metropolis m

De restitutie van roofkunst naar de plaats van herkomst is nog altijd een slopende discussie. Recent stond het weer volop in de schijnwerpers dankzij de terughaalactie van Mwazulu Diyabanza in het Afrika Museum in Berg en Dal. Aude Christel Mgba toont hoe die gebeurtenis niet als diefstal moet worden geframed. ‘Soms moet het slachtoffer tijdens het terughalen van dat wat gestolen is de “taal” van de beul gebruiken om de controle terug te nemen.’

Op 11 september 2020 probeerde de Congolese Mwazulu Diyabanza Siwa Lemba, geboortenaam Emery Diyabanza Kiabanzawoko, een sculptuur van een Lembaman mee te nemen uit het Afrika Museum in Berg en Dal. Deze ‘terughaalactie’ kwam niet als een verrassing voor degenen die de activist volgen sinds zijn soortgelijke pogingen in het Musée du Quai Branly in Parijs afgelopen juni en de daaropvolgende maand in het Musée d’Arts Africains, Océaniens et Amérindiens in Marseille. Het terugeisen van de Lembaman lukte niet, omdat de activist en zijn medeplichtigen werden gearresteerd door de politie toen ze het museum verlieten. Hoewel de meeste artikelen over de gebeurtenis spreken als ware het een poging tot diefstal van de activist, zou ik dat graag herformuleren en iets zeggen over de symboliek van deze radicale daad in relatie tot de recente debatten over de teruggave van Afrikaans erfgoed aan Afrika.

Geloofsroof

Het Afrika Museum werd in 1954 opgericht door missionarissen van de Congregatie van de Heilige Geest. Op de introductiepagina van de website van het museum staat: ‘De paters van deze orde verzamelden Afrikaanse voorwerpen om meer te leren over Afrikaanse religies.’ In de geschiedschrijving worden de missionarissen erkend als belangrijke actoren binnen de koloniale periode. Een deel van hun missie was om de gekoloniseerde mensen te overtuigen dat hun geloven in strijd waren met de ‘ware en ene God’ en dat de voorwerpen die ze maakten, en waaraan ze een bepaalde symboliek toedichtten, het werk van de duivel waren. Tijdens christelijke inwijdingsrituelen werden deze voorwerpen in het openbaar vernietigd en verbrand, en ook werden mannen en vrouwen die de verboden rituelen bleven beoefenen ter dood veroordeeld. Om de doeltreffendheid van hun evangelisatiemissie te bewijzen, hadden de priesters in de koloniën de taak om hun expedities zo nauwkeurig mogelijk te documenteren door dagboeken bij te houden en bewijsmateriaal te verzamelen. Een groot aantal artefacten, menselijke skeletten en objecten werd door missionarissen meegenomen als bewijs van de voltooide missie. Ze dienden als antropologische getuigen van het leven van de volkeren die ze hadden onderworpen aan een voor hen nieuw geloofssysteem.

Deze artefacten, die zonder toestemming zijn meegenomen, zijn inmiddels vele jaren weg uit hun oorspronkelijke omgeving. Hun afwezigheid heeft bijgedragen aan het uitwissen van het geheugen van veel gemeenschappen. Sommige van de latere generaties hebben nooit het voorrecht gehad om van deze objecten te kunnen genieten, ernaar te kijken, ze aan te raken, op te scheppen over hun esthetische, symbolische, spirituele gaven. Ze weten niets van hun bestaan​​. Tegelijkertijd worden met de objecten financiële inkomsten gegenereerd voor de musea in wier collecties ze zich nu bevinden. Sinds de onafhankelijkheid van Afrikaanse landen zijn er vele mislukte acties ondernomen door openbare en particuliere instanties om dit erfgoed terug te krijgen.

Het is in het kader van deze strijd voor de bevrijding van Afrika, die hij al jaren leidt, dat Mwazulu Diyabanza, een onafhankelijk onderzoeker op het gebied van Afrikaanse politiek en cultuur, internationaal woordvoerder van de pan-Afrikaanse beweging YANKANKU (Unity Dignity Courage), besloot ook actief en direct betrokken te zijn bij het herstelproces van de herinnering en het erfgoed van Afrika. In zijn strijd voor herstel neemt het zich opnieuw toe-eigenen van culturele en identiteitssymbolen en iconen die zijn beschadigd of uitgewist een belangrijke plaats in. Omdat er geen bevrijding plaatsvindt zonder een bewustwordingsproces heeft Mwazulu jarenlang onderzoek gedaan naar het pre-koloniale verleden van het continent om te begrijpen en om te kunnen analyseren wat het koloniale tijdperk heeft weggenomen. Hij reisde naar Afrika, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied om het verleden en het erfgoed van zijn voorouders te traceren, totdat hij werd ingewijd in de gemeenschap van de Lemba. Mwazulu wordt erkend als een discipel van de Lemba en heeft de taak om hun kennis en wijsheid te beschermen en benut elke gelegenheid die uit te dragen. 

Met zijn actie in het Afrika Museum richt hij zich op de bemiddeling van de objecten door zich voor te stellen wat hun ‘heden’ zou zijn als ze nooit waren weggehaald. Hij onthult de zwakheden van de beschermingsmethoden, de etnografische manier van presenteren, terwijl de objecten door de Lemba worden gezien als levende wezens die deel uitmaken van het sociale leven op hun plek van oorsprong. In zijn toespraak wijst hij erop hoe het museum een gebrek aan kennis over het object illustreert, ofwel een weigering om deze kennis te erkennen. Door te proberen het artefact mee te nemen, dat hij omschrijft als ‘de ware ziel van Afrika’, stelt hij dat het beeld wordt vastgehouden. Mwazulu is zich bewust van de spirituele en religieuze waarde van de sculptuur voor de Lemba: ‘bewaker van alle inwijdingsscholen, bewaker van het patriottisme, bewaker van alle rijkdom, bewaker van het ware Afrika, bewaker van onze ziel, bewaker van vrede en veiligheid’.

Ondanks dat mensen deze actie als diefstal beschouwen, zijn we hier eigenlijk getuige van een hernieuwde verbinding. Door op een tactiele manier met het object om te gaan, wat meestal niet is toegestaan ​​in westerse musea, draagt ​​Mwazulu bij aan de reactivering van de vitale elementen van dit object. Hoeveel jaar bevindt de Lembaman zich in deze onbekende gevangenis die het Afrika Museum is? Terwijl het object in het museum is geclassificeerd als behorend tot de sectie ‘Congo’, stelt hij de nationale grenzen in twijfel die voort zijn gekomen uit de opdeling van Afrika in Berlijn in 1884-1885, en plaatst hij de stam, de clan, de gemeenschap, de mensen centraal in het debat. Hij spreekt namens Afrika, dat hij als een eenheid ziet.

In een opmerkelijke processie die van de ruimte waarin de sculptuur werd tentoongesteld naar de buitenkant van het museum gaat, begeleid door een toespraak, de beweging van het lopen, een choreografie van bevrijding, benoemt hij de modaliteiten van circulatie, maar ook de esthetische relatie tussen verschillende elementen (spraak, dans, natuur, aanroeping, enzovoort), die intrinsiek verbonden zijn met het leven van dit materiële erfgoed. ‘Bevrijd het object uit de gevangenis die zijn vitaliteit beknelt en laat het ademen.’

De legitimiteitsvraag blijft dominant in de huidige debatten over de teruggave van Afrikaans erfgoed aan Afrika. Hebben Afrikaanse volkeren het recht om deze artefacten, objecten, relikwieën en botten terug te krijgen als we ze jarenlang hebben ‘bewaard’? Wie heeft het recht om te beslissen over terugkeer en herstel? En wat      we herstellen of teruggeven? 

Als je door de teksten op internet scrolt, het overgrote deel geschreven door westerse auteurs, wordt het duidelijk dat het debat zich razendsnel van het werkelijke probleem heeft verlegd naar de vraag of de objecten zijn geschonken en wie dan de rechtmatige eigenaar is. Gesteld dat ze zijn geschonken en niet geroofd, is er dan geen enkele reden om de omstandigheden van deze donaties in twijfel te trekken? Vonden ze dan niet plaats tijdens een problematische en pijnlijke periode van overheersing? Ik vraag mensen op zo’n moment om te denken aan een menselijke relatie die als giftig gekarakteriseerd zou worden. Hebben slachtoffers niet het recht op te eisen wat hen ontnomen is terwijl zij in de greep van de dader waren?

Regeringsadvies

In Nederland lijkt de culturele wereld daar langzaam van doordrongen te raken. Op 7 oktober bracht een commissie van het Ministerie van Cultuur onder leiding van Lilian Gonçalves-Ho Kang You het advies Koloniale collecties en erkenning van onrecht. Advies over de omgang met koloniale collecties uit. Het is een opmerkelijke tekst waarin wordt gesuggereerd dat alle objecten terug moeten keren naar het land van herkomst als dat land erom vraagt. De kwestie van rechtvaardigheid wordt in het centrum van het debat geplaatst. ‘Herstel van onrecht wordt naar oordeel van de commissie niet pas gerealiseerd in het concreet geval van een teruggave, maar ook en vooral door in het beleid dit onrecht te erkennen en het herstel daarvan als principieel uitgangspunt te hanteren’, schrijft de Volkskrant.

Soms moet het slachtoffer tijdens het terughalen van dat wat gestolen is de ‘taal’ van de beul gebruiken om de controle terug te nemen. Dat is wat Mwazulu deed door het museum binnen te gaan en zonder toestemming dat mee te nemen wat volgens hem rechtmatig aan zijn gemeenschap toebehoort. Dit gemeenschapsaspect van erfgoed stelt hij centraal wanneer hij, een Lambda die ‘onbekend’ is in de artistieke scene, ‘onbekend’ bij figuren die veelvuldig discussiëren over de teruggave van erfgoed, zichzelf positioneert als de vertegenwoordiger van een hele gemeenschap. Het gaat erom zijn eigen legitimiteit terug te brengen, evenals die van iedereen die zichzelf identificeert of erkent als een kind van Afrika, de natie die hij wil verenigen, om op te eisen wat rechtmatig van hem is. Mwazulu neemt actief deel aan de vernietiging van de hegemonie van het Westen, die de debatten over deze kwestie tot op heden kleurt.

Een museum over Afrika in Europa is gebouwd op de fundamenten van een collectie waarvan de aanwezigheid nergens op slaat, die niet tot het museum behoort en waarvan de oorsprong gebaseerd is op jarenlange ontmenselijking van volkeren die lange tijd als ‘de ander’ werden beschouwd. Hoe kunnen we eeuwen van geheugenverlies herstellen als we dat wat niet thuishoort waar het nu is niet aan de juiste bewaarders teruggeven? Mwazulu zal niet wachten tot er beslissingen van hogerhand worden genomen. Hij is zich van de onrechtvaardigheid bewust en bereid om te vechten om de navelstreng van afhankelijkheid door te snijden, om de bederfelijkheid van de aanwezigheid van deze artefacten in musea te bestrijden en zo deel te nemen aan het herstel van de muntu (wezens). Zoals hij het zo goed verwoordt: ‘het terughalen gaat vooraf aan reparatie en draagt ​​bij aan herstel’.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Aude Christel Mgba

is curator

Recente artikelen