metropolis m

De Amerikaanse kunstenaar Ryan Mendoza redde het huis van de beroemde Amerikaanse burgerrechten-activiste Rosa Parks van de sloop door het weg te halen uit Detroit en in Berlijn naast zijn huis weer op te bouwen, waar het dit jaar voor de nodige aandacht en controverse zorgde. Mirthe Berentsen sprak met de kunstenaar over een eerbetoon dat bij alle goede bedoelingen toch niet tot eer kwam voor degene die het tot eer had moeten komen

Tussen straten vol Plattenbau staat in de Berlijnse wijk Wedding een opvallend klein, wit, houten huis. Het was ooit het toevluchtsoord van Rosa Parks, de katalysator van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. De Amerikaanse kunstenaar Ryan Mendoza haalde het huis in 2016 uit Detroit weg en zette het in zijn achtertuin in Berlijn, waar hij tegenwoordig woont. Rhea McCauley, een nicht van Rosa Parks, kocht het huis voor vijfhonderd dollar om te voorkomen dat het gesloopt zou worden. Geen enkel Amerikaans instituut of museum wilde het huis hebben. Zijzelf beschikte niet over de financiële middelen om het te renoveren en daarom schonk ze het aan Mendoza. De kunstenaar bracht het huis daarop naar de overkant van de oceaan, maar daar is intussen ophef over ontstaan. Nu wil hij het weer terug naar de Verenigde Staten brengen. ‘Het is een Amerikaans verhaal en het hoort eigenlijk daar een thuis te vinden, aangezien het iets vertelt over de Amerikaanse geschiedenis’, aldus de kunstenaar. Wat volgt is een institutioneel en cultureel getouwtrek over veel meer dan de waarde van een vervallen huisje.

Vijf weken nadat Rosa Parks in 1955 weigerde haar zitplaats in een bus in Montgomery op te geven aan een witte passagier verloor ze haar baan, werd de huur stopgezet en ontvingen zij en haar man doodsbedreigingen. In 1957 zag ze geen andere mogelijkheid dan te vertrekken naar Detroit waar haar broer woonde. Officieel was er geen sprake van segregatie in het noorden, maar de werkelijkheid was anders. Zo omschreef Parks Detroit als ’the Northern promised land that was not’. Hoewel Detroit ooit het centrum van de Amerikaanse autoproductie was, kwam de stad vanaf de jaren vijftig langzaam in een neerwaartse spiraal terecht, met als dieptepunt het jaar 2013 toen de stad officieel failliet werd verklaard. Massale ontslagen en een crisis op de woningmarkt zorgden ervoor dat veel mensen noodgedwongen hun huizen moesten verlaten. Leegstand en criminaliteit groeiden.

Architectuur geldt vaak als belangrijkste getuige van een geschiedenis. Het huis waar Rosa Parks met haar familie woonde is als een collectieve herinnering dat een belangrijk verhaal kan vertellen over haar leven en activisme, maar bovenal over de huidige segregatie, het institutioneel racisme en de rol van monumenten in de openbare ruimte. ‘Mensen kunnen zo een beeld krijgen van waar zij woonde. Er zijn 1500 monumenten in de Verenigde Staten waarmee de Confederatie wordt geëerd. Er zijn slechts 76 monumenten voor de burgerrechtenbeweging. Dit huis is een monument voor de burgerrechtenbeweging’, stelt Mendoza.

Maar de scheidslijn tussen het behoud van belangrijk erfgoed en de exploitatie van het gedachtegoed van Rosa Parks is erg dun. In de talloze artikelen en reportages die het afgelopen jaar zijn verschenen gaat het vooral over ‘de Amerikaanse kunstenaar die het huis van Rosa Parks heeft gered’, met foto’s van Mendoza voor het huis, met een Amerikaanse vlag rond zijn schouders. Mendoza staat volop in de belangstelling, Rosa Parks niet en dat knaagt.

Politieke bewegingen als Black Lives Matter hebben de afgelopen jaren veel invloed gekregen op het discours in Amerika en leggen tendensen bloot die te lang werden genegeerd. Terecht wijst Taylor Renee Aldridge in haar artikel op ARTnews op het probleem van black bodies in white cubes, op de toe-eigening van het zwarte lichaam door witte kunstenaars. Aldridge schrijft ook over de invloed die het werk van Theaster Gates op gemeenschappen in Chicago heeft gehad, het werk van Rich Lowe op Houston en Mike Kelley’s Mobile Homestead en het werk van Tyree Guyton op Detroit.1 Waarom heeft Mendoza geen contact gezocht met deze kunstenaars die zich al jaren bezighouden met sociale of raciale vraagstukken en installaties in de openbare ruimte? Als het Mendoza niet gaat om hemzelf, waarom heeft hij het project dan niet anoniem uitgevoerd? Waarom is hij geen Kickstartercampagne begonnen om het huis op de oorspronkelijke plek te behouden? Hij wendt zijn naam en positie als succesvolle witte kunstenaar, die in Europa woont en werkt, aan om het verhaal van dit huis en Detroit te vertellen, terwijl dat weinig met hemzelf te maken heeft. Dus wie profiteert er uiteindelijk van dit project?

Het is niet de eerste keer dat Mendoza een huis uit Detroit naar Europa haalt. In 2016 werd The White House gepresenteerd op Art Rotterdam (nu permanent tentoongesteld bij de Verbeke Foundation). De Nederlandse pers reageerde overwegend jubelend, terwijl de internationale pers over hem heen viel en schande sprak over ruïneporno en culturele toe-eigening. In reactie daarop schreef Mendoza een stuk in The Guardian waarin hij concludeerde: ‘Toen politiek correcte mensen mij vroegen wat ik aan het doen was en suggereerden dat ik mensen uitbuitte, op mijn witte huid wezen en vroegen of ik in Detroit geboren was, vertelde ik hun dat ik een keuze had: negeren wat er voor mij staat en wat er in het verleden is gebeurd of de geschiedenis omarmen. Als je er oppervlakkig naar kijkt, is het uitbuiting. Als je de tijd neemt om goed te kijken, dan is dit het maken van contact.’ De zelfgenoegzaamheid die uit deze alinea spreekt is stuitend en zijn argument hangt van drogredeneringen aan elkaar. Waar het over gaat, zijn de bestaande machtsstructuren waarbinnen Mendoza dit proces is aangegaan. Hij behoort als rijke, witte westerling overduidelijk tot de dominante groep en zet dit bestaande machtsverschil in voor zijn eigen bekendheid. Hij komt naar de armste wijk in één van de armste steden van Amerika met een zak geld om ‘orde op zaken te stellen’ en iets mee te nemen om het opnieuw te contextualiseren als zijn eigen kunstwerk. Het is een vorm van borrowing waarbij hij cultureel specifieke parameters gebruikt voor zijn eigen winst en succes. Daarmee beschadigt hij de gemeenschap, in dit geval van Detroit. Dan maakt het niet uit of zijn bedoelingen goed zijn. Hij biedt zichzelf aan als oplossing, terwijl dat niet zijn rol is. Zelf wijst Mendoza elke vorm van culturele toe-eigening van de hand: ‘Natuurlijk, ik ben als man geboren in de Verenigde Staten en ik heb bepaalde privileges. Dat is niet eerlijk, net als dat het institutionele racisme in dit land niet eerlijk is, de president en de loop van de geschiedenis niet. Maar ik vind het erg belangrijk dat we verder kijken dan dat. Deze vragen zijn belangrijk, maar nu moeten we gewoon samenwerken.’ En daar zit misschien wel net de crux. Zijn argumentatiestructuur (zet je er gewoon overheen, dan kunnen we weer over tot de orde van de dag) gaat niet op voor niet-witte mensen.

In de documentatie The White House die Fabia Mendoza over het project maakte, vat cameravrouw Joel Boykin van de lokale zender Pulsebeat.tv het treffend samen: ‘Op een gegeven moment zullen mensen zich afvragen: hoe hebben we in hemelsnaam dit huis kunnen verliezen? Het is moeilijk voor Afro-Amerikanen om hier geld te verdienen en dan zijn er nog zoveel andere problemen. Ik bedoel, je moet eerst overleven en dan is kunst eerlijk gezegd een extracurriculaire activiteit, als je het geld, de vrijheid en de luxe hebt om dat te doen. Ik zou willen dat we het huis hier hadden kunnen houden om er iets mee te doen. Maar we hebben financieel gewoon niet de mogelijkheid om een project van deze grootte aan te pakken, dus mensen van buiten, met investeerders en sponsoren, kunnen het doen, wij niet. En dat is echt verdrietig, want we hebben een schat verloren.’

Het verplaatsen van historische gebouwen en monumenten naar een nieuwe locatie is niets nieuws. Aan het begin van de negentiende eeuw werden monumenten uit het oude Egypte en Mesopotamië naar Europa verplaatst. Mendoza’s project staat in een lange traditie. De laatste tijd krijgen erfgoed en het verplaatsen van historische artefacten en monumenten, of de verwijdering ervan, steeds meer aandacht in maatschappelijke discussies over identiteit en de koloniale geschiedenis. Of het nu gaat over Charlottesville met het Confederatiemonument, de herkomst van kunstwerken in het Rijksmuseum, de positie van oude Griekse kunst in documenta 14 of de naamsverandering van Witte de With, er worden steeds meer vragen gesteld over de contextualisering en archivering. In wiens belang wordt de kunst opgevoerd? Wie profiteert ervan? In het geval van Mendoza’s project zijn de neokoloniale trekjes onmogelijk te negeren. Er blijft uiteindelijk niets achter voor Detroit, geen geld en al helemaal geen beter imago. Mendoza lijkt vooralsnog de enige die er profijt van heeft.

Kunst en architectuur kunnen worden ingezet voor propaganda, als een instrument voor bekering en inzicht, maar bovenal moeten ze worden begrepen als een permanente herinnering aan het verleden. Mendoza heeft van Rhea McCauley de vraag gekregen om het huis te behoeden voor de sloop en heeft het daarop naar Berlijn gebracht. Met het verplaatsen en herbouwen is de mogelijkheid ontnomen om niet alleen de herinnering aan een persoon of een enkel narratief ter plekke te bewerkstelligen, maar ook om de collectieve ambities en onbedoelde tekortkomingen van een heel land te bevragen. Het geval is echter ingewikkeld; Mendoza lijkt goede bedoelingen te hebben en is enthousiast. Het is hem uiteindelijk ook gelukt om het huis terug te laten keren naar de Verenigde Staten. Mendoza: ‘We hebben net de officiële brief gekregen van Brown University in Providence. Het huis zal daar tijdelijk tentoongesteld worden en in de lente van 2018 openen. Ik sprak net met de directeur van Brown en hij is helemaal opgetogen en ervaart het als zijn burgerplicht om het huis daar te laten zien.’

Met haar moed en daad van verzet herinnert Rosa Parks ons eraan dat er altijd iets is wat we beter kunnen doen, dat er dingen zijn waar je nee tegen moet zeggen en waar we onze ogen niet voor mogen sluiten. Als je als kunstenaar echt geïnteresseerd bent in de omgang met een geschiedenis vol raciale ongelijkheid en spanningen, dan is het cruciaal om je te informeren en mensen te raadplegen die hier veel van weten. Denk aan de controverse rond het werk van Dana Schutz op de Whitney Biënnale eerder dit jaar, waarbij haar verweten werd het zwarte lichaam te claimen, en hoe zij daarover in gesprek is gegaan. Thema’s als (institutioneel) racisme zijn hip en schijnbaar belangrijk in de marktgeoriënteerde kunstwereld: het heeft een enorme aantrekkingskracht op verzamelaars en pers. Het is een tegenstrijdig punt waarbij het gevaar bestaat dat de betrokkenheid en provocatie meer gericht zijn op de naamsbekendheid of de marktwaarde van de kunstenaar dan als een werkelijk middel voor sociale verandering en bewustwording. Daar moeten we als kunstwereld nee tegen zeggen.

1 artnews.com/2016/07/11/black-bodies-white-cubes-the-problem-with-contemporary-arts-appropriation-of-race

Mirthe Berentsen

is journalist, schrijver, kunstenaar en podcastmaker

Recente artikelen