metropolis m

De prijs van politiek
Column

‘De politiek van het alledaagse’ is een van de radicalere elementen van wat inmiddels muffig ‘de erfenis van de jaren zestig’ wordt genoemd. Deze slogan betekent, zoals in de vorige column al aan de orde kwam, dat niet zozeer politieke instituties, maar het huishouden, de reclame, het onderwijs, de gevangenis, architectuur, het ziekenhuis, et cetera, de plaatsen zijn waar het sociale leven wordt vormgegeven.

Daar worden de verhoudingen tussen de seksen beslist, daar wordt het kleinburgerlijke ideaal van een gezond gezin in een opgeruimd huis in het dagelijks leven verankert (en in ons zenuwstelsel), daar worden burgers, werknemers, consumenten en dissidenten gekweekt, daar worden status- en machtsverhoudingen ge-hardwired in de gebouwde omgeving, daar worden de lichamen van vandaag en morgen vormgegeven.

Hoe gewoon deze stelling inmiddels ook is, ze blijft radicaal, omdat ze de moderne verworvenheid van maatschappelijke arbeidsdeling — tussen politiek en samenleving, tussen publiek en privé, maar ook tussen economie en politiek, cultuur en politiek — ondermijnt. Het liberale ideaal om het privé-leven, de economie en de cultuur te vrijwaren van politiek wordt erdoor op losse schroeven gezet.

Maar los van deze complicatie — of voor wie het anders ziet: prestatie — heeft de stelling ook een aantal consequenties wat betreft het begrip van politiek dat eruit volgt, consequenties die eigenlijk onacceptabel zijn. Ze suggereert ten eerste dat eigenlijk alles politiek is en, wat nog problematischer is, dat dingen en situaties tot op zekere hoogte uit zichzelf al politiek zijn. Als op alle situaties waarin het sociale leven wordt vormgeven het label politiek geplakt kan worden, dan is elke situatie politiek.

In elke gebeurtenis worden de verhoudingen tussen mensen, en tussen mensen en hun omgeving gedefinieerd. We komen zo uit op een paranoïde soort van politiek, waar sommige mensen goed tegen kunnen en anderen minder goed, maar waar niemand consequent aan vast kan houden, dag in dag uit en van minuut tot minuut.

De stelling van de ‘de politiek van het alledaagse,’ is dus alleen al praktisch gezien onhoudbaar. Maar de stelling suggereert ook dat situaties er uit zichzelf al een politiek op na houden. Voor zover in een gegeven situatie het sociale leven wordt vormgeven, en zoals gezegd gebeurt dat in elke situatie, is ze al politiek te noemen.

Het al dan niet oppakken van de afwasborstel, een filmbezoek, het ontwerpen van een gebouw, deze alledaagse voorvallen worden dan voor politieke daden aangezien. ‘De politiek van het alledaagse’ kan in die zin een luie vorm van politiek genoemd worden.

Het is vreemd, maar in de kunst en de culturele theorie is de kunstmatigheid van zo ongeveer alles geponeerd, maar niet van politiek. De natuur als artefact van wetenschap en technologie, met als blinkend voorbeeld de polder; de werkelijkheid als artefact van het nieuws, met als perfect voorbeeld de oorlogen in Irak: het zijn in de kunst en de culturele theorie overbekende stellingen.

Maar dat ook de politiek begrepen moet worden als de uitkomst van constructie- en fabricagewerkzaamheden, dat hoor je niet of nauwelijks. Zoals gezegd, ‘de politiek van het alledaagse’ suggereert juist dat de politiek eigenlijk al in situaties zit, zonder dat die er noodzakelijk in gelegd hoeft te worden. Dit is wat de slogan van ’de politiek van het alledaagse’ wat mij betreft uiteindelijk onacceptabel maakt. Tegenover de politiek als een ‘natuurlijk’ gegeven, dat uit zichzelf in zekere zin al aanwezig is het sociale leven, kunnen we de kunstmatigheid van het politieke stellen.

We zeggen dan: voordat een gegeven situatie als politiek herkend kan worden, moet het eerst tot onderwerp van politiek gemaakt worden. Politiek vereist een expliciete daad van politisering: iets is alleen politiek, als er met succes ophef over gemaakt wordt. Een gegeven praktijk, in de keuken, in de gevangenis of in de reclame, raakt pas echt van politiek doordrenkt, als er een kwestie uit gefabriceerd wordt.

Als we de kunstmatigheid van de politiek voorop stellen, dan wordt het domein van de politiek aanzienlijk ingeperkt in vergelijking met de onbegrensdheid die ‘de politiek van het alledaagse’ suggereert. Maar ook komt de beperktheid van de politiek zelf in beeld. Nemen we politisering als voorwaarde voor politiek serieus, dan blijkt ze ten minste twee twijfelachtige offers met zich mee te brengen.

Ten eerste vereist politiek nu reductionisme. Om van een bepaalde situatie een politieke kwestie te maken, moet de complexiteit van het sociale leven onvermijdelijk geweld worden aangedaan. De meerduidigheid en verwevenheid van gebeurtenissen, moet worden teruggebracht tot een duidelijk herkenbare misstand: er moet een gearticuleerde onrechtvaardigheid uit gedistilleerd worden.

Ten tweede brengt politiek nu het gevaar van toe-eigening met zich mee. Is een situatie eenmaal tot object van politiek gemaakt, is er een kwestie van gemaakt, dan brengt dit onvermijdelijk met zich mee dat derden met die kwestie aan de haal kunnen gaan. Dat wil zeggen, erkennen we dat politisering voor politiek noodzakelijk is, dan erkennen we dat er een prijs betaald moet worden, waarvan het bovendien helemaal niet zeker is dat ze het waard is.

Wat de zaak er nogal ingewikkeld op maakt, is dat het absurd zou zijn om nu te concluderen dat het wel meevalt met de politieke lading van het alledaagse leven. De liberale droom van een leven van alledag gevrijwaard van politiek, is en blijft een fata morgana, ook nadat we politisering als voorwaarde voor politiek onderkend hebben.

Dat politiek niet een natuurlijk gegeven is, maar een artefact, wil niet zeggen dat het alledaagse leven niet doordrenkt is van macht en misbruik. Integendeel. Maar tot de tragiek van het alledaagse leven hoort ook het feit, zo wordt nu duidelijk, dat de macht en het misbruik die er continu de kop op steken, niet als zodanig herkend worden.

De misstand is volop aanwezig maar wordt niet erkend: dit is de subpolitiek van het alledaagse. Wat de kunst en de culturele theorie betreft, voor deze praktijken betekent de erkenning van de kunstmatigheid van politiek dat politiek als een dilemma verschijnt. De prijs van politisering is simplificatie en het risico van toe-eigening. De duizenden goede redenen om dat te willen vermijden zal ik hier niet proberen op te sommen.

Maar wie ervoor past die prijs betalen, kiest voor onherleidbaarheid en liever gedissocieerd blijft van het politieke circus, kan er ook maar beter voor passen om de politieke verdienste van creatieve praktijken op te blazen. De creatieve praktijken brengen de subpolitiek ten tonele.

Niet minder, maar ook niet meer dan dat.

Noortje Marres

Noortje Marres

Recente artikelen