metropolis m

I came in a ceramist, I left an artist.

Bij het Paradisodebat georganiseerd door Kunsten ’92 in het laatste weekend van augustus werd het voorgaande Paradisodebat door meerdere sprekers aangehaald. Die editie was in 2019 – niet één jaar maar twee jaar geleden. Het voelt inmiddels als een eeuwigheid.
Met name één aspect werd belicht. De bijdrage van Philipp Blom die destijds refereerde aan de tijd waarin we toen leefden als de vooravond van een kanteltijd. In de drie jaar sindsdien heeft deze uitspraak niets aan relevantie ingeboet, integendeel. We bevinden ons inderdaad in een kanteltijdperk. De verhouding tussen mensen, dieren, natuur en goederen staat op scherp en we kunnen ons niet meer aan de ongemakken en catastrofes onttrekken, alle bunkers die we aanleggen ten spijt. Het is tijd om te kiezen.
In kantelen verschuilt het woord kant zich. Dat is waar onze retorische wegen zich scheiden, die van Blom en mij. Want aan het denken over kanten, over wegen, paden en polariteiten komt wat mij betreft een einde. In plaats hiervan fluïditeit: het is een begrip dat zich vanuit de beklemde marge op het spectrum van de mainstream heeft weten te plaatsen. Met geweld, van het centrum naar de marge toe. Maar ook met hardnekkig blijven ademen. Het eigen zijn keer op keer blijven benadrukken. Uitleggen, toelichten, vermoeid zijn en toch de aanwezigheid keer op keer blijven benadrukken.
De inspiratie voor dit thema vertrok van een nauw punt: een advertentie uit 2014 voor Sundaymorning@EKWC, een residentie waarbij kunstenaars worden uitgenodigd om een tijd lang de mogelijkheden van keramiek te ontdekken of uit te bouwen. De advertentie trof me in haar eenvoud. Niet het medium werd aangeprezen, niet de mogelijkheid als volleerd keramist de ovens van Oisterwijk achter je te laten maar de lonkende belofte van metamorfose. Of beter gezegd, de belofte van expansie. De tekst stelt onder anderen: I came in a ceramist, I left an artist. En ook: I came in a teacher, I left a student. En andersom. Geen gedaanteverwisseling als een slang die uit de te strak geworden huid kronkelt maar de aanname dat elke versie van elke opeenvolgende metamorfose een expansie is die één geheel vormt.
Expansie van kunstenaars, in de eerste plaats. Kunstenaars die zich al geruime tijd weinig aantrekken van de veronderstelde nauwe interesses die de kunstgeschiedenis hen soms toedicht. Kunstenaars die knutselen, verzamelen en met hun handen in de keuken en in de studio wroeten. Op zoek naar ontwikkeling door alle media heen alsof het niets is. Wat het soms ook is.
Dit thema opent met een bijdrage van de fotograaf Joost Termeer die in opdracht de lithografieën gemaakt door Louis ‘de vader van de Amerikaanse lithografie’ Prang uit het boek Oriental Ceramic Art onder de loep nam. De litho’s laten de collectie Chinees, Japans en Koreaanse keramiek zien, die in de 19e eeuw verzameld werd door de Amerikaan W. T. Walters. De vazen, borden en kannen verwerkte Joost tot een duizelingwekkend geheel waarbij de vazen zo vloeibaar worden dat ze uit elkaar drijven, duizend zeepbellen die door het sifon glibberen op weg naar een ander leven.
De titel van deze introductie heb ik uit het portret van Mette Sterre gestolen. De plasticiteit van het brein, de verbindingen tussen cellen en proprioceptie van het lichaam worden wervelend geduid door de curator Wilma Sütö die net als ik weet: de muren ademen. Porositeit, eindelijk!
De kunstenaar Ola Lanko viert de porositeit in haar praktijk als shapeshifter, gelooft in waarden en metaforen en is niet bang om vragen te stellen waar ze antwoorden op wil vinden. Ook zij suggereert dat de tijd vraagt om een andere perceptie van het eigen zijn met waarden als devotie en obsessie die in deze tijd een andere betekenis kunnen krijgen. Zelftransformatie noemt ze het. We moeten ergens beginnen, bij het zelf of elders, al gaat die ontdekking wel ‘gepaard met schokken, risico’s, willekeur en onzekerheid’.
De promovendus Corine van Emmerik buigt zich over de tussenruimte in het kader van de Triënnale bij het New Museum en ging daarvoor in gesprek met de Nederlandse curator Jeanette Bisschops over kunstenaars die zich de afgelopen anderhalf jaar konden richten op hun eigen brede interesses in plaats van nauwe verwachtingen. De kunstenaar werd een acupuncturist, de acupuncturist werd een permaculturist.
Wellicht valt het op dat ik voor de naam van elke bijdrage een beroep, een doos, een kader heb gezet. De fotograaf, de kunstenaar, de curator, promovendus en dan tot slot de schrijver Thomas van Huut, die in zijn essay meanderend de kunst beschouwt als stok om de werkelijkheid mee te slaan. Hij verwondert zich over de rol en uitwerking in een Amsterdamse buurt van het werk Scenery van Esther Tielemans en toont zich kort daarna ook een shapeshifter. Van schrijver muteert hij naar curator en doet een onomwonden suggestie aan Rein Wolfs, directeur van het Stedelijk Museum en zijn team curatoren. Wat als je Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue? naast In The World But Don’t Know The World zou kunnen zien. Welke expansie maakt die presentatie mogelijk?

I came in a teacher, I left a student.

Alix de Massiac

is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts

Recente artikelen