ethics Into Aesthetics
West, Den Haag
24.11.2017 t/m 04.02.2018

George Vermij

is criticus en journalist

Recente artikelen