De kunstenaar als filantroop
Een paar maanden geleden was in het nieuws dat Bridget Riley een Foundation heeft opgericht speciaal ter ondersteuning van de studie van de tekeningencollectie van het British Museum door kunststudenten. Er zijn steeds meer weldoeners onder de kunstenaars. Ze steunen maatschappelijke projecten, al dan niet van culturele aard, overal in de wereld. Wat beweegt hen?
Op het eerste gezicht is de kunstenaar als filantroop een onwaarschijnlijk voorstel. Terwijl sommige kunstenaars worden geboren in rijkdom, biedt hun gekozen beroep weinig perspectief op financiële stabiliteit en onafhankelijkheid, laat staan op welvaart van de schaal waarop de term filantropie (Griekse voor ‘liefde voor de mensheid’) van toepassing kan zijn. Wat filantropie onderscheidt van gewone liefdadigheid (hoewel de twee af en toe kunnen overlappen), is een visie, een duidelijk doel, een financiële invloed en een institutioneel kader dat het mogelijk maakt om een langetermijnvisie te hebben en problemen bij de bron aan te pakken. Een kunstenaar maakt normaalgesproken meer kans om aan de ontvangende kant van filantropische initiatieven te staan, als de begunstigde in plaats van als de weldoener.
Toch zou men kunnen stellen dat kunstenaars, zelfs die met bescheiden middelen, voordeel kunnen halen uit liefdadigheid. In aanvulling op hun tijd, geld en reputatie kunnen ze hun kunst inzetten voor bepaalde zaken. In dit opzicht bestaat hun vermogen uit kunstwerken. Het werk van een gewilde en commercieel succesvolle kunstenaar kan aanzienlijke bedragen binnenhalen op een veiling voor een goed doel. Neem bijvoorbeeld Turner Prize-winnaar Antony Gormley, die verschillende goede doelen steunt, zoals de Britse Paintings in Hospitals en Comic Relief, die armoede en sociaal onrecht bestrijden in Groot-Brittannië en daarbuiten. Zijn sculptuur SUBMIT IV uit 2011 werd verkocht voor 300 duizend pond op de veiling SyriART van Unicef, die in totaal 750 duizend pond ophaalde voor gevluchte kinderen in december 2014. Ander voorbeeld: het werk My Mother Before She Became My Mother (2010) van Marlene Dumas dat twee miljoen dollar opleverde tijdens de veiling Artists for Haiti in september 2011 bij Christie’s in New York. Drie keer meer dan de geschatte waarde. Dat is nog eens filantropie.
Maar kunstenaars hoeven helemaal geen veilinghuisrecords te breken om met hun donaties bij te dragen aan filantropische programma’s. Pedagoog en filosoof Bartosz Przybył-Ołowski, die is getrouwd met kunstenaar Paulina Ołowska, vond steun bij Poolse en internationale kunstenaars voor een veiling van 78 kunstwerken voor zijn RazemPamoja Foundation. Deze stichting bevordert wederzijdse hulp en creëert een dialoog tussen scholen en gemeenschappen in Polen en het Keniaanse Nairobi door middel van beurzen voor muurschilderingen, tentoonstellingen, documentaires en boekprojecten. Deze gelijke uitwisseling, weerspiegeld in de naam van de stichting (razem en pamoja betekenen ‘samen’ in het Pools en Swahili), wordt visueel uitgedrukt in het opvallende pindavormige logo dat door Ołowska werd bedacht. De veiling Learning, Sharing, Acting vond plaats in januari 2015 in het Center for Contemporary Art Ujazdowski Castle in Warschau en financiert niet alleen workshops en beurzen voor middelbare schoolleerlingen uit de sloppenwijken van Nairobi, maar ook de publicatie Into Africa: Learning, Sharing, Acting van Le Monde diplomatique (2014).
En dan is nog zoiets als liefdadigheid voor de alma mater. In gesprek met de voormalig Goldsmiths docent en student Martin Craig-Martin tijdens de conferentie Goldsmiths Gallery: Artists as Philantrophists prees het hoofd van de kunstafdeling van de academie, Richard Noble, de ongelooflijk vrijgevige alumnus die hij persoonlijk heeft benaderd bij het opzetten van een nieuwe publieke galerie in een Victoriaans badhuis op de campus. De verbouwing kost 1,8 miljoen pond en is toevertrouwd aan het ontwerpcollectief Assemble, de winnaars van de Turner Prize van vorig jaar. Zoals dat hoort bij een instituut dat niet minder dan zeven Turner Prize-winnaars onder zijn alumni telt, leest de lijst van deelnemers aan de speciale liefdadigheidsveiling als een ‘wie is wie?’ van de Britse hedendaagse kunst, met werken van onder andere Damien Hirst, Anthony Gormley, Bridget Riley, Mark Wallinger, Yinka Shonibare, Sarah Lucas, Gillian Wearing, Steve McQueen, Michael Landy en Graig-Martin zelf.
Hoe guller de donatie, hoe groter het risico
Sommige kunstenaars worden wel heel vaak gevraagd om kunst te doneren voor het goede doel. Zo worden de kunstenaars die Noble sprak bijna wekelijks gevraagd een werk te doneren aan een veiling. Craig-Martin: ‘Wanneer je eenmaal de fout hebt gemaakt een werk te geven aan een charitatieve veiling, wordt je overspoeld met verzoeken. Je kunt je de lijst van verschillende goede doelen niet voorstellen. Het veilen van kunst wordt door veel fondsenwervers gezien als de makkelijkste manier om geld op te halen.’ Kunstenaars vinden het lastig om niet te reageren op dit soort verzoeken, maar er zijn valkuilen bij dit soort liefdadigheid. Als een werk wordt verkocht onder de marktprijs, zoals vaak het geval is bij veilingen waar kopers koopjes zoeken en het goede doel snel geld wil, kan dat schadelijk zijn voor de carrière van de kunstenaar (hoewel soms een galeriehouder inspringt en het werk voor zijn ‘echte’ waarde koopt). ‘Hoe guller de donatie, hoe groter het risico’, waarschuwt Craig-Martin.
Deze risico’s verklaren voor een deel waarom door de markt geliefde kunstenaars als Marlene Dumas maar bij wijze van uitzondering hun werk laten veilen voor het goede doel. Maar er zijn nog andere manieren waarop een kunstenaar filantroop kan zijn. Ze kunnen hun werk bijvoorbeeld direct aan een instelling (museum, galerie of bibliotheek) geven, die normaal gesproken niet in staat zou zijn het werk op de markt te kopen. Instellingen met weinig geld doen vaak zo’n verzoek tot donatie om hun collectie hedendaagse kunst op te kunnen bouwen. Een kunstenaar kan ook een geldprijs die hij/zij heeft gewonnen aan een goed doel schenken. Dumas schonk bijvoorbeeld honderdduizend euro van haar Johannes Vermeer Prijs in 2012 aan de stichting Ateliers Support Fund.
Nu de steun voor de kunsten door de staat en bedrijven afneemt, biedt filantropie een uitweg. Tenminste, dat wil de regering ons doen geloven. En wie beter dan de kunstenaar zelf kan de behoeften van andere kunstenaars begrijpen en inwilligen? Het SPACE-project van Bridget Riley, Peter Sedgley en Peter Townsend uit 1968 beantwoordde aanvankelijk aan een specifieke behoefte: het ernstige tekort aan betaalbare atelierruimtes in Londen. Lege magazijnen, fabrieken en scholen werden omgebouwd tot ateliers en verhuurd aan kunstenaars. Het idee kon zich vervolgens ontwikkelen dankzij de vrijgevigheid van beeldhouwer Henry Moore, die het project koos als begunstigde van de Erasmusprijs die hij won in 1968.1
Het steunen van goede doelen of door kunstenaars geleide initiatieven is vaak een voorbode van de oprichting van een eigen stichting die de waarden, zorgen en werkwijze van een kunstenaar weerspiegelt. Moore en Riley zijn een goed voorbeeld hiervan. In 1977 richtte Moore de Henry Moore Foundation op: de grootste, door een kunstenaar opgerichte stichting in Europa, en de eerste in zijn soort in Engeland. Deze stichting, een van de meest vrijgevige liefdadigheidsinstellingen voor kunst, deelt elk jaar beurzen uit aan individuen en kunstorganisaties voor in totaal een miljoen pond, het bedrag wat de productieve en tegen het eind van zijn carrière enorm rijke kunstenaar betaalde aan inkomstenbelasting. In overeenstemming met de wensen van de kunstenaar richt het overgrote deel van deze ondersteuning zich op sculptuur (in de ruime zin van het woord).
De Bridget Riley Art Foundation die in juni 2011 werd geregistreerd als goed doel is een van de weinige door kunstenaars opgerichte stichtingen die tijdens het leven van de kunstenaar actief wordt. Ondanks het feit dat Riley beperktere middelen heeft dan Moore, die aan het eind van zijn leven alles wat hij bezat aan de stichting schonk, weet ze precies wat ze wil met haar stichting. De BRAF is een driejarig project gestart om studenten in en buiten Londen de mogelijkheid te bieden de tekeningen van oude meesters en modernisten te bestuderen in het British Museum, zoals Riley dat heeft gedaan als student aan de Goldsmiths.
Niet alle kunstenaarsstichtingen hebben zo’n specifiek doel. De beheerders die in naam van een kunstenaar handelen hebben vaak veel bewegingsruimte. Toen Josef en Anni Albers hun stichting oprichtten in 1971, ‘waren de richtlijnen prachtig vaag’, zegt de projectmanager Nicholas Murphy van de Josef and Anni Albers Foundation. Hij leidt het Thread residencyprogramma in het Senegalese dorp Sinthian, dat werd geopend in maart 2015. Thread is bedoeld voor kunstenaars en schrijvers die zichzelf met nieuwe grenzen willen laten confronteren, in de pionierende geest van het kunstenaarskoppel’.2
De kunstenaarsstichtingen zijn deskundig in kaart gebracht door het Aspen Institute Artist-Endowed Foundations Initiative (AEFI), dat een uitgebreid verslag uitbracht in 2010 (bijgewerkt in 2013) onder de titel The Artist as Philanthrophist.3 Een belangrijke beperking van de studie, vanuit Europees perspectief bezien, is dat het alleen kijkt naar de Amerikaanse kunstwereld. De internationale, door kunstenaars opgerichte stichtingen zijn verbannen naar een hoofdstuk aan het eind van het verslag dat is geschreven door de AEFI projectdirecteur Christine Vincent. Op een moment dat filantropie in Amerikaanse stijl als voorbeeld wordt opgehouden, is het goed voor kunstenaars buiten de Verenigde Staten om kennis te maken met de bevindingen uit het verslag voordat ze dezelfde route bewandelen. Craig-Martin, die sprak tijdens de conferentie in Goldsmiths en opgroeide in de Verenigde Staten, verwoorde de Amerikaanse droom zo: ‘once you’ve made it, you’re fully expected to give it back.’
Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen
1 http://www.spacestudios.org.uk/about/space-story-index/
2 In een Skype-interview, 9 februari 2015
3 Het verslag is online beschikbaar op: www.aspeninstitute.org/aefi
Agnieszka Gratza