metropolis m

Bik van der Pol

Voor het aanzitten aan een diner, door een van de belangrijkste universiteiten in New York georganiseerd om fondsen te werven, betaal je per couvert 20.000 dollar. Je zit dan wel bij de crème-de-la-crème van zowel de kunstwereld als de financiële wereld. Wel wat veel, zeg ik tegen mijn tafelgenoot, maar dat blijkt nogal mee te vallen: van de fiscus ontvangt de gever 18.000 dollar terug. De werkelijke kosten zijn dus 2000 dollar. De privésupporter mag dan in iets investeren, hij of zij krijgt er wel het een en ander voor terug: aanzien, speciale behandeling, invloed, een prima omgeving om te netwerken en deals te sluiten. De Amerikaanse samenleving heeft er via haar overheid en belastingstelsel veel voor over om partner te zijn in het ondersteunen van kunst, en ‘en passant’ het particulier ondernemerschap te bevorderen.

Wanneer er vanuit Nederland zo verlangend uitgekeken wordt naar het Amerikaanse system, moeten dergelijke belastingtechnische lokkertjes ook een rol spelen in de discussie. Waarom is dat niet het geval? In De Groene Amsterdammer zei Clive Gillinson, directeur van Carnegie Hall [1]: ‘Het gaat om de verantwoordelijkheid van de maatschappij voor de kunst in plaats van alleen maar de verantwoordelijkheid van de kunst voor de maatschappij.’ Wanneer de overheid een werkelijk betrouwbare partner is, zijn mensen, blijkt in de Verenigde Staten, wel bereid om te investeren in cultuur. Dat vertrouwen moet wel opgebouwd worden, en dat gaat niet van de ene op de andere dag. In de Verenigde Staten kostte dit een eeuw, volgens dezelfde Gillinson.

Dat gaat ons dus niet lukken voor 2013. Het culturele veld in Nederland zal schielijk op zoek moeten naar andere oplossingen. Een van onze buitenlandse studenten, afkomstig uit Groot-Brittannië, dat andere land waar De Markt heilig is, is kritisch over de protesten in Nederland. Ze gaan niet over de kunst, zegt hij, maar over het voortbestaan van instellingen. Het overleven van de kunstenaar wordt gebruikt als dekmantel voor het verlies aan banen binnen deze instituten. Banen die in het geval van de scheppende kunsten, niet de ‘makers’ betreffen. Zij moeten blij zijn met een tentoonstelling in een van deze instituten, zonder honorarium uiteraard, omdat het zo goed is voor het cv.

Op 26 en 27 juni, tijdens het hoogtepunt van de protesten, hebben vele sprekers op bevlogen wijze blijk gegeven van hun terechte zorg over het verdwijnen van podia en expositieplekken in Nederland. Onze buitenlandse student maakt zich daar echter helemaal geen zorgen over: ‘Kunstenaars produceren toch wel’, zegt hij. En: ‘Er is geen positieve (of negatieve) samenhang tussen geld en het maken van een goed werk.’

Toch lijken kunstenaars het eerste slachtoffer van de discussie over de bezuinigingen. Zure frustratie en hatelijkheden sijpelen meer en meer door in weblogs, columns en tijdens verjaardagsfeestjes. De kunstenaar wordt verweten dat hij geen dingen maakt die iedereen leuk vindt. Het politieke slagveld is binnengedrongen in de privésfeer op niet al te genuanceerde wijze. Geen fijn uitgangspunt voor een feestje. Gemist wordt een breed uitgedragen maatschappelijke discussie over wat belangrijk en minder belangrijk is. Een discussie die met volle overtuiging en zonder scepsis moet worden gevoerd, onvermoeibaar, in alle toonaarden, in alle media, met vereende krachten. Breed, want een voorbeeld moet worden gesteld; alle stemmen moeten gehoord worden; alle standpunten onderhandeld, zodat met inbegrip van al die stemmen, werkelijk een begin kan worden gemaakt met een cultuurdebat waaraan de bevolking zich optrekt.

Maar misschien is dit te hoopvol gesteld. Het kan ook zo maar zo zijn, dat we ons middenin een ommekeer bevinden naar een xenofobe, conservatieve samenleving, waar de aanval op de cultuur past binnen een bekende agenda, die, zoals dat vaker uit de geschiedenis is gebleken, cultuur als eerste monddood maakt. Die aanval heeft echter alleen kans van slagen als dat werkelijk breed uitgedragen maatschappelijk debat niet gaat plaatsvinden. Die aanval slaagt uitsluitend als er niet meer wordt geluisterd, als er alleen nog wordt geschamperd en ge-‘dist’. In een echt debat is iedereen voor niets en niemand bang. In een echt debat wordt de angst voor het andere en de ander niet aangewakkerd en geëxploiteerd, niet tot politiek winstbejag gemaakt op jacht naar de kiezer, maar met open vizier tegemoet getreden, zodat de samenleving zich kan ontwikkelen tot een samenleving van zelfbewuste, sterke mensen die oog hebben voor de ander. In zo’n samenleving wordt niet afgerekend met de cultuur, maar met de angst.

Bik Van der Pol zijn kunstenaars. Rotterdam

Recente artikelen