metropolis m

BOEKBESPREKING
De macht van mode. Over ontwerp en betekenis

Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de groene knie die ik in mijn spijkerbroek heb overgehouden aan een liefdevolle stoeipartij in het Vondelpark nu opeens te koop is in de vorm van de allernieuwste designspijkerbroek? Is er nog een grens te trekken tussen wat echt is en wat mode, nu al het consumeren esthetische vormen heeft aangenomen? Het onlangs verschenen handboek De macht van mode. Over ontwerp en betekenis kan ons hopelijk een inzicht verschaffen in dit hypermodische nu.

De titel De macht van mode. Over ontwerp en betekenis impliceert een alomvattendheid die natuurlijk nooit waar te maken valt. Toch moet gezegd worden dat José Teunissen (Modelectoraat ArtEZ) en Jan Brand (dAcapo-ArtEZ) met veel ijver en inzicht een taaie klus hebben geklaard. Hier is dan eindelijk een stevig handboek, verplicht leesvoer voor docenten en studenten aan kunstacademies en aanverwante modeopleidingen.

Het fijne van een handboek is dat je het niet in één keer van a tot z hoeft uit te lezen. Het is eerder een grote pot met fonkelende kralen die naar believen door elkaar aan een snoer geregen kunnen worden. Het boek bevat zestien bijdragen van vooraanstaande hedendaagse (mode)theoretici, een encyclopedisch overzicht van de vijf belangrijkste filosofen die over mode geschreven hebben (Roland Barthes, Walter Benjamin, Georg Simmel, Charles Baudelaire, Stéphane Mallarmé) en een hele reeks korte biografieën van modeontwerpers. Dit alles opgedeeld in vijf hoofdcategorieën te weten: mode en geschiedenis, mode en maatschappij, mode als tekensysteem, mode als opvoeringskunst, mode en globalisering en mode en kunst.

Dit biedt veel verschillende inzichten en brede culturele invalshoeken die prima bruikbaar zijn als achtergrondinformatie om de verbanden tussen mode, media, maatschappij en moderniteit inzichtelijk te maken. Helaas blijft het soms bij globale introducties in de thematiek. Dit geldt bijvoorbeeld voor het artikel van Anneke Smelik over mode en de media. Haar verhaal durft niet de diepte in te gaan en was wat mij betreft beter vervangen door een bijdrage van Camiel van Winkel, die in zijn boek Het primaat van de zichtbaarheid heeft bewezen een goed inzicht te hebben in deze materie.

Ook de beeldredactie laat te wensen over, bijvoorbeeld bij de tekst van Gilles Lipovetsky over kunst en esthetiek in de modemaatschappij. Lukraak worden er beelden uit media en kunst naast elkaar gezet zonder uitleg. Het is vrij associëren, zoals wel vaker gebruikelijk is in de mode, en juist dat is iets waar de mode zich al te vaak schuldig aan maakt. Helaas geldt dit zo’n beetje voor bijna alle beeldbijdragen in het boek.

Men heeft ernaar gestreeft compleet te zijn en niet alleen achtergronden te bieden, maar ook een overzicht van de belangrijkste spelers uit de laatste eeuw. Dit heeft men geprobeerd op te lossen in korte biografieën van een hele reeks belangrijke ontwerpers die steeds middenin de theoretische teksten opduiken. Het zijn informatieve teksten maar niet erg inzichtelijk ten aanzien van de betekenis van hun ontwerpen. De botte plaatsing midden in de essays werkt pakt soms gunstig uit, als de tekst een aanvulling biedt op het betoog, maar is even zo vaak ongepast.

De mode kan misschien het best begrepen worden daar waar zij liefdevol doch kritisch (zonder te vervallen in pure verafgoding) gefileerd wordt in al haar paradoxen. In de tekstbijdrage ‘Het moreel en de mode’ van Dirk Lauwaert, waar het boek mee opent, wordt meteen gewezen op mogelijke valkuilen binnen de modetheorie: ‘Gelieve de mode niet te misbruiken als metafoor om een cultuur te beschrijven die als een substantieloos spel wordt gediagnosticeerd.’ In een vlammend pleidooi beschrijft Lauwaert de mode als ‘de intieme kruising van het private en het sociale, van actualiteit en historiciteit, van lijflijkheid en levensfilosofie’. Lauwaerts artikel gaat in op de kloof tussen lichaam en ‘uiterlijk’, waarbij het woord uiterlijk zou kunnen staan voor de gemediatiseerde werkelijkheid waarin we nu leven. Vroeger ontstond kleding vanuit de directe relatie tussen de maker en de drager. Er werd gekeken, gemeten en gepast. Nu heeft zowel de drager als de verkoper nauwelijks nog verstand van zijn waar. Lauwaert: ‘Het is als een technicus die alleen met jou kan constateren dat een apparaat niet werkt, en verder geen enkel idee heeft over de wijze waarop het gerepareerd kan worden.’ Lauwaert treft hier het hart van de crisis in de mode.

Ook in het artikel ‘Als alles mode is, wat gebeurt er dan met de mode?’ van Eric de Kuyper, vormt de paradox van de mode het uitgangspunt. Er wordt ingegaan op de interessante relatie tussen het individuele en het collectieve in een studie naar de handelswijze van de dandy en het functioneren van het mannenpak. Wanneer wordt individueel non-conformisme excentriciteit? En wanneer wordt de excentriciteit van de dandy weer overgenomen en algemeen aanvaard? De Kuyper: ‘Het dandyisme houdt geen rekening met de regels en nochtans volgt hij hen. Het dandyisme gaat eronder gebukt en neemt er wraak op. Dit komt neer op een verdediging van de “gelijkheidsgedachte” tegenover het principe van het “recht van het individu”. Broederschap & gelijkheid.’

Artikelen als van Dirk Lauwaert en de Eric de Kuyper laten, door de diepte in te gaan en de oppervlakte van ‘het kleed’ en zijn ‘drager’ serieus te nemen, zien dat een grondige analyse van de mode heel dienstbaar zou kunnen zijn bij het nadenken over de ‘nieuwe’, flexibele mens, die leeft zonder vaste plek, familie, geschiedenis en verhaal. Hun teksten geven aan hoe ver de betekenis van mode reikt, en hoe noodzakelijk het is de beschouwing ervan door te zetten. Eén studie is wat dat betreft lang niet genoeg.

Jan Brand, José Teunissen (red.), De macht van de mode. Over ontwerp en betekenis, Uitgeverij Terra, 2006. ISBN 90-5897-510-X

Maaike Gottschal

Recente artikelen