Contra Cancel Culture
De ophef rondom Destroy My Face van Erik Kessels was groot in september. Niet lang na de opening van BredaPhoto werd het werk verwijderd door Pier15, het skatepark in Breda-Noord waar het te zien was. De meningen zijn nog altijd verdeeld over hoe het wel had moeten gaan. Florian Göttke geeft zijn visie.
In september ontstond er op Instagram commotie rondom het werk Destroy My Face van Erik Kessels op BredaPhoto 2020. Het werd als vrouwonvriendelijk bestempeld en is uiteindelijk door de gastheer, skatepark Pier15, weggehaald. In de skatehal waren zestig reusachtige portretten geïnstalleerd over de gehele vloer, inclusief de skateramps, als een gigantisch tapijt. De portretten toonden verwrongen gezichten van vrouwelijk ogende personen. Volgens plan gebruikten de skaters de hal zoals gewoonlijk en skaten over de portretten heen, die krassen opliepen, beschadigd raakten en langzamerhand wegscheurden.
Een paar dagen na de opening verschijnt er een uitvoerige open brief geschreven door een groep anonieme kunstenaars en skaters onder de naam We Are Not A Playground die, goed beargumenteerd, stelt dat het werk vrouwonvriendelijk is omdat het onkritisch geweld tegen vrouwen toont en hen tot object maakt. Ook BredaPhoto krijgt kritiek op hun bord omdat zij opdracht tot het werk hebben gegeven en het financieel mogelijk hebben gemaakt. De briefschrijvers roepen de kunstenaar en BredaPhoto op om het werk te verwijderen. Ze vragen hen ook uit te leggen waarom het überhaupt gerealiseerd is. De brief wordt veelvuldig op sociale media gedeeld, becommentarieerd, en uiteindelijk door meer dan 2800 mensen ondertekend.
BredaPhoto plaatst in reactie daarop een tekst op hun website waarin Erik Kessels zich verontschuldigt en beaamt dat hij niemand wilde kwetsen. Het werk blijft waar het is. Wel worden de auteurs van de brief voor een openbaar gesprek met de kunstenaar uitgenodigd, wat de auteurs als ontoereikend beschouwen omdat er niet op hun argumenten wordt ingegaan. De brief circuleert verder in skatekringen op het net en een paar dagen later besluit Pier15 het werk te verwijderen in reactie op de kritische commentaren en de druk van sponsoren. BredaPhoto plaatst een vervolgstatement op de website waarin het festival zich achter het werk schaart en de kunstenaar en de briefschrijvers van cancel culture beticht.
Zoals waarschijnlijk de meeste lezers heb ik het werk niet in het echt maar enkel op het internet gezien. Ik zag afbeeldingen van vervormde vrouwengezichten op de vloer van de skatehal; het silhouet van een skater die, schijnbaar achteloos, over een enorm gezicht scheurt en volkomen in het moment van het skaten opgaat; de oppervlakte van de foto’s en de gezichten door krassen aangetast. De foto’s communiceren geweld en verminking, die door Kessels in scène is gezet. Het zijn composietfoto’s, samengesteld uit 800 internetafbeeldingen, maar toch representeren zij, ook in Kessels eigen woorden, vrouwen. En het feit dat Kessels deze portretten op de computer nog verder heeft vervormd, de neuzen scheeftrok en rare rimpels aanbracht, maakt de verminking alleen maar erger. Kessels spreekt van het gevaar dat in het kader van cosmetische chirurgie ‘een overvloed aan operaties uitgevoerd worden die leiden tot misvorming en de persoon veranderen in een monster’. De ‘portretten’ worden tot karikaturen, clichébeelden uit Kessels fantasie, die zijn voyeuristische fascinatie voor en afkeur van een bepaald vrouwbeeld blootleggen. De programmeerde vernietiging in de skatehal is een bezegeling van dit oordeel. De circulerende foto’s van deze geënsceneerde, rituele vernieling lijken de culminatie van het werk te zijn.
Het lijkt erg op een vorm van beeldstraf die een lange traditie in Europa heeft. Tot in de negentiende eeuw was in wetboeken vastgelegd dat van verraders, deserteurs of valsmunters die gevlucht waren, plaatsvervangend een beeltenis werd opgehangen aan de galg, onthoofd of zelfs gevierendeeld. In populaire volksgerechten werden tot in de twintigste eeuw, ook in Nederland, overtredingen van gemeenschapsnormen met behulp van beelden bestraft. Dit betrof vooral misdadigers in het huiselijke en seksuele domein. Incestplegers, overspelplegers of mannen die zich door hun vrouw lieten domineren, werden als pop door de straten geparadeerd, bespot, opgehangen of verbrand, resulterend in vernedering en uitsluiting. Cancel culture avant la lettre, zou je kunnen zeggen. Een ander voorbeeld: Saddam Hussein liet na de eerste Golfoorlog in de entree van het luxueuze Al Rasheed hotel een mozaïekenportret van de toenmalige president van de Verenigde Staten George Bush leggen, zodat alle gasten, waaronder ook veel buitenlandse regeringsvertegenwoordigers, over zijn gezicht moesten lopen. Kinderachtig zou je kunnen zeggen. Toch was de belediging effectief: drie dagen na de Amerikaanse bezetting van Baghdad in 2003 was het mozaïek al verwijderd. Kessels werk oefent evenmin direct fysiek geweld op bepaalde personen uit, maar het is wel kleinerend en houdt een algemeen vrouwonvriendelijk beeld in stand.
De fotograaf stelt dat het werk ironisch bedoeld is – een verdediging waarmee hij vooral de verantwoordelijkheid voor zijn eigen uitspraken ontwijkt. Hij stelt ook dat het werk ‘discussie’ moet stimuleren over de grenzen van de maakbaarheid van het menselijk gezicht en lichaam. Op de website wordt gewag gemaakt van overconsumptie, de ‘massa-fotocultuur’ en zelfbeeldmanipulatie voor Instagram die vervolgens met cosmetische chirurgie in één pan worden gegooid. Discussie over beeldcultuur en overconsumptie is op zich geen slecht idee. Van een reclamemaker als Erik Kessels die er volop in betrokken is, zou je dan een genuanceerde zelfreflectie verwachten. In plaats daarvan doet het werk wat het zou moeten kritiseren: een massa aan beelden wordt gemanipuleerd, met behulp van algoritmes digitaal aan stukken gescheurd en vervolgens ondergebracht in een omgeving die aan het digitale geweld een analoog vervolg geeft: voornamelijk mannelijke skaters graveren er (gewild of ongewild) hun wielen in, met vernietiging tot gevolg.
In alle krantenartikelen, kunstmagazines en commentaren op Instagram en Facebook heb ik nog geen analyse gelezen van hoe het werk daadwerkelijk als kritiek op de hedendaagse beeldcultuur kan worden opgevat. De krantenartikelen die het werk verdedigen citeerden enkel de kunstenaar over wat het werk zou moeten betekenen, aan de hand van citaten die waren geplukt van de website van BredaPhoto. Niemand nam de moeite om zelf goed naar het werk te kijken en te analyseren wat het doet.
Lering trekken
De meningen delen zich op in diegenen die het werk seksistisch vinden en de roep om verwijdering steunen en in diegenen die dat als censuur en ongeoorloofde inbreuk op de autonomie van de kunst en de vrijheid van meningsuiting ervaren. Wat wringt is dat die vrijheden gekoppeld worden aan het recht anderen bedoeld of onbedoeld te kwetsen zonder verantwoordelijkheid te hoeven nemen voor de eigen uitspraken. Die houding betitelen Ana Teixeira Pinto en Kerstin Stakemeier in een messcherp artikel in Texte zur Kunst als ‘social sadism’: wreedheid als verdediging van een principieel standpunt versluiert. En dat terwijl vrijheid van meningsuiting en artistieke vrijheid oorspronkelijk vrijruimtes boden om zonder repercussies tegen de dominante orde en tegen de macht te kunnen spreken.
In zijn reactie op de brief verontschuldigt Kessels zich en schrijft hij dat het niet zijn intentie was om iemand te kwetsen. De logische consequentie van het besef dat dit toch gebeurd is, zou zijn om de kwetsende uiting terug te trekken. Maar dat doet hij niet. Het blijft bij deze on-verontschuldiging. Waarom is het zo moeilijk een seksistische (of, in andere gevallen, racistische) uitspraak terug te trekken? Chauvinisme, gekrenkt narcisme, een arrogante positie van privilege, die elke roep om verantwoording als inbreuk op de eigen vrijheid ervaart en de schending van iemand anders vrijheid negeert?
Dan maar in de aanval gaan. In plaats van op de zorgvuldig geformuleerde aanmerkingen te reageren en een inhoudelijke discussie met de briefschrijvers aan te gaan, gooit BredaPhoto de vechtterm ‘cancel culture’ in de ring. Het doel is ogenschijnlijk om de briefschrijvers te delegitimeren en monddood te maken. Wie wordt er dan eigenlijk gecanceld? De gevestigde kunstenaar en reclamemaker met het instituut achter zich, die ook van de pers voornamelijk steun krijgt, kun je toch niet geloofwaardig als slachtoffer presenteren, ook al krijgt hij online zeer onsmakelijke commentaren naar zijn hoofd geslingerd.
De briefschrijvers vragen uitleg over een in hun ogen twijfelachtige uiting. Terwijl BredaPhoto benadrukt dat debat een belangrijke functie van de kunst is, gaan ze niet echt in op de brief. In plaats daarvan nodigen ze de actiegroep uit voor een openbaar gesprek met de kunstenaar op het podium van BredaPhoto. De briefschrijvers slaan dit af, maar het gesprek waren zij met hun openbare brief natuurlijk al lang begonnen op een door henzelf gekozen platform, dat BredaPhoto blijkbaar niet bevalt. Voor mij is op dat moment nog steeds het instituut BredaPhoto aan zet om uitleg te geven. Dat de stemmen van de briefschrijvers door de sociale media een groter publiek vinden en invloed uitoefenen – en het zelf zo ver komt dat het werk verwijderd wordt – betekent niet dat de machtsverhoudingen opeens compleet omgedraaid zijn. Cancelling gebeurt nog steeds in de meeste gevallen en het meest effectief vanuit een positie van macht: de stem van het publiek is in die zin machteloos en afhankelijk van de respons van degene tot wie hij zich richt.
Voordat je met een begrip als cancel culture gooit, mag je toch wel kijken hoe de machtsverhoudingen liggen en je eigen handelen onder de loep nemen om te zien of of er in de kritiek die geuit wordt niet een kern van waarheid zit. Het is niet de kunstenaar alleen die bepaalt wat een werk betekent. Het is pas in de ervaring van het publiek dat werkelijk duidelijk wordt van een werk doet. Zeker buiten de veilige muren van het museum of kunstinstituut zijn er krachten die aan de autonomie van de kunst trekken. Kessels en BredaPhoto hadden er goed aan gedaan om daar rekening mee te houden en zorgvuldig mee om te gaan.
Het kan namelijk ook anders. In 2012 maakte Sam Durant het indrukwekkende werk Scaffold voor documenta 13, dat hij een jaar later in het kader van de manifestatie See You in The Hague bij Stroom in Den Haag liet zien. Het is een groot bouwsel van houten balken, waarin zeven schavotten die refereerden aan de Amerikaanse geschiedenis tot een complexe constructie waren verwerkt. Er was de galg waarop president Lincolns moordenaar werd opgehangen, het schavot waarop de antislavernij-activist John Brown werd gedood, alsook dat waarop Saddam Hussein aan zijn einde kwam. Een ander was het schavot dat herinnerde aan de executie van achtendertig Dakota Sioux mannen in Mankato, Minnesota, na een opstand in 1862. Het was de grootste massaexecutie in de Amerikaanse geschiedenis.
In 2017 werd het werk door de Walker Art Center aangekocht en in de Minneapolis Sculpture Garden geïnstalleerd. De ogenschijnlijke wederopbouw van het Mankato schavot leidde tot onbegrip en woede onder Dakota inwoners en hevige protesten voor het Art Center. Het instituut en de kunstenaar stemden toe met een proces van mediatie onder de leiding van Dakota oudsten, die Durant als een diepgaande ervaring beschrijft. Als resultaat stemde Durant daarna in om het werk te vernietigen en droeg hij het copyright van het werk over aan de Dakota.
Het is een voorbeeld van hoe een kunstenaar en een instituut hun publiek serieus neemt en de verantwoordelijkheid neemt voor wat het werk veroorzaakt. Ook als het vernietigen van een kunstwerk de consequentie is. Een andere omgang met de kritiek op het werk van Erik Kessels had wellicht ook een leermoment kunnen zijn.
Thema's
Florian Göttke
is kunstenaar, onderzoeker, schrijver en docent aan het Dutch Art Institute