metropolis m

In het huidige neoliberale tijdperk is de kunstwereld tot rigide structuur verworden waarbinnen kritische kunst wel tentoongesteld wordt, maar niet geïnternaliseerd. De naam van de kunstenaar lijkt belangrijker dan de beoogde werking van het kunstwerk. Laura van Grinsven ziet een hoopvol alternatief in de praktijk van gift-geven, een wederkerig begrip van kunst dat streeft naar collectieve autonomie.

Het produceren en tentoonstellen van kunst gebeurt meestal in een voortdurende dynamiek van maken, tonen, verkopen en weer weghalen. Maar waarvoor? Erkenning binnen de kunstwereld? Volgende tentoonstellingen in nog beter aangeschreven instellingen? Jubelende recensies? Al deze motivaties zijn in veel gevallen ten behoeve van het ego van de kunstenaar of curator en ter zelfbevestiging van de kunstwereld. Zie hier de neoliberale valstrik en de daaruit vloeiende viering van het hyperindividualisme. Zou het ook anders kunnen?

Ik zie een mogelijk alternatief in het concept ‘gift’. Kunst beschouwen als een vorm van schenken kan richting geven, andere motivaties bieden dan iets maken enkel voor waardering in de kunstwereld en voor zichzelf. Geven stelt de kunstenaar in staat na te denken over waar en voor wie of wat het werk kan zijn. Geven betekent zich losmaken uit de ketenen van het tegenwoordige kunstcircuit, de handel of de white cube en neoliberale kunstproductie. Een goede gift is altijd een collectieve daad in een gemeenschap en daarmee wordt er een einde gemaakt aan de ego-kunstenaar. Een gift is altijd gesitueerd en zal in die situatie werken.

De focus ligt niet zozeer op de economische principes van de gift, het gaat mij om het discursieve. Omdat de gift in mijn betoog geen ding is maar een kunstpraktijk die aansluit op een situatie, kan ik beter een werkwoord gebruiken: gift-geven.1 Gift-geven stelt geen eisen aan het werk op zich. Het geeft meer een richting aan en biedt een mogelijke alternatieve infrastructuur. Ik zie een discours in termen van gift-geven als een mogelijk alternatieve manier om over kunst na te denken, en daarmee ook andere, meer sociale praktijken te genereren, met het idee dat een anders denken ook een ander doen in werking kan stellen.

Om tot een definitie van kunst als gift-geven te komen, begin ik mijn verhaal in de tentoonstellingsruimte, de white cube. In onze samenleving is kunst nu eenmaal meestal daar te vinden. We nemen deze ruimte voor lief. En niet alleen kijkend van buiten naar binnen, ook andersom, door tentoonstellingsmakers bijvoorbeeld. Zelfs kunstenaars hebben vaak onbewust de white cube in hun hoofd als uiteindelijke locatie en modus voor hun werk. De white cube was jarenlang een exclusieve boysclub, met een eigen geografische en genderbepaalde taal, geschiedenis, waarderingssysteem, betekenis en discours. Tegenwoordig mogen ook andere mensen lid worden, zijn er uiteenlopende stemmen en verhalen te horen. De oude regels gelden echter meestal nog steeds.2

Theoretische- en kunstpraktijken proberen al tijden de structuren van deze instellingen te veranderen. De intenties van kunst als gift-geven zijn niet nieuw. Zo maakt Jayson Musson het westerse hermetische discours tot parodie met zijn personage Hennessy Youngman in Youtube serie art thoughtz; opende Dora García in het werk Exile (2012 – heden) de tentoonstellingsruimte voor anderen die daar normaliter geen toegang toe hebben; en probeerde Grace Ndiritu andere gewoontes in de structuren van het museum te brengen door sjamanistische rituelen uit te voeren in Healing the museum (2012 – heden). In eerste instantie laten alle praktijken zien dat er iets niet in de haak is met het kunstinstituut. Daarnaast zijn er tevens elementen van gift-geven in te vinden: García geeft haar eigen ruimte op aan anderen, Ndiritu geeft collectieve energie en saamhorigheid.

Toch wordt er niet echt doorgedrongen tot de infrastructuren zelf, het achterliggende discours. Het kunstinstituut incorporeert de kritiek moeiteloos als nieuwe kunstvorm, zuigt het op en maakt het onschadelijk. Kritische kunstenaars worden lid van de club gemaakt, waarvan de regels intact blijven. De geleverde kritiek wordt ingekapseld in de white cube en ontmanteld, de naam van de kunstenaar wordt gebruikt als promotiemateriaal. Uiteindelijk beklijft het lidmaatschap en die naam, en niet de werking van het kunstwerk. Ondanks de idealistische intenties worden bovenstaande praktijken als het ware opgeslokt door de werking van het huidige kunstdiscours. Wat ik voorstel is om gift-geven te herdefiniëren zodat er een duurzame alternatieve infrastructuur kan ontstaan.

Voor wat hoort wat

Vanaf het prille begin van hun relatie tot de dag van vandaag, stuurt Gijs Assmann zijn vrouw H. dagelijks per post een collage met op de achterzijde een persoonlijke tekst. Enkele tientallen dozen vult deze collectie ondertussen. Elke ochtend voordat hij naar zijn atelier gaat, is het maken van een collage een rituele handeling waarin hij zichzelf dwingt tot bewustzijn en reflectie over zichzelf en zijn (ge)liefde. Elke collage is een bewijs van zijn toewijding aan de relatie en elke dag als de postbode geweest is, ligt er bij H. weer een bekentenis op de deurmat. De kaarten zijn een romantische geste en tegelijkertijd een fuik, een nooit stoppende vraag naar erkenningen en een dwang tot eenzelfde commitment en reflectie van de ander. Soms stapelen de ongeopende enveloppen vol collages zich op in haar huis.

In antropologische en filosofische studies wordt de gift vaak zo geïnterpreteerd, dat geven betekent de ander afhankelijk maken. Onder de mantel der liefde verwacht de gever een zekere mate van wederkerigheid. Het geven aan de armen, vrijwilligerswerk, emotionele bijstand en zelfs onderwijs, kunnen zo begrepen worden.3 Antropoloog Elizabeth A. Povinelli laat in haar betoog Routes/Worlds (2011) zien dat we gift-situaties op deze manier veel te eenzijdig bekijken. De nadruk ligt enkel bij de gever, de ontvanger en de gift zelf, alsof deze uitwisseling in het niets, in een vacuüm bestaat. Vergeten wordt dat geven niet één vaste wederkerige handeling is van geven en ontvangen, maar een hele kluwen handelingen. Een gift gebeurt altijd binnen een context, in een bepaalde situatie en gemeenschap. Een fles wijn meenemen voor een feestje bij Islamitische vrienden is een misplaatste gift. De gift gaat dus niet alleen over gever en ontvanger, maar over een hele gemeenschap en hun gebruiken en waarden.

De gift van Assmann is niet op te vatten als simpelweg een verzameling collages. Elke dag vraagt zijn nieuwe gift om een aanvaarding, niet alleen van de collages, ook van een dynamiek en verhouding in de relatie zelf. De gift aannemen is niet neutraal en brengt verantwoordelijkheid met zich mee. En er is een risico – op een dag kan H.. besluiten de gift niet meer aan te nemen. Er is sprake van een opgelegde wederkerigheid, waarin de ontvanger per definitie niet passief kan zijn. Of iets wel of niet ontvangen of aanvaard wordt, maar ook de wijze waarop dit gebeurt, vormt een cruciaal element van het gift-geven.

Gift-geven is een collectieve praktijk en breekt daarmee met een ander syndroom waar de kunstwereld aan lijdt, namelijk het idee van de kunstenaar-op-zichzelf. Bij gift-geven is per definitie meer dan één partij in het spel, net zoals Assmann niet tot enige auteur van zijn werk gerekend kan worden. De omstandigheden in de relatie met H., het oog op haar reactie, bepalen mede de uitkomst van het werk.

Voor haar tentoonstelling A Daily Practice (2020) in het Van Abbemuseum maakte Yael Davids de collectieve oorsprong en de bouwstenen van haar praktijk expliciet door werken van verschillende kunstenaars bijeen te brengen die elk een lacune in de collectie aanvulden. En in de tentoonstelling 5 weeks, 25 days, 175 hours (2016) in de Chisenhale Gallery in Londen besloot Maria Eichhorn de medewerkers van het instituut vrij te geven om de aandacht te vestigen op alle arbeid die nodig is voor een tentoonstelling. Het is interessant dat de kunstenaar in deze beide eerbetuigingen, toch als enkele auteur overeind blijft: Davids’ werk vloeit nooit over met het werk van haar bronnen en niet de museummedewerkers, maar Maria Eichhorn blijft de auteur van de expositie. En hoewel het werk tot stand komt met vele handen, worden diegene(n) die bijdragen in de beschrijving vaak tot medewerkers, materiaal of onderwerp gemaakt. Zo staat alles ten behoeve van het werk en de naam-van-de-kunstenaar. Hieruit blijkt weer eens de hegemonische positie van het kunstinstituut. De naam is het valuta van de kunstenaar, voor nieuwe opdrachten, reviews en verkoop. In de praktijk van gift-geven is het opgeven van de kunstenaar als enige auteur en het omarmen van de collectieve aard, een streven.

Wederkerigheid

Gift-geven is een collectieve daad van wederkerigheid. Eigenlijk is de wereld waarin we leven al een gift, hoezeer in het westerse denken de aandacht ook wordt gelegd op consumeren, gebruik en toe-eigening, schrijft Robin Wall Kimmerer in haar boek Braiding sweetgrass (2013). Bij een duurzame levenshouding zou het leven wat ons gegeven is – zuurstof, voedsel, warmte – als een gift beschouwd worden waarvoor bewust dankbaarheid mag zijn. De wereld als gift zien brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. In het geval van gift-geven een fuik van wederkerigheid. Is dat zo slecht? De hyper-individualistische cultuur, waarin iedereen denkt aan zichzelf en verantwoordelijkheden afschuift op anderen, staat onder druk. In onze drang tot zelfbeschikking zijn we vergeten aan elkaar en aan onze planeet te denken. Kimmerer benadrukt dat na het bewustzijn van de gift en de bijbehorende dankbaarheid, de vraag van wederkerigheid gesteld kan worden: Wat kan ik betekenen? Wat kan ik geven? Het gaat erom bij jezelf na te gaan wat voor goeds je zou kunnen doen, voor wie en waar.

Een gift is een hele specifieke vorm van care-giving, betoogt Maria Puig de la Bellacasa. In haar boek Matters of Care (2017) legt ze uit dat om iemand  goed een gift te kunnen geven je op de hoogte moet zijn van wat er speelt. Wat voor effect heeft de gift? Hoe kan hij gebruikt worden? Hoe wordt hij geïnterpreteerd? Kan hij iets betekenen? Is hij wel gewild? Als gever staat er iets op het spel. Een goede gift is daarmee altijd politiek en ethisch. Geven is een risico. Het is steeds weer bijsturen, opletten, overleggen en de handen vies maken. Geven is messy, zegt Puig de la Bellacasa. De ontvanger van de gift is geen passief wezen. De gift kan geweigerd worden. Zonder te spreken voor de ander, betekent echt geven je in te leven in de ander zonder je voor te doen als deel van een groep als je dat niet bent en te kijken hoe de ander kan ontvangen zonder verlies aan zelfwaarde. Wat nodig is is een caring for (zorgen voor) en geen caring about (geven om), wat meer met ons eigen ego te maken heeft. Caring for’ wil zeggen dat er bewustzijn gecultiveerd wordt van een specifieke situatie, dat er zorg en aandacht geschonken wordt, alvorens er een gift gegeven kan worden. Gift-geven is ook goed naar jezelf kijken. Waar sta ik en wat kan ik betekenen? Vervolgens is zorg en aandacht nodig om deze gift die je te geven hebt op een ethische manier in de situatie te brengen. Ik wil nogmaals benadrukken dat een gift niet iets hoeft op te lossen. Kunst als gift-geven kan van alles zijn en kan overal zijn. Gift-geven betekent geen nieuw communisme, geen gelijksoortigheid, maar een houding van dankbaarheid en de vraag, wat kan ik individueel, met mijn expertises en ervaringen betekenen? Gift-geven gaat juist om diversiteit, om allemaal verschillende praktijken, maar wel met het besef dat we het samen moeten doen. Ik zou dit alles collectieve autonomie willen noemen.

Het is van levensbelang te beseffen dat autonomie ten opzichte van een bestaand discours nooit door een individu bewerkstelligd kunnen worden, dat kan alleen gezamenlijk. Collectieve autonomie is vrijheid vergaren door samen te werken. Collectiviteit werkt in gift-geven op verschillende lagen. Ten eerste is het in een situatie altijd zo dat anderen meewerken, denk aan het personeel van de Chisenhale Gallery in het werk van Eichhorn en H., de vrouw van Assmann. Ten tweede is collectief werken een ontsnapping aan het kunstenaars-ego. En ten derde, misschien wel het meest belangrijke: we kunnen het niet alleen.

Met dank aan Miriam van Rijsingen en Vincent Vulsma, Gijs Assmann en Johan Wagenaar,

Studenten werkgroep Posthuman en collega’s BEAR

In de praktijk van gift-geven is het opgeven van de kunstenaar als enige auteur en het omarmen van de collectieve aard, een streven.

Gift-geven betekent geen nieuw communisme, geen gelijksoortigheid, maar een houding van dankbaarheid en de vraag, wat kan ik individueel, met mijn expertises en ervaringen betekenen?

1 Kunst als gift is een bestaand onderwerp. Lewis Hyde schreef het beroemde boek ‘the gift’ waarin hij stelt dat alle kunst een gift is en een waarde heeft die niet in geld uit te drukken is. Hyde geeft kunst een metafysische kracht die hij de gift noemt. De kunstenaar maakt het werk ook met een gift, het moment in het maken waar de controle verloren wordt en het werk de kunstenaar ontstijgt. Dit is heel anders dan het Gift-geven dat ik voor ogen heb. Recentelijk publiceerde antropoloog Roger Sansi Art, Anthropology and the Gift (2014), waarin hij de sociale factor van participatie kunst duidt als gift. Hoewel veel aspecten van participatiekunst in het licht van Gift-geven gezien kunnen worden, is er een duidelijk verschil. Bij participatiekunst is de duur en aandacht en het kunstenaarschap nog precies zoals binnen het kunstinstituut. Een project heeft een bepaalde duur en wordt daarna weer ‘afgebouwd’ en verdwijnt uit de levens van de participanten. De participanten krijgen geen echte duurzame verantwoordelijkheid voor de gift, noch krijgen zij een positie als co-auteur.

2 Kritiek op de white cube is er genoeg te vinden. Sleuteltekst is Inside the White Cube van Brian O’Doherty (1986), waarin hij laat zien dat het geen neutrale ruimte is, en tevens een esthetisch object waar je als kunstenaar me aan de slag kan. Een meer recente kritiek is die van Elena Filipovic: The Global White Cube (2005). Zij ziet tentoonstellingen op locatie, zoals Manifesta, als een mogelijke ontsnapping van de steriele omgeving en een vergroting van de toegankelijkheid voor een divers publiek.

3 De belangrijkste studies naar de gift zijn antropologisch en filosofisch. De sleuteltekst is The Gift (1925) van Marcel Mauss en het debat met tijdgenoot Bronisław Malinowski, over de economie van gift uitwisselingen. Volgens Mauss zijn giften bindende factoren in een samenleving, vandaar dat in veel gift culturen er een verbod op oppotten bestaat. Jacques Derrida heeft op zijn beurt een negatieve invulling van de gift, hij ziet enkel de economisch en politiek motieven van de gever, een onbaatzuchtige gift kan volgens hem niet, of in staat van waanzin. En ook Pierre Bourdieu ziet giften als meetbaar belangen die een duidelijk strategisch doel behelzen door de impliciete wederkerigheid die ten grondslag aan de gift ligt.

4 Geïnspireerd door Braidotti’s gevleugelde uitspraak ‘we are all in this together, but we are not one and the same ’, in: Posthuman Knowledge (2019).

Laura van Grinsven

is kunsthistoricus en filosoof

Recente artikelen