Een gerieflijk maar dwangmatig kostuum – Michaël Borremans
Een nieuwe reeks schilderijen van Michaël Borremans, te zien in Antwerpen, roept wezenlijke vragen op over onze tijd. De figuren en kegels zijn ingepakt in dikke lagen luxe stof die hen bescherming biedt maar hen ook lijkt te belemmeren in hun menszijn.
Hoe stil het hier is. Dat valt mij op wanneer ik in het midden van de eerste tentoonstellingsruimte naar de nieuwe reeks van Michaël Borremans kijk. Zeven schilderijen tonen, alleen of in kleine groepjes, stoffen kegels. Ik sta stil en stil kijken zij terug naar mij. Allemaal lijken ze zich te richten naar het punt waarop ik onbewust gestopt ben. Vanuit mijn positie kan ik de hele reeks overzien. Het is een opstelling zonder hoeken, muurtjes, werken op de grond of aan het plafond.
Dit minutieus opgestelde overzicht in de grote, hoge, witte ruimte versterkt het mysterie van deze objecten. Het versterkt het kleurenpalet van de schilderijen en maakt deze vreemde objecten tastbaar en kwetsbaar.
Eén trekt in het bijzonder mijn aandacht. Het is een kegel van rood satijn, geplaatst op een witte grijze vloer, met een zwarte achtergrond. Hij is slank, maar niet rechtlijnig. De stof is dik genoeg om overeind te staan. Vouwen en naden schakeren het licht. De kleur verandert met dat licht. De middelste naad kan ik niet zien. Hij verdwijnt in een donkere plooi, die de kegel in tweeën verdeelt. Het is een sensuele donkerte tussen twee opwellende satijnen vlakken. In mijn hoofd zoek ik naar het juiste rood. Bordeaux, misschien? Maar het cliché alleen al dat deze naam oproept, ontdoet de kleur van haar levendigheid. Dit rood glimt, het gloeit van leven. Ik sta zo dicht bij het schilderij dat het geheel uiteenvalt in onderlinge verfstreken. De kleurenvlakken vermengen zich met elkaar. Nu zie ik ook de opbouw van het schilderij, welke kleur het eerst werd aangebracht. Elke keer weer sta ik er versteld van hoe de onderlinge verfstreken, kleuren en lagen samenkomen tot één beeld. Ik betrap mezelf erop dat ik het schilderij bekijk als een portret. En net als bij het gezicht van een portret vraag ik mij af wat er achter die stof kan zitten. Het portret van de rode kegel heet The Pope (2020). Volgens de zaaltekst verwijst het naar het bekende portret uit 1650 van Paus Innocentius X dat door Velázquez zo treffend werd geschilderd. Ik herinner me vooral de weifelende blik van de paus, het wantrouwen voor het gekende realisme waarmee Velázquez zijn modellen schilderde.
De schilderijen hebben op mij het effect van een magnetische kracht die zacht aan mijn benen en armen trekt, wanneer ik de ruimte verlaat. Hier onthullen enkele vroegere werken een tipje van het ontstaansproces van de nieuwe reeks, die zich afspeelde in de rand van een ander project waar Michaël Borremans aan werkt. Sinds enige tijd vraagt hij zijn modellen om zelf het kostuum te maken waarin ze voor hem zullen poseren. Hij kiest de stof; de uitwerking laat hij aan hen over. Het kostuum wordt een verlengde van een persoonlijkheid, een tweede huid, een prothese als het ware, waarin het model zelf beslist hoe on- of verhullend het kostuum wordt. Het zijn dadaïstisch aandoende pakken in dikke, zachte stoffen, gewaden waarmee koningsmantels en heiligenmijters werden gemaakt, maar hier geschilderd in militair kaki en grauwgrijs. Ook al zijn ze zacht uitgevoerd, ze herleiden de menselijke lichamen tot zware objecten. In Large Rocket (2019) is het gezicht volledig verdwenen in het kostuum. De kap is dichtgenaaid in de vorm van een raketpunt. De dikke grijze stof beschermt en isoleert het lichaam, maar onttrekt het ook aan het zicht. Het kostuum is gerieflijk en dwangmatig tegelijk. Het maakt comfortabel blind. Is dat niet herkenbaar? Opgesloten zitten in een gouden kooi? Lichamelijk geen beperkingen voelen, maar tegelijk fundamentele vrijheden opgeven. Zoet gehouden worden door de sensatie van de zachte stof op de naakte huid, maar leven in duisternis.
What Else Could They Do? (2019) toont twee mannen in gelijkaardige kostuums. Beiden staren met licht gebogen hoofd beschroomd naar de grond. Ze ontwijken mijn blik, alsof ze zich schamen. Enkel hun gezicht is te zien, de rest is ingepakt, verpakt, ontdaan van menselijke eigenschappen. Ook in The Pilot (2020) en Conehead (2020) wordt mijn blik niet beantwoord. Beiden kijken naar iets dat zich voor hen op de grond bevindt. Hun blik is diffuus, niet leeg, maar in zichzelf gekeerd. Een kap bedekt hun oren en haar. In strijd met het historische portret waarbij de schilder de psyche van de geportretteerde ontlokt, verstoort Borremans deze identificatie. Hij schildert een opperhuid die een donkere leegte bedekt. Zijn portretten tonen dat het gezicht, ook al ziet het er levensecht uit, functioneert als een masker. En wat is een gezicht in werkelijkheid ook anders dan een masker?
Girls on the Dancefloor (2019) schilderde Michaël Borremans in klein formaat (22,2 x 29,6 cm) op een houten paneel. Op de grond liggen twee kostuums, twee lege weggeworpen hulzen. Afgeworpen door hun drager liggen ze als een menselijke gedaante uitgespreid op de vloer. Ze belichamen de herinnering aan een lichaam. Op de plaats van het gezicht bevindt zich een leegte. Dit schilderij verbeeldt de verbinding tussen de beide ruimtes en legt de tegenstelling bloot waarrond de hele tentoonstelling pivoteert. Hier voltrekt zich de gedaanteverwisseling: het ding neemt menselijke vormen aan en de mens verstart tot een voorwerp. Het menselijk herkenbare wordt geabstraheerd door een buffer, een isolatielaag die men tegelijk beschermt voor de buitenwereld, maar er ook voor afschermt. En het omgekeerde: ogenschijnlijk abstracte objecten suggereren een menselijke aanwezigheid die lichamelijker aanvoelt dan de portretten. De ziel die normaliter uit portretten spreekt, vind ik in deze tentoonstelling terug in de stoffen kegels. Hun aanwezigheid is levend en sprankelend, licht en sudderend. Ze zijn meer aanwezig dan de ‘lege’ portretten, die onze blikken ontwijken. Michaël Borremans toont een objectivering van het lichaam, niet door pornografische ongenade, maar net door dat wat bedoeld is om ons te beschermen.
De tentoonstelling stelt uiteindelijk de vraag: wat maakt ons menselijk? Als we in zo’n dik pak leven, hebben we het misschien wel warm en worden we beschermd tegen steken en prikken, ziekten en bomschilfers, maar in het pak kwijnen we ook weg. We verliezen onze binding. We worden objecten, glanzend maar stilstaand. Op mijn weg naar de uitgang ga ik nog even langs The Pope. Michaël Borremans toont die paus, volledig herleid tot stof, opgeslokt door de zware gewaden, het satijn, zijde en kant. Verstikt en verdwenen, herleid tot object. Hij leeft nog, maar in een kleine warme, beschermende cocon, volledig afgesloten. En toch is het onmiskenbaar een menselijk ding.
Michaël Borremans, Coloured Cones
Zeno X Gallery, Antwerpen
28.10.2020 t/m 20.2.2021
Alan Quireyns
is schrijver en curator