metropolis m

Invasie Okraïne, bambardementen op Kvyiv 2022

Dertig jaar na de verschijning van Francis Fukuyama’s The End of History and the Last Man (1992), erkent ook de schrijver zelf, zij het schoorvoetend, het misschien niet helemaal goed ingeschat te hebben. Maria Hlavajova ziet hoe, als er al van een einde van de geschiedenis gesproken kon worden, het nu tijd is het verleden onder ogen te komen.

Weinig boeken zijn in de afgelopen drie decennia zo vaak aan de kaak gesteld als The End of History and the Last Man (1992) van econoom en schrijver Francis Fukuyama. Het boek is een openlijk zelfverzekerde, lange uitwerking van een eerder artikel dat Fukuyama publiceerde in The National Interest in de zomer van 1989, een paar maanden voordat het vallende metselwerk van de Berlijnse Muur op symbolische en spectaculaire wijze het vermeende einde van de Koude Oorlog aankondigde. Ik herinner me dat het boek op mij als twintiger een beetje raadselachtig overkwam, als ik eerlijk ben. Maar het oorspronkelijke essay, ‘The End of History?’, dat anders dan het boek meteen de aarzeling toegeeft met een vraagteken in de titel, sprak toch tot de verbeelding van heel wat van mijn generatiegenoten achter het IJzeren Gordijn. We waren als het ware bedwelmd door collectieve hoop, ademden de verwachtingsvolle lucht van de op handen zijnde ‘revolutie’ en werden overspoeld door een smachtende gewoonte om samen elke ‘theorie’ van westerse herkomst te lezen die we maar te pakken konden krijgen. Achteraf is het onbegrijpelijk hoe een eenvoudig leesteken achter deze aankondiging van een ‘ontideologiseerde wereld’ ons ertoe kon verleiden te denken dat we er iets over te zeggen hadden.1 Want Fukuyama beweerde precies het tegenovergestelde: ‘Voor onze doeleinden doet het er weinig toe welke vreemde gedachten opkomen bij mensen in Albanië of Burkina Faso, want wij zijn enkel geïnteresseerd in wat men in zekere zin de gemeenschappelijke ideologische erfenis van de mensheid zou kunnen noemen.’2 Ja, ‘vreemde gedachten’ inderdaad, maar om een andere reden dan Fukuyama hoopte.
Fukuyama stelde vast dat de toen concurrerende ideologische en economische systemen van de zogenaamde eerste en tweede wereld convergeerden tot één politiek model, dat zich vormde als een universaliteit nastevende liberale infrastructuur: de representatieve regering, de vrije markt en de consumptiecultuur. De liberale fantasie zag de weg vooruit als eenvoudigweg het technocratisch beheer en de ‘gemeenschappelijke marktisering’3 van de internationale betrekkingen. Het was een overwinning van de economie op de politiek. Religieus fundamentalisme of ‘nationalisme en andere vormen van raciaal en etnisch bewustzijn’4, zouden slechts korte onderbrekingen zijn. Voor de rest zou er volgens Fukuyama niet veel gebeuren aan deze andere kant van de geschiedenis en zouden er geen ‘noemenswaardige’ oorlogen worden gevoerd. In plaats daarvan zou er een relatieve vrede in de wereld heersen, met veel individuele welvaart en vrijheden. Met andere woorden, Fukuyama geloofde dat de mensheid op het hoogtepunt van haar lineaire politieke evolutie was aanbeland, en dat zij vanaf dit punt in de geschiedenis kon zien dat zij haar eindpunt had bereikt: de ‘triomf van het Westen, van het westerse idee’.5
Ook al is het bovenstaande een haastige, suggestief sceptische samenvatting, het lijdt geen twijfel dat er veel mis is met deze argumenten – niet in de laatste plaats omdat zij opnieuw een op het Westen gericht overwinningsrondje maken om degenen onder ons die nog steeds achterlijk verwikkeld zijn in historische strijd. Het ís een ideologie. Ook de impliciete gelijkstelling van communisme en fascisme is vreselijk misplaatst, maar laten we het daar een andere keer over hebben. Tenslotte is Fukuyama’s overtuiging dat het fascisme tot het verleden behoort, veilig opgesloten in de twintigste eeuw, meer dan gevaarlijk. Zelfs de wildste waan van een maatschappij zonder toekomstige geschiedenis kan niet voorkomen dat fascismen steeds weer de kop opsteken. Want, zoals de politieke denker Hannah Arendt waarschuwde, komt totalitarisme niet voort uit het verleden maar uit een samenleving die bol staat van de strijd over wat feit is en wat leugen.6 Daar doemen fascismen op, die de onzekerheden, angsten en miskenning – zij het individueel of collectief, reëel of illusoir, reeds aanwezig of in wording – uitbuiten om post-truth-gevechten te voeren met dodelijke gevolgen. En ik durf te wedden dat er daarvan genoeg genesteld is in de door Fukuyama beschreven ‘tijdloosheid’ na de geschiedenis. Met dit alles in gedachten zou het kunnen dat, anders dan Fukuyama’s oordeel dat de toekomst overbodig zou zijn, men een tijdperk is binnengegaan waarin de toekomst niet langer mogelijk was.

Over de toekomst schrijft Fukuyama: ‘Het einde van de geschiedenis zal een zeer droevige tijd zijn. […] De strijd om erkenning, de bereidheid om je leven te riskeren voor een puur abstract doel, de wereldwijde ideologische strijd die durf, moed, verbeelding en idealisme opriep, zal worden vervangen door economische berekening, het eindeloos oplossen van technische problemen, bezorgdheid om het milieu, en het voldoen aan verfijnde consumenteneisen.’ Hij vervolgt: ‘In de posthistorische periode zal er kunst zijn noch filosofie, alleen de eeuwige zorg voor het museum van de menselijke geschiedenis.’7
Het door Fukuyama voorspelde ‘vooruitzicht van eeuwen van verveling’8 blijkt  sindsdien nogal hectisch. De managers, en curatoren, en conservatoren, en educatiemedewerkers, en voorlichters, en ontwerpers, en marketeers en andere technocraten van het museum hebben zich met volle overgave beziggehouden met de wereldwijde heiligverklaring van de zegevierende westerse idee. En ook hedendaagse kunstenaars voelden zich ook verplicht: niet langer werd van hen verwacht dat ze stelling namen in ‘de ideologische strijd’ van de twintigste eeuw, iedereen kon nu volledig deelnemen aan een soort ideologie-vrije ‘internationale stijl’9 binnen de steeds sneller draaiende draaimolen van biënnales en kunstbeurzen. Wauw, heeft dit alles het concept van ‘het einde’ tot het uiterste gedreven? En misschien wel tot het uiterste einde, niet van de geschiedenis, maar eerder van alles dat zich onderwerpt aan het ongebreidelde kapitalisme-plus-‘democratie’?
Zie, ik trek me terug in metaforen om me te troosten – ik ben nog steeds verbijsterd over Fukuyama’s keuze om de wereld na de geschiedenis te vergelijken met een museum – maar het lijkt erop dat er weinig overblijft om mee te spelen. Want achter de knipoog van deze westerse utopische propaganda die beweert dat de mens het beste van alle mogelijke werelden heeft bereikt, lijkt die zich in werkelijkheid druk bezig te hebben gehouden met de wereld te navigeren richting de zelfvernietiging. Alles wijst ons erop: samenzwerende veroorzakers van klimaatafbraak, voortdurende koloniale uitbuiting, de opkomst van radicaal rechtse bewegingen en fascismen en andere autoritaire regimes, oorlogen met het vooruitzicht van nucleaire vernietiging die met de seconde intenser wordt, de bewapening van voedsel en energie en van zo ongeveer alles, groeiende armoede wereldwijd, biologische en informatieve pandemieën, de ontwikkeling van nieuwe en potentieel destructieve en oncontroleerbare technologieën. Het ‘einde’ lijkt zich niet te manifesteren als een saai zondagmiddagbezoek aan het museum van een evenementloos ‘voor altijd’, maar als een apocalyptische finale waarin de mens en niet-mens, organisch en anorganisch, levend en niet-levend nog maar één optie rest: vechten om te overleven.

Alle historische periodiseringen zijn problematisch, en de meeste ook zinloos. Maar als Fukuyama in de jaren negentig de inwijding van een nieuw tijdperk trachtte te conceptualiseren, dan vraag ik me af of we het huidige moment niet moeten beschouwen als een afsluiting daarvan. Het einde van het einde van de geschiedenis, zo je wilt, of beter: het einde van de illusie van het einde van de geschiedenis. Het is duidelijk dat de geschiedenis nooit tot stilstand is gekomen, al zou deze periode tot het gevoel hebben kunnen leiden dat zij tijdelijk werd opgeschort doordat de onmiddellijke gevaren’ op magische wijze’ aan het zicht werden onttrokken. De geschiedenis was inderdaad niet verdwenen, ze was, om dekoloniaal feministisch filosoof en curator François Vergés te citeren, ‘slechts’ verstrikt geraakt in ‘onsamenhangende temporaliteiten van het moderne koloniale […] die zich manifesteren in de paradox van de gelijktijdigheid van het discours over gelijkheid en de uitvoering van geweld’.10 Slechts weinigen konden het zich permitteren om de geschiedenis die zich in deze kluwen ontvouwde niet te zien, verblind door het voorrecht van een leven dat hen immuniteit verleende voor de gevolgen van dit – meestal hun – geweld. Maar alleen al de reikwijdte en omvang van de elkaar overlappende crises van vandaag kunnen dergelijke illusies niet langer standhouden.
Bij nadere inspectie van het museum van de mensheid blijft het echte leven, de echte strijd, voortwoekeren, diep onder de maagdelijk witte muren en beeldschone displays. Voortbouwend op eeuwen van bewegingen gericht op sociale en ecologische rechtvaardigheid; aandringend op een leefbaar bestaan zonder racistisch, etnisch, klassen-, gender- en milieugeweld; doordrenkt van solidariteit en hulpvaardigheid; en toegerust met allerlei organisatorische tactieken. Ik zie als het ware een bloeiende ‘parallelle polis’11, een collectief verbeelde andere wereld, die niet alleen als gedachte bestaat, maar gerealiseerd wordt door de praktijk van het samen anders leren leven. Dit wordt niet gedreven door een slopende wanhoop over de stand van zaken of door naïef optimisme, maar, om met de feministe Rebecca Solnit te spreken, door desillusie. En dan in positieve zin: desillusie als ‘het loslaten van illusies’.12 Het is gebaseerd op ‘de bereidheid om vraagtekens te zetten bij fundamenten die als vaststaand, onvermijdelijk en onbetwistbaar waren voorgesteld – of die fundamenten nu gendernormen, heteroseksualiteit, patriarchaat, blanke suprematie, het tijdperk van de fossiele brandstoffen of kapitalisme waren’.13 Het is datgene wat de geschiedenis gaande heeft gehouden, niet alleen tegen maar ook ondanks de machten die er waren.

Veel artistieke verbeelding is voortgekomen uit en heeft bijgedragen tot dit bevragen van fundamenten en heeft de broodnodige esthetisch-politieke experimenten in en uit het depot van het museum gesmokkeld, terwijl ze de ‘durf, de moed, de verbeelding en het idealisme’ die Fukuyama ooit voor verdwenen verklaarde weer tot leven wekte. Maar het is bij lange na niet genoeg. Op dit kritieke moment aan de vooravond van een catastrofe, moeten wij allen deelnemen aan het getouwtrek om collectief de verbeelding in praktijk brengen en ons inbeelden dat dat mogelijk is. Daarmee moeten we alles in werking stellen om de wereld te bevrijden van het doodlopende script en iets anders tot leven te wekken. Is dit ‘iets anders’ het begin van de geschiedenis? Zeer waarschijnlijk, gezien de zware strijd die voor ons ligt. Toch stel ik voor het vraagteken erin te houden en de subtiele-maar-oneindige mogelijkheden die eruit voortvloeien.

1  Francis Fukuyama, “The End of History?,” The National Interest 16 (Summer 1989), pp. 3-18.

2  Fukuyama, “The End of History?,” p. X.

3  Fukuyama, “The End of History?,” p. X.

4  Fukuyama, “The End of History?,” p. X.

5  Fukuyama, “The End of History?,” p. X.

6  See Hannah Arendt, Origins of Totalitarianism (1951).

7  Arendt, Origins of Totalitarianism.

8 Arendt, Origins of Totalitarianism.

9  Robert Fleck, “Art After Communism,” in Manifesta 2 catalogue, 1998, p. 195.

10  See Fragments of Repair/Gathering IV: On Decolonial Aesthesis with Rolando Vázquez, François Vergés, Chris Chris Cyrille, and Wietske Maas at BAK, basis voor actuele kunst, Utrecht, 10 June 2021, https://www.youtube.com/watch?v=Sk45EEJ7B3g.

11 See Václav Benda, “The Parallel Polis,” in Civic Freedom in Central Europe: Voices from Czechoslovakia, H. Gordon Skilling and Paul Wilson, eds. (London: Macmillan, 1991), pp. 35-41.

12  Rebecca Solnit, “How a decade of disillusion gave way to people power,” The Guardian, 29 December 2019,

https://www.theguardian.com/commentisfree/2019/dec/29/decade-disillusionment-global-protests.

  1. Solnit, “How a decade of disillusion gave way to people power.”

Maria Hlavajova

Recente artikelen