metropolis m

documenta-fifteen ruangrupa 2021, foto Nicolas Wefers

Net als in de hele samenleving wordt er in de kunstwereld veel gesproken over een streven naar diversiteit. Maar onduidelijk blijft wat dat gesprek nu eigenlijk oplevert. Fiep van Bodegom buigt zich komende maanden voor Metropolis M over deze vraag, met name op institutioneel niveau. Met als voorbeeld documenta fifteen vraagt ze zich om te beginnen af of de term ‘diversiteit’ verhult waar het werkelijk om gaat: gelijkwaardigheid.

In de kunstwereld zijn er voortdurende discussies over diversiteit. Het is gelukkig niet meer mogelijk om een tentoonstelling te maken of panel samen te stellen met alleen maar witte mannen, zonder daarop kritiek te krijgen. In het Stedelijk Museum in Amsterdam zien we een reactie op die verschuiving in de nieuwe opstelling van de vaste collectie. Die is niet langer chronologisch, met de canonieke werken centraal, maar thematisch. De thematische opstelling geeft de mogelijkheid om meer vrouwen en niet-westerse kunstenaars in een betekenisvol geheel te presenteren. Maar een nieuwe, meer inclusieve opstelling zal het aangeleerde verhaal van de kunstgeschiedenis niet plotseling uitwissen.

De vraag naar diversiteit of inclusiviteit blijft vaak hangen in representatiepolitiek. Een paar vrouwen, een paar mensen van kleur en een paar curatoren zouden binnen een instelling tegenwicht moeten bieden aan een hele maatschappij en geschiedenis die witte, westerse kunst centraliseert. Dit is natuurlijk een onmogelijke opgave voor die paar representanten die bovendien vaak niet de posities hebben (vaste aanstellingen, hogere functies) om daadwerkelijk iets binnen de kunstinstellingen te veranderen en zo met hun aanwezigheid niet persé een inclusievere organisatie vertegenwoordigen. Er blijft aan die personen individueel altijd de zweem hangen dat ze gekozen zijn op grond van identiteit en niet kwaliteit. Het maakt voor de beeldvorming niet uit of dat feitelijk wel of niet het geval is.

Daarom vraag ik me af of het niet beter is om te spreken over (en strijden voor) gelijkheid in plaats van diversiteit. In een werkelijk gelijkwaardige samenleving en organisatie zou diversiteit het resultaat zijn van eerlijke selectiemethodes en verdeling van de beschikbare middelen en niet iets wat er achteraf, cosmetisch opgeplakt hoeft te worden, ten koste van de integriteit en geestelijke gezondheid van de gekozen persoon. In wat voor vormen kunnen we denken over zo’n idee van gelijkwaardigheid? Een van de startpunten is de gesitueerde kennis van mensen in marginale posities serieus nemen. Kennis ontstaat in concrete sociale situaties en mensen in gemarginaliseerde posities hebben (noodgedwongen) een beter inzicht in hoe macht werkt op dat niveau.

Lumbung

Afgelopen jaar was het Indonesische collectief ruangrupa curator voor de vijftiende editie van de prestigieuze documenta. Het kan geen lezer ontgaan zijn. De keuze was een poging ook dit kunstevenement, beroemd om politieke interventies van onder anderen Joseph Beuys, met de tijd mee te laten gaan. Het was voor het eerst dat een collectief aan het roer stond van het evenement, waarbinnen tot nog toe zelfs geen individuele Indonesische kunstenaar was vertegenwoordigd. Helaas werd het gesprek rondom documenta volledig gekaapt door de beschuldiging van antisemitisme en de mediahetze die daarop volgde. In dit blad (en op de website metropolism.com) zijn daar meerdere stukken over verschenen.

Maar wat voor ideeën van gelijkheid presenteert ruangrupa? Zij maakten van documenta een decentrale organisatie en nodigden collectieven van over de hele wereld uit. De nadruk ligt bij hun op werk als proces en niet als product. De bijbehorende leus ‘make friends, not art’ drukt uit hoezeer hun streven naar gelijkwaardigheid niet op het niveau van presentatie fungeert, maar op allerlei niveaus, zoals vrienden zich op ooghoogte tot elkaar verstaan. De collectieven kregen geld en ruimte en mochten, in overleg, zelf beslissen wat ze lieten zien. Het ging om de aanwezigheid en ontmoetingen tussen al bestaande collectieven. In het Fridericianum kon je bijvoorbeeld kennis maken met de Algerijnse organisatie Archives des luttes des femmes en Algérie, die met archiefmateriaal de strijd van Algerijnse vrouwen toonde, naast het Amsterdamse The Black Archives, die aan de hand van Otto en Hermina Huiswoud lieten zien hoe internationaal het karakter is van de zwarte bewegingen vanaf de jaren twintig.

Centraal in de werkwijze van ruangrupa staat, als bekend, het begrip lumbung, de rijstschuur waar een dorpsgemeenschap de oogst gezamenlijk opslaat en herverdeelt. Maar het was niet alleen een kwestie van economische en financiële herverdeling in de Kasselse lumbung van ruangrupa, ze streefden, zoals ze zelf al meer dan twintig jaar praktiseren, naar een heel ecosysteem van mensen, middelen en kennis waarbinnen op een duurzame en gelijkwaardige manier geleefd kan worden. Dat heeft grondige consequenties voor de modus operandi van westerse kunstinstellingen en hun financiële structuur. En dat heeft ruangrupa gemerkt. Tijdens de opening was de kunstmarkt bijna demonstratief afwezig, tijdens de tentoonstelling zelf werd hun praktijk voortdurend in diskrediet gebracht. De gesignaleerde gevallen van antisemitisme werden ook gebruikt als bewijs dat de collectieve structuur niet functioneerde, er niemand verantwoordelijkheid nam, en dus, zo de onvermijdelijke conclusie, beter teruggevallen kan worden op een hiërarchisch systeem. Opvallend was natuurlijk dat de beschuldiging van antisemitisme en de paniek van de organisatie daarover, blootlegde dat Kassel ook onderdeel is van een uitgebreid internationaal ecosysteem van nationale politiek, publieke opinie, media en de kunstwereld. Alleen is de belangenverstrengeling daar (moedwillig) een stuk minder transparant.

Zonder de kwestie van antisemitisme te willen trivialiseren, is het duidelijk dat de beschuldiging ervoor gezorgd heeft dat de grote voordelen van het programma van ruangrupa buiten de aandacht vielen en zo ook hun radicale streven naar gelijkwaardigheid. Het gesprek ging niet meer over de decentralisatie van de ster-kunstenaar of curator, de aandacht voor niet-westerse kunst, de nadruk op activisme als kunst of als belangrijk onderdeel van een kunstpraktijk.

Als kunstenaars, burgers, mensen voelen velen zich afgescheiden van de wereld, anderen en zichzelf. Dit gevoel van afgescheiden zijn zorgt voor defaitisme, maakt dat de meeste burgers bijvoorbeeld geen actieve klimaatontkenners zijn – integendeel – en desondanks maar een miniem deel van de populatie zich actief inzet om het beslissingsproces over het voortbestaan van een leefbare wereld te beïnvloeden. De vraag is welke middelen er zijn om iedereen meer in de besluitvorming van hun leven te betrekken. Een terugkerende devies op de protestwerken van Taring Padi was de aloude socialistische leus ‘Educate, Agitate, Organize.’ Kunst die zich dit soort collectieve doelen stelt wordt niet geïnstrumentaliseerd of getrivialiseerd, maar wil juist serieus genomen worden. Dit wil niet zeggen dat het ook altijd lukt. Er zijn bijvoorbeeld ook talloze projecten die zich bezighouden met klimaatcatastrofe, die maatschappelijk participatie in achterstandswijken initiëren of die op andere manieren via vooral de interpretatie van het werk in museumteksten beweren geëngageerd te zijn, maar nog steeds niet meer doet dan de naam van de kunstenaar promoten met de schijn van urgentie en relevantie.

Waarom zijn we gewend aan het model van de kunstenaar met een leger assistenten en stagiaires? De assistenten en stagiaires doen ervaring op, zodat ze later met de connecties die ze opgedaan hebben een eigen praktijk kunnen beginnen met assistenten en stagiaires. Er valt wel wat te zeggen voor de relatie mentor-student; veel valt te leren van de ervaring van de gevestigde kunstenaar. Maar waarom zou al deze arbeid onzichtbaar moeten blijven? Het verstrekt een individueel imago; de gevestigde kunstenaar kan aan verschillende projecten tegelijkertijd werken en is daarmee zichtbaarder. De relatie is duidelijk niet (en ook niet bedoeld) als een gelijkwaardige samenwerking. Een van de initiatieven van ruangrupa en nog twee collectieven sinds 2018 is de Gudskul, een experimenteel, pedagogische platform in Jakarta waarvan de leermethode is gebaseerd op informele kennisuitwisseling. Met de Temujalar School (temu betekent ontmoeten en jalar, verspreiden) hebben ze geprobeerd dit model ook toe te passen binnen documenta.

Voortdurende competitie

Oorzaak en gevolg van onze geatomiseerde samenleving is het gevoel van voortdurend competitie. Al op de kunstacademie denken veel studenten dat ze met elkaar moeten wedijveren; aan de ene kant betreden ze een veld waar niet veel mensen slagen, ze worden aangenomen aan een instituut dat meer studenten aanneemt dan dat er uiteindelijk ruimte is voor kunstenaars. Althans, dat denken ze. En die competitie is niet altijd slecht; het drijft de studenten ertoe zichzelf uit te dagen en hun best te doen. Er zit plezier in proberen het beste te maken wat je kan op een bepaald moment. Maar waar die competitie ook voor zorgt, is dat de samenwerking tussen studenten vaak niet duurzaam wordt of blijft. In een volgend stuk zal ik op zoek gaan naar praktijken in het kunstonderwijs voor gelijkwaardigheid. Gelijkheid is niet iets dat je kan afkondigen, maar moet creëren. Dat is alleen mogelijk door eerst te erkennen dat ongelijkheid bestaat, binnen elke organisatie en context.

Veel instellingen willen wel het eerste, maar niet dat laatste. De leden van ruangrupa begonnen met hun collectief rondom de val van Soeharto in 1998 onder wiens repressieve regime elke vorm van samenscholing verboden was. Ze hadden uiteenlopende redenen: om te kunnen leven, voor het plezier, om dingen te kunnen organiseren zoals feestjes, concerten, maar ook een videofestival. Het samenbrengen van kennis en middelen is noodzakelijk om iets rondom kunst van de grond te krijgen in een context zonder gevestigde kunstinstellingen en staatssteun. Maar het is ook een plezierige manier van werken, die de leden een gevoel kan geven van controle en continuïteit binnen hun werkleven met, bijvoorbeeld, een basisinkomen of een gemeenschappelijke werkruimte. Het idee is om een parallelle, duurzame en collectieve infrastructuur op te bouwen in plaats van alle individuen te zien als losse bedrijfjes die moeten hosselen voor hun voortbestaan in competitie met anderen. Met zulke vrienden is er, uiteindelijk, ook de ruimte en vrijheid om kunst te maken.

Fiep van Bodegom

is schrijver bij De Groene Amsterdammer en De Gids

Recente artikelen