Greater New York en Whitney Biennial 2010
P.S.1
23/05/10 – 18/10/10
Ze vallen samen dit jaar, de twee belangrijkste overzichten van contemporaine kunst in de Verenigde Staten: de Whitney Biennial en de vijfjaarlijkse Greater New York tentoonstelling in P.S.1. Voor deze derde Greater New York-tentoonstelling zijn zo’n 70 kunstenaars uitgenodigd, voor de Whitney Biennial 56. De bekendste namen ontbreken, het gaat – met name in PS1 – om relatief onbekende, jongere kunstenaars die werkzaam zijn op het alomvattende gebied van formeel onderzoek tot (citaat persbericht) ‘examinations of ecological, geopolitical, and sociological interests’. Samen maken de tentoonstellingen de balans op van de Amerikaanse kunst van dit moment.
De 75e Whitney Biennial heeft geen thema en geen titel, anders dan het non-discripte 2010. Het viert het jubileum klein, met minder in plaats van meer kunstenaars, en – voor het eerst in haar geschiedenis – met meer vrouwelijke dan mannelijke kunstenaars. Maar dat is volgens de curatoren Franceso Bonami en Gary Carrion-Murayari niet meer dan een toevallige uitkomst. In een interview in frieze typeert Bonami de heersende tendensen in de Amerikaanse kunst nogal slapjes. Hij heeft het over ‘self-Modernism’ en ziet veel ‘abstraction, a lot of minimal gestures, performance – a lot with the body’. Met Barack Obama als president zouden ‘traditionele’ vormen van protest en verzet in de kunst, minder relevant zijn geworden. Centraal staat nu volgens hem de eigen persoon, het naar binnen kijken, ‘hoping to find a tool for making a bigger change outside, rather than using political activism’. Toch is die er wel, de kunst die op onmiskenbare wijze betrokkenheid toont en het ‘ik’ overstijgt. Het is zichtbaar in de aangrijpende fotoserie Marine Wedding uit 2006 van Nina Berman, die het kortstondige huwelijk fotografeerde van de gruwelijk verminkte Irakese veteraan Ty Ziegel en zijn toen 21-jarige highschool sweetheart (in het Whitney), en in Xaviera Simmons’ recente, wandvullende fotoreeks van bootvluchtelingen in Greater New York in P.S.1.
Klaus Biesenbach, directeur van P.S.1 en hoofdconservator van het Museum of Modern Art, presenteerde het werk van de geëngageerde performance- en videokunstenaar Sharon Hayes (bij wijze van uitzondering op beide tentoonstellingen te zien) op de persopening van Greater New York als een van de uitgangspunten van de tentoonstelling. Het is hier een van de zeldzame grote (video)installaties. In een grote cirkel staan projectieschermen en geluidsboxenopgesteld. Aan het plafond hangen slingers en in de kring liggen ballons met de opdruk ‘gay’. Visueel valt er niet zoveel te beleven; het gaat hier in essentie om een aangeklede registratie van twee performances. Te zien zijn de performances Revolutionary Love I (I am your worst fear) en II (I am your best fantasy) uit 2008. Zo’n honderd vertegenwoordigers uit homo- en transseksuele kringen lezen gelijktijdig en hardop voor uit een door Hayes geschreven tekst, zodat haar ervaringen en verlangens op het gebied van de politiek en de (lesbische) liefde zo’n honderd stemmen krijgt. Volgens Biesenbach is dit het kunstwerk dat de opwekkende tekst van het kunstenaarscollecief DETEXT, Celebrate a victory in love (dat in levensgrote letters in een van de gangen is aangebracht), op de meest directe wijze tot uitdrukking brengt. Dat is een wat ongelukkige vergelijking; DETEXT kiest doelbewust voor pre-gefabriceerde, fraai klinkende maar holle frasen.
‘All art is about art’, schreef de invloedrijke kunstcriticus Leo Steinberg eens, en daarmee bedoelde hij dat ieder kunstwerk een reflectie is van de eigen geschiedenis. Daarvan getuigen de neo-abstracte schilderijen van publiekslieveling Tauba Auerbach (zie METROPOLIS M- Scouting USA, Nr 2-2010 – ook op beide tenoonstellingen te zien) en Kerstin Brätsch. ‘All art is about the artist’ lijkt anno 2010 echter evenzeer van toepassing. Er zijn nogal wat kunstenaars die vooral hun private verlangens en geschiedenis willen laten zien. In de beste gevallen is dat grappig en ontroerend, zoals bij de performer Ryan McNamara die graag wil leren dansen en daarvoor gedurende de tentoonstelling traint met professionele klassieke dansers. Maar meestal zijn die ontboezemingen voor een buitenstaander weinig interessant. Zo stelt A.L. Steiner fotowanden samen uit grotendeels sleezy en kinky lesbische pornoscènes terwijl Leigh Ladare exhibitionistische foto’s toont als Mom fucking. Hank Willis Thomas slaagt er wel in om het louter persoonlijke en activistische te overstijgen in zijn monumentale collageserie Unbranded: Reflections in Black by Corporate America 1968-2008 (2005-2008) waarvoor hij advertenties manipuleerde waarin de Afro-Amerikaanse cultuur wordt gegeneraliseerd. Indrukwekkend is ook het gesimuleerde (want uit een plantenkas afkomstige) Preserved Forest (2010) van de 34-jarige kunstenaar David Brooks, wiens werk inmiddels in de Saatchi collectie is opgenomen. Een klein stukje ‘regenwoud’ (maar wel zo’n zeven meter hoog) is bespoten met een dun laagje beton, waarmee de poging tot behoud natuurlijk vooral de vernietiging ervan is. The Conductor (Fortuna imperatrix mundi), de video van Rashaad Newsome waarin de bekende glamourbeelden en de heavy beat van de rap zijn versmolten met de even bombastische en snoeihard afgespeelde compositie uit Carmina Burana (ook zo geliefd in nazi-Duitsland), is eveneens indringend. In het merendeel van de presentaties op P.S.1 overheerst echter het kleine gebaar.
Misschien heeft Francesco Bonami wel gelijk en zijn er geen overheersende trends te onderscheiden. Of het moet natuurlijk die voorkeur voor het kleine zijn, en het vrijwel ontbreken van het conceptuele. De bijdrage van de conceptuele aardsvader Michael Asher (1943) is daarom uitzonderlijk. Zijn voorstel om het Whitney Museum gedurende een week 24 uur per dag open te stellen, sleepte zelfs de Whitney Biennial-prijs in de wacht. Dat dit voorstel vanwege budgettaire en organisatorische redenen werd teruggebracht tot drie dagen, typeert de ingetogen opstelling van de organisatoren. De Greater New York-tentoonstelling vormt een afspiegeling van alles wat op het moment de boventoon voert (behalve in de highbrow galeries in Chelsea): de (pseudo) documentaire reflecties op het eigen leven, de politieke kunst, de kunst als sociale interactie, installaties, videokunst en performance. In enkele gevallen gaat het hierbij om onmiskenbare hoogtepunten, maar in grote lijn doet Greater New York, dat vooral uit een reeks solo-presentaties bestaat, denken aan de Open Studios van de Rijksacademie in Amsterdam. Voor een oogst van vijf jaar, van kunstenaars die wonen en werken (in Biesenbachs formulering) ‘in one of the most diverse and provocative centers of cultural activity in the world’, is dat een wat mager resultaat.
Linda Boersma is universitair docent Moderne en Hedendaagse Kunst aan de Universiteit Utrecht en was van januari-juni 2010 als gastdocent verbonden aan het Art History Department van Rutgers University, New Brunswick (NJ).
Linda Boersma