metropolis m

Waar ligt de betekenis van een kunstwerk – in het materiaal of ergens anders? Is daar iets over te zeggen? Thomas van Huut ging op zoek naar de wereld die in een kunstwerk tot uitdrukking komt en het gewicht dat daarmee gemoeid is. Hij stuitte op de weerbarstige realiteit waarin de betekenis van het kunstwerk nog altijd geworteld is in de materiële werkelijkheid.

1.

De buurtboekenkast presenteert zich als wapendepot. ‘Imagination is the only weapon in the war against reality’, staat er op het roze geverfde kastje. Het hout is vermolmd door de regen, de verf bladdert er aan alle kanten vanaf. In het kastje staan vergeelde afdankertjes vol ezelsoren. Het is een aanstekelijk idee: de verbeelding als het enige wapen tegen de zompige werkelijkheid. Je krijgt er zin van om een boek uit het kastje te pakken, om naar het theater, de film, of een concert te gaan. Om direct alles uit je handen te laten vallen en eindeloos door het museum te gaan struinen. Alles om maar aangeraakt worden door die magische verbeelding. Alles om de strijd aan te gaan met die drassige, allesverslindende realiteit.

Alleen, het is onzin. Verbeelding staat niet los van de werkelijkheid. Het is er op allerlei manieren afhankelijk van, in de eerste plaats in materieel opzicht. Boeken worden op papier gedrukt, acteurs staan op een podium onder elektrisch licht, films worden geprojecteerd met enorme projectoren en vrijwel alle hedendaagse beeldende kunst kan niet zonder de nodige hoeveelheden verf, doek, gips, keramiek, brons, computers, hout, filmprojectors, epoxy, schuimrubber, tentdoek, kippengaas, led-lampen, enzovoort. De kunstenaar – met hoeveel verbeelding dan ook – werkt met fysiek materiaal. Ook de performancekunstenaar is gebonden aan het eigen lichaam of dat van een ander. En conceptuele kunst mag dan bestaan uit een idee, maar wortelt evenzeer bij het uitdragen ervan in een materieel medium. Zelfs bij hen die zich alleen in taal uitdrukken, is de kunst fysiek: voor hen is de trillende lucht en de structuur van de taal het materiaal.

En zo zak je bij alle verbeelding al gauw weer weg in die weerbarstige realiteit. Als de kunst een stok is om de werkelijkheid mee te slaan, dan is die stok van hout: concreet, tastbaar materiaal. Deze zin bevat ook een probleem, want ‘stok’ en ‘hout’ zijn metaforen. De taal is concreet – en toch staat er niet wat er staat. Dat is de kern van het raadsel: de kunstenaar (zonder mezelf zo te willen noemen) is iemand die een object zodanig bewerkt, dat we de fysieke manifestatie onderwerpen aan de daaruit sprekende betekenis.

2.

Een prachtig kunstwerk herinnerde me deze zomer eraan dat het materiaal ook in staat is om die betekenis van zich af te werpen – als een rodeostier de berijder van zich afwerpt. Het kunstwerk bevond zich op slechts een paar honderd meter van de buurtboekenkast. Midden in de Maarten Harpertszoon Trompstraat in Amsterdam-West werd precies één appartement van het grote bakstenen woonblok wit geschilderd. Toen werklui diezelfde gevels vervolgens beplakten met een felgroen reflecterend folie, ontstond er hevige discussie in de Facebookgroep van onze buurt.      Wat is hier aan de hand? Mag dit wel van Welstand? Op Twitter gingen speculaties rond. Anti-5G-bescherming, opperde iemand. Futuristisch isolatiemateriaal? Het werk van CDA-hooligans, grapte iemand. De buurtkrant vatte het bondig samen onder de kop: ‘Wat heeft deze knalgroene gevel in de Maarten Harpertszoon Trompstraat te betekenen?’

Het antwoord op die vraag bleek zowel prozaïscher als poëtischer dan de speculaties: de knalgroene gevel was een kunstwerk. Als onderdeel van kunstprogramma Welcome Stranger maakte kunstenaar Esther Tielemans een kunstwerk van haar eigen woning. Het werk, dat Scenery (2021) heet, is een zinderende materiële transformatie: het grauwe, bruine baksteen wordt een buitenaards glanzend oppervlakte. Het kunstwerk van Tielemans gaat over het licht, reflectie, de maakbare wereld. ‘Het fascineert haar hoe in de schilderkunst, op een plat vlak, de suggestie van een andere wereld wordt gewekt’, is de toelichting die via een QR-code op de gevel op te halen was. ‘Door het reflecterende materiaal wordt de omgeving op de gevel weerkaatst en ontstaat er een andere, kunstmatige werkelijkheid.’

Alleen is dat niet de boodschap die veel buurtbewoners erin zagen. Het materiaal had de door de kunstenaar geformuleerde betekenis van de rug geschud. Voor sommige buren bleef ‘anti-5G-beschermingsmateriaal’ over. Mooi bedacht. Juist dat misverstand maakt het werk van Tielemans goed. Want in de buurt kreeg het een hele nieuwe betekenis. De kunstenaar is zich daarvan bewust: in een kort interview met Welcome Stranger zegt ze dat ‘de kwetsbaarheid’ van het maken van een kunstwerk op haar eigen gevel, haar bewust maakte van de ‘kunstbubbel’ waarin ze misschien zat. ‘Een kunstwerk in het midden van de straat en in het midden van je eigen buurt creëert een heel ander bewustzijn van hoe je werkt. Je krijgt heel andere vragen en opmerkingen. Ik heb meer mensen gesproken in de laatste paar dagen dan in de jaren dat ik hier al woon.’

Dát is de kracht van Tielemans Scenery: behalve een transformatie van het metselwerk van baksteen in knalgroene reflectie, speelt het kunstwerk ook met het sociale weefsel van de buurt. Het materiaal waaruit dit kunstwerk bestaat? Ik zou zeggen: baksteen, glimfolie, burenrelaties. Scenery houdt zich precies aan de grenzen van één woning. Het kunstwerk benadrukt dat het grote woonblok waar het onderdeel van uitmaakt, bestaat uit gestapelde appartementen, uit gestapelde levens. De ongrijpbare sociale wereld die altijd al in de bakstenen huisde, wordt door een fysieke ingreep van de kunstenaar tastbaar gemaakt.

3.

In zijn De Oorsprong van het kunstwerk (gepubliceerd in 1950), onderzoekt Heidegger wat een kunstwerk tot kunstwerk maakt. De filosoof beschrijft de ‘strijd’ tussen ‘wereld’ en ‘aarde’. Wereld staat bij Heidegger voor het betekenisgeheel dat in het kunstwerk tot uitdrukking komt, de aarde is de fysieke verschijningsvorm van het kunstwerk: het gesloten omhulsel van de kleuren van de verf, de textuur van de steen of de dichtheid van de taal. Om te illustreren hoe een kunstwerk een wereld kan uitdrukken, bespreekt Heidegger in een beroemd geworden passage een schilderij van een paar boerenschoenen, geschilderd door Vincent van Gogh. ‘Uit de donkere opening van het uitgetrapte binnenste van het schoeisel staart het afmattende van het altijd maar werken. In het onverslijtbaar degelijke van deze zware schoenen ligt de taaie volharding opgehoopt van de langzame tred door de langgerekte en altijd eendere voren van de akker waar een gure wind op staat. Aan het leer kleeft het vochtige en vette van de grond. Onder de zolen verglijdt de eenzaamheid van de landweg in de schemeravond. In het schoeisel trilt de zwijgende roep van de aarde nog na, haar stille schenken van het rijpende koren en haar duistere weerbarstigheid in het kale braakliggende winterse veld. Door dit tuig waart de gelaten zorg om het dagelijks brood (…)’

Heideggers toon is altijd lyrisch, maar in deze passage zet hij er bewust nog een tandje bij. Hij doet, hier in de vertaling van Mark Wildschut en Chris Bremmers, zijn uiterste best om via de taal de wereld die hij in het kunstwerk waarneemt van de pagina’s te laten opstijgen. Misschien vind ik Heideggers woorden wel mooier dan Van Goghs schilderij. Daarmee bewijst de filosoof zijn belangrijkste punt: kunst, en in dit geval een poëtische beschrijving ervan, kan een wereld oproepen.

De vraag blijft staan: hóé kan kunst een wereld bevatten? Heidegger oppert: ‘In het opstellen van een wereld en het tot stand brengen van de aarde is het werk de bestrijding van de strijd waarin de onverborgenheid van het zijnde in zijn geheel, de waarheid, wordt bevochten.’ In het kunstwerk komt met andere woorden ‘de waarheid’ van het zijn aan het licht, niet als afbeelding, maar als uitdrukking van een betekenisgeheel in concreet materiaal. Als het er echt op aankomt, aan het slot van het essay, citeert Heidegger de dichter Hölderlin (‘Moeizaam verlaat / Wat dichtbij de oorsprong woont de plaats’) en dan houdt hij het voor gezien. Is het raadsel op dat punt opgelost? Heidegger in zijn nawoord: ‘Voorgaande overwegingen betreffen het raadsel van de kunst, het raadsel dat de kunst zelf is. We pretenderen allerminst het raadsel op te lossen. De opdracht is om het raadsel te leren zien.’

4.

Het raadsel zien, dat kan in het museum. De nieuwe collectieopstelling van hedendaagse kunst in het Stedelijk Museum Amsterdam heeft een zaal waarin de manier waarop materiaal altijd al betekenis in zich draagt het onderwerp is. Aan de grootste wand hangt het magistrale sculptuur In The World But Don’t Know The World (2009) van de Ghanese kunstenaar El Anatsui. Het bestaat uit duizenden platgeslagen bierdopjes. Allemaal zijn ze een voor een aan elkaar verbonden met koperdraad. Als een golvende massa strekt de wandsculptuur zich uit in de ruimte. Het alledaagse afvalmateriaal verwijst naar ‘handel, consumentisme en slavernij’, licht de wandtekst toe. Het kunstwerk gaat over alcohol ‘als genotmiddel, economische speler, symbool van uitbuiting en verslaving, en als metafoor voor culturele en economische uitwisseling en onderdrukking’. Dat hoef je eigenlijk niet te lezen. Wie In The World… ziet, ziet een abstract kunstwerk, maar wordt ook geconfronteerd een internationaal netwerk van cafés, kroegen, sjieke cocktailbars, mondiale bierconglomeraten, dubieuze promotiecampagnes, thuisdrinkers, straatdrinkers, alcoholisten, feestvierders. Een wereldeconomie, een wereldsamenleving, verbonden door de drank. Zoals Scenery van Esther Tielemans de buurt activeerde, zo activeert In The World… van El Anatsui een mondiaal netwerk.

Het zou geweldig zijn geweest als het Stedelijk In The World But Don’t Know The World naast Barnett Newmans abstracte doek Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue? (1967) had gehangen. Een totaal ander kunstwerk, maar qua kleur en schaal toch vergelijkbaar. Het contrast zou een prachtig verhaal vertellen: waar In the World… volledig transparant is over het materiaal waaruit het bestaat (platgeslagen bierdopjes), verhult Newmans abstracte colorfield-schilderij juist dat het überhaupt met de hand gemaakt is. Newmans werk benadert ‘zuivere kleur’, het is totaal abstract, en toch roept ook dat schilderij een wereld op. Niet alleen van angst, maar ook van woede. Who’s Afraid of Red, Yellow and Blue? werd in 1986 door een verwarde bezoeker met een stanleymes aan stukken gesneden. Woede! Daarna werd het kunstwerk bij een restauratie in de Verenigde Staten met de verkeerde verf overschilderd, met een verfroller bovendien. Het doek is onherstelbaar veranderd – ‘kapotgerestaureerd’, volgens kunsthistoricus Ernst van de Wetering – waardoor het amper nog te zien is geweest. Stanleymes, verfroller, verkeerde verf – over de betekenis van materiaal voor het kunstwerk gesproken.

5.

Op mijn telefoon kom ik toevallig een aantekening tegen die ik jaren geleden maakte bij een tentoonstelling met werk van Jean Tinguely. Getroffen door zijn dansende, ratelende, schuddende, kinetische kunstmachines van staal verwonderde ik me over hoe dat kon: zoveel levendigheid in zulk zielloos materiaal. Ik schreef op: ‘gewicht, in zichzelf te vondeling gelegd’. Ik bedoelde, denk ik: het materiaal weet ook niet dat er een betekenis in schuilt.

In 1907 voerde de Amerikaanse arts Duncan MacDougall experimenten uit waarbij hij stervende tuberculosepatiënten op een weegschaal legde om het ‘gewicht’ van hun ziel vast te stellen. Twee experimenten mislukten, vier patiënten verloren na hun dood iets van gewicht. Volgens Wikipedia is het onderzoek daarna nooit gereproduceerd. Misschien is het een idee om eens een kunstwerk op de weegschaal te zetten terwijl het gemaakt wordt. Op zoek naar de ziel. Waarschijnlijk vind je niks. Toch schuilt er iets in ieder kunstwerk, een wereld, een gewicht – in zichzelf te vondeling gelegd. En voor wie het vindt, voor wie het opraapt, is dat gewicht misschien een houten stok. Om de werkelijkheid mee te lijf te gaan.

Thomas van Huut

is kunstjournalist

Recente artikelen