Geur met een luchtje
Geur is een belangrijk onderdeel in het sociale verkeer maar wordt vreemd genoeg in toenemende mate in maatschappelijk opzicht uitgebannen. Kunstenaars beseffen het potentieel van de geur en vestigen er de aandacht op in projecten waarin geur sociale relaties provoceert.
In het midden van de jaren negentig maakte drag-superster RuPaul een fictieve televisiereclame voor de lancering van de geur Whore! … For She Who Is! De belofte van aantrekkingskracht en allure die parfum uitdraagt werd daarin onderstreept met de slogan: ‘Wear it, and be willing to make some cash’. In de nog geen minuut durende reclame richtte RuPaul zich op ironische wijze tot de ‘zwarte hoer’ en maakte op onnavolgbare wijze de maatschappelijke vooroordelen die bestonden (bestaan?) rondom homoseksualiteit, mensen van kleur, arme mensen en sekswerkers invoelbaar. In een tijd waarin een grote angst voor infecties leefde — een direct gevolg van de aidscrisis — was de populariteit van extreem schone, haast klinische geuren tot enorme hoogte gestegen. Zware, muskusachtige parfums raakten uit de mode en de parfumindustrie ontwikkelde zich in de richting van lichte, klinische uniseksgeuren. RuPaul maakte met haar parfum duidelijk hoe geur in politieke zin verbonden is aan een cultuur van angst en paranoia, iets waar queer-activisten zich blijvend tegen verzetten.
Kunstenaars lijken zich als geen ander bewust van hoe geur kan worden gebruikt om onderliggende eigenschappen toe te schrijven aan abstracte, sociale lichamen. Geur biedt de mogelijkheid om identiteit ter discussie te stellen en maatschappelijke ideeën en instituties te analyseren. Kan, of moet, er een parallel worden getrokken tussen het negeren van geur in de westerse cultuur en de manieren waarop we denken over het vrouwelijk lichaam, de ander, de Global South, de immigrant? Wat betekent het wanneer we leven in een maatschappij waarin de verwachting van ‘geurloosheid’ steeds meer de boventoon voert?
Eerbetoon
Afgelopen november lanceerde kunstenaar Anicka Yi Biography, een serie van drie parfums, in samenwerking met parfumeur Barnabé Fillion, de parfumeur achter de bekende Aesop Marrakech geur. Met de drie geuren eert Yi ‘belangrijke, maar onderbelichte vrouwen uit de geschiedenis’ en bevraagt zij de huidige definities van vrouwelijkheid. Het eerste parfum is opgedragen aan Fusako Shigenobu (1945), een Japanse communist en de voormalige leider en oprichter van het inmiddels ontbonden Japanse Rode Leger. Shigenobu is door Japan naar het Midden-Oosten verbannen en is later voor de aanval op de Franse ambassade in Den Haag veroordeeld tot een langdurige celstraf. Als de beweging nog zou bestaan, zou deze volgens Shigenobu’s dochter Mei vandaag de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten steunen of zich bezighouden met de onderdrukking van de Rohingya in Myanmar. Het parfum Shigenobu Twilight is samengesteld uit shiso (Japanse munt), zwarte peper en yuzu, een Japanse citrusvrucht. Ook is er een basis van ceder te ruiken, als verwijzing naar de periode van ballingschap die Shigenobu doorbracht in Libanon, de ceder is het nationale symbool van het land.
Het tweede parfum, Radical Hopelessness, is gewijd aan Hatsjepsoet (ca. 1507/8-1458 v.Chr.), een van de weinige vrouwelijke farao’s in het oude Egypte. De geur is intens, met een basis van sandelhout en patchoeli en topnoten van roze peper, jeneverbes en kardemom. Maar je ruikt ook de geur van inkt, papyrus en stof, als verwijzing naar de ontwikkeling van het schrift tijdens het bewind van deze farao.
Het derde parfum uit de serie spreekt wellicht nog het meest tot de verbeelding. Met Beyond Skin wil Yi een ode brengen aan een computerprogramma in de toekomst. Het parfum is gebaseerd op de identiteiten van alle vrouwen ter wereld die ooit hebben geleefd en ooit zullen leven. Het bevat onder andere suède, mirre en civet muskus, roodwier, verbrand plastic, cellofaan en zweet. ‘Ik stelde me een prachtig groot algoritme voor dat op de een of andere manier elk vrouwelijk verhaal in één keer kon verbinden. Van zowel mensen als dat van dieren; zoals dat van de moeraal die het leven begint als man en evolueert naar vrouw, of een specifiek soort schimmel met 23.000 verschillende seksen’, zegt Yi over het parfum. ‘Ik wilde een soort kruising van verschillende geuren die afkomstig waren van dieren, mensen, planten en microbacteriën, machines en industrie.’
De interesse van Yi in de relatie tussen kunstmatige intelligentie en geur lijkt niet uit de lucht gegrepen. Het op een na grootste Braziliaanse cosmeticabedrijf O Boticário lanceerde in 2019 specifiek voor millennials twee nieuwe geuren die zijn ontwikkeld door kunstmatige intelligentie. De geuren zijn het resultaat van een data-gestuurde studie door Symrise, een belangrijke producent van smaken en geuren, die 1,7 miljoen geurformules verzamelde – inclusief geuren verkocht aan Coty en Estée Lauder. Dit werd gecombineerd met informatie over de verkoop van geuren, de locatie van de klant en hun leeftijd, menselijke gebruikspatronen en reacties. In een wereldprimeur voor de parfumsector maakte O Boticário gebruik van Phylira, een softwareplatform ontwikkeld door IBM Research. Phylira maakt gebruik van geavanceerde automatische leeralgoritmen om nieuwe patronen en nieuwe combinaties van geuren te identificeren die nauwer aansluiten bij ‘wat klanten willen’. Voor Braziliaanse millennials suggereert Phylira bijvoorbeeld tonen van fruit, bloemen, hout, kruiden en karamel, komkommer en gecondenseerde melk.
Ook Google toont interesse in de reukzin en traint nu AIs met een set van 5000 geurmoleculen om geuren te leren herkennen. In de jaren negentig ontdekten Linda Buck en Richard Axel, destijds verbonden aan Columbia University, de genen voor geurreceptoren. Wetenschappelijk onderzoek naar de biologische werking van geur begon laat, maar sindsdien is ons reuksysteem bijzonder goed in kaart gebracht. Er zijn nog wel veel vraagtekens bij de precieze werking ervan, die extreem complex blijkt te zijn. Dit komt vooral doordat de relatie tussen de structuur van een molecuul en diens geur moeilijk te voorspellen valt. Verander of verwijder één atoom of binding ‘en je kunt van rozen naar rotte eieren gaan’, zegt Alex Wiltschko, een onderzoeker die voor Google machine learning-software ontwikkelt. Wetenschappers proberen een beter inzicht te krijgen in hoe mensen chemische informatie verwerken en hebben ontdekt dat de manier waarop onze reukzin werkt enorm relevant is voor problemen die spelen met het ontwikkelen van kunstmatige intelligentie.
Conceptuele provocatie
Geur speelt al lang een rol in de praktijk van Anicka Yi. De in Seoul geboren en in New York woonachtige kunstenaar werkt met geur, juist omdat onze reukzin zo moeilijk te begrijpen is. Volgens Yi zijn onze zintuigen altijd ‘politiek georiënteerd en geconditioneerd’. Haar werken zijn conceptuele provocaties om na te denken over hoe iets onzichtbaars als de lucht, een geladen ruimte is, waar onze reukzin wordt geactiveerd op het moment dat moleculen op ons reageren in een ecologie van uitwisseling. ‘Hoe stellen we ons voor dat immigranten, of buitenlanders, ruiken? Denken we dan aan het interieur van taxi’s, Chinees afhaaleten of aan de geur van voeten? Hoe zit het met de geur van vrouwen? Als kind vond ik dit soort vragen afschuwelijk, maar als kunstenaar heb ik geleerd dat er kracht zit in het vinden van de fascinatie die in dat gevoel schuilgaat.’
In 2017 verspreidde Yi in het Guggenheim Museum een geur die was samengesteld uit de geuren van Aziatische vrouwen en werkmieren. Immigrant Caucus bestond uit een Aziatisch-Amerikaanse deel (plantaardig en bloemig, met tonen van ceder, hooi, komijn en cellofaan) en een deel voor de mier (citrusachtig en vlezig). Wanneer bezoekers binnenkwamen, roken zij de geur die werd verspreid door drie op de grond geplaatste druksproeiers, van het soort die worden gebruikt voor het verdelgen van onkruid. Yi vertelt dat de bezoekers de geur als delicaat omschreven, maar ze leken vaak ook niet helemaal zeker te weten hoe ze gedetailleerd over de geur konden praten. Ook werden zij vaak ongemakkelijk als ze gevraagd werd iets te zeggen over de geur van een Aziatisch-Amerikaanse vrouw, de onzichtbare vreemdeling in hun midden.
Er is een lange geschiedenis van kunstenaars die experimenteren met geur, vaak in samenwerking met parfumeurs. De symbolisten, dadaïsten, futuristen en surrealisten parfumeerden de tentoonstellingsruimten waarin hun werken te zien waren. Marcel Duchamp/Rrose Sélavy lanceerde in 1921 een (readymade) parfum, Andy Warhol, Niki de Saint Phalle, Salvador Dalí volgden. Les Immatériaux, de beroemde tentoonstelling van filosoof Jean-François Lyotard over postmoderniteit in het Centre Pompidou in 1985 bevatte een geurinstallatie. In Nederland kennen we de geurwerken van Wim T. Schippers of van Job Koelewijn. Bekend zijn de geurkaarten van Sissel Tolaas en de hangende, kruidig geurende lycrasculpturen van Ernesto Neto. De lijst is eindeloos. Toch volgt de kunstgeschiedenis nog steeds grotendeels de ontwikkeling van visuele categorisering en representatiesystemen.
Deze optische hegemonie komt wellicht voort uit de Verlichting, toen het zicht werd begrepen vanuit de ratio en andere zintuiglijke ervaringen als inferieur werden beschouwd. Kijken werd verbonden aan de ontwikkeling van kennis en aan het begrip van mediumspecificiteit. De Amerikaanse wetenschapper Debra Riley Parr werkt momenteel samen met geurkunstenaar Gwenn-Äell Lynn aan een onderzoek naar een breder begrip van representatiesystemen, zodat we kritischer kunnen omgaan met bijvoorbeeld het gebruik van parfum in de performances van James Lee Byars, de geur van menstruatiebloed in het werk van Judy Chicago, of lichaamsgeur in de installaties van Anicka Yi. In het werk van deze kunstenaars verschuift de aandacht naar een kritische modaliteit die het primaat van het visuele kan vergroten en uitdagen. Deze uitgebreide studie wordt in 2020 gepubliceerd.
Sinds het einde van de negentiende eeuw is er in de westerse wereld een ontwikkeling gaande waarin ‘geurloosheid’ de norm vormt. Wetenschappers uit verschillende vakgebieden lijken het er echter over eens dat geschiedenissen van geur niet alleen aandacht moeten besteden aan een steeds verdergaande ‘sanering’ van de samenleving, maar juist ook bij kunnen dragen aan het herintroduceren van geur, of het onderscheid tussen geur, taal en het visuele kunnen benoemen. Een geschiedenis van geur dient de waarneming van geur te volgen binnen verschillende gemeenschappen, tijden en plaatsen in plaats van zich alleen te richten op de ontwikkeling van de moderne westerse zintuiglijkheid. ‘Er is zo weinig bekend over geur. Het is een van de meest ondervertegenwoordigde zintuigen, en in de kunst is het een zeer belangrijk medium om veelal onzichtbare elementen samen te brengen’, zegt Yi. ‘Gaan we met de opkomst van kunstmatig leven onze reukzin verliezen? We zien al dat het vermogen tot ruiken afneemt bij de mens. Voor mij voelt het nadenken over een wereld waarin geur niet meer bestaat radicaal. Daarom blijft het onderzoek naar geur in mijn praktijk een levenslange verkenning.’
Thema's
Suzanne Wallinga
is curator en medeoprichter van A Tale of a Tub, Rotterdam