metropolis m

Saskia Noor van Imhoff, Rory Pilgrim en Klasiena Soepboer werkten en woonden lange tijd in de stad maar hebben zich nu (ook) gevestigd op het platteland. Sanne van Balen, die ook zelf regelmatig vanuit Amsterdam terugkeert naar haar geboortegrond in Friesland, gaat met ze in gesprek over de aantrekkingskracht van het buitengebied.

Het is een vraag die ik al vaker heb gekregen: ‘Wat betekent Friesland voor je werk?’ Ik groeide er op, maar verhuisde voor mijn studie naar de stad. Tot er door de pandemie iets veranderde. Ik trok mij terug op het platteland. Tijdens de eerste lockdown verbleef ik ergens diep in de Fryske Wâlden. Ik bedacht projecten voor bossen in de buurt van mijn ouderlijk huis en maakte werken vanuit het landschap waarin ik opgroeide. Ik begon deze omgeving te bevragen en daarmee ook haar betekenis en mijn eigen geschiedenis. De Friese wouden bleken in mijn lichaam opgeslagen als een plattegrond voor mijn artistieke praktijk. Ik ontdekte er hoe te schrijven via de bomen en het gras. Kunst te maken die zich verhoudt tot elzenrijen, akkers en velden, de weidse luchten. Er gaat een zekere romantiek van uit, de kunstenaar in zijn werkplaats in een afgelegen schuur weggestopt in de bossen. Alle tijd voor concentratie, geen afleiding. Alleen maar maken. Het platteland biedt rust, focus, inspiratie en materiaal. Maar ook leegte en eenzaamheid. Een gebrek aan prikkels.

Hoewel het voor mij thús is, ben ik er vandaan verhuisd, zo snel mogelijk. Ik wilde ontdekken, uitvliegen, weg van het wat ik bekrompen noemde. Ik dichtte Friesland veel toe, maar weinig complimenten. Ik kon er moeizaam gelijkgestemden vinden, ik kon niet de dingen doen die ik wilde. Er waren nauwelijks voorbeelden of mogelijkheden. Dat dacht ik toen. Nu weet ik dat ik gewoonweg niet wist waar te kijken. Ik heb er inmiddels moeite mee, het platteland te benoemen als periferie ten opzichte van de stad. Bestaat de grens tussen stad en platteland wel? Is het niet een vorm van polariseren langs geografische lijnen?

Ik vraag me af hoe andere makers die verbonden zijn met Friesland dit vermeende onderscheid ervaren. Wat zouden hun redenen zijn om er niet alleen te wonen, maar het platteland ook onderdeel te laten worden van hun praktijk? Het landschap lonkt en ermee werken is iets heel anders dan er alleen te wonen. Maar zelfs dat kun je bevragen. Je kunt het bovendien omdraaien: het landschap werkt ook op ons in. Wat betekent dit voor makerschap en voor je verhouding tot de context waar je je in bevindt?

Schiermonnikoog

In deze zoektocht vond ik verschillende soorten makers. Ik sprak bijvoorbeeld met Klasiena Soepboer. Zij trok na een studie aan de Gerrit Rietveld Academie naar Schiermonnikoog, waar ze was opgegroeid. Pas afgestudeerd stelde ze zichzelf de vraag: hoe geef ik mijn leven zo vorm dat ik kunst kan blijven maken? En, hoe maak ik dat financieel mogelijk? Bovendien vond ze het belangrijk zich ergens thuis te voelen. De mogelijkheid deed zich voor om op Schiermonnikoog een pand te kopen waarin zij een werkplaats, winkel en expositieruimte ineen kon inrichten. Op die manier kon ze andere kunstenaars uitnodigen daar te komen werken, wat voor haar kruisbestuiving opleverde. Ze vertelt me dat het uitdaging was om op een eiland te gaan wonen en toch een verbintenis te willen houden met de kunstwereld. In het pand organiseerde ze haar eigen infrastructuur waarbij het mes aan twee kanten sneed.

Ze legt me uit hoe haar werk veranderd is nu ze niet meer de stad woont en werkt. ‘In de stad was ik veel bezig met wat ik niet snapte. Ik ben geboren op een eiland en heb er tot mijn zestiende gewoond. Ik vond het moeilijk om ruimte voor mezelf te vinden in de drukte van de stad. Dat zag je terug in mijn werk, ik was op zoek naar wat er van mij verwacht werd en verloor daarin wat mij dreef. Nu ik weer op Schiermonnikoog woon, zie je dat ik vriendelijker werk maak, het reflecteert waar ik me bevind. Voor mijn gevoel kom ik meer tot de kern.’ In Soepboers werk is veel klei terug te vinden, de scheuren die het in de oven krijgt, zien er hetzelfde uit als het kurkdroge Wad op een zomerdag. Ik vraag haar wat voor invloed haar omgeving heeft op haar autonome werk. Ze vertelt dat ze in de stad meer afstand tot zichzelf ervoer, en tussen mens en natuur. ‘Nu ik weer in het dorp woon, voel ik mij onderdeel van de omgeving en cultuur. Onder andere door het spreken in mijn moedertaal Fries. Maar ook in onze winkel ontmoet ik veel mensen die vertellen hoe ze tot rust komen in de natuur. Ik denk dan: leven we niet veel te ingewikkeld?’

Ik spreek af met Rory Pilgrim tussen Anjum en Dokkum in het kleine dorp Ee, waar hij sinds 2019 woont. Nu verdeelt hij zijn tijd tussen Ee en zijn kleine studio op een eiland vlakbij Portland [in het zuiden van Engeland, red.]. We spreken over het romantische idee van je als kunstenaar terugtrekken in je atelier. Voor Pilgrim is het niet zozeer romantisch, maar noodzakelijk. ‘Ik werk al zo veel in de stad en met mensen samen, daarom is het zo belangrijk om ook een ruimte te hebben om daaraan te kunnen ontsnappen.’ Als hij met nieuw werk bezig is dan doet hij dat over het algemeen in intensieve aaneengesloten periodes zonder al te veel afleiding. Weg van de stad dus. Als filmmaker is het voor hem een rijkdom om eindeloos de verte in te kunnen kijken. ‘Ik overdenk dingen vaak op een filmische manier. Bijvoorbeeld als je een storm ziet naderen of als je het ergens in de verte ziet regenen, kan dat een geweldige visuele ervaring zijn. Het voelt als een decor waartegen ik mijn cinematografische denken kan trainen op een manier die in de stad nooit mogelijk zou zijn.’

Pilgrim uit ook zijn frustratie over de centralisatie die plaatsvindt in en om grote steden heen en de arrogantie die ermee gepaard gaat. Dat in de stad ‘het’ zogenaamd allemaal gebeurt. Pilgrim hoopt dat we hieraan voorbij kunnen vliegen. Hij gebruikt de term ‘flow’ die zowel naar migratie verwijst maar ook naar vogels. ‘Ik verwonder me altijd over de vogels in Friesland. Je kan de tijd zien verstrijken in de stroom van arriverende en vertrekkende vogels door het jaar heen. Het staat nooit stil. Ze verdwijnen en verschijnen weer, leven net als ik op verschillende locaties.’ Zoveel van Pilgrims praktijk bestaat uit reizen, werken op locatie en op uitnodiging, meestal in steden waar hij slechts tijdelijk verblijft. Daar stelt hij het platteland tegenover. Er wonen is voor hem geen gimmick, of slechts een middel om zijn werk te kunnen maken. Pilgrim wil oprecht aarden in Ee.

Voor Pilgrim is ook het ontmoeten van mensen die een ander soort leven leiden dan in stedelijke omgevingen een bron van inspiratie voor zijn films en werk. Het levert soms verrassende confrontaties op met de inwoners van het dorp, bijvoorbeeld bij de buurtbarbecue, in de Opstapper [de lokale belbus, red.], of toen er met Sint Maarten opeens een groepje buurtkinderen bij hem aanbelden. ‘Ik ervaar soms dat ik iets absurds toevoeg aan de gemeenschap in het dorp,  ik probeer een balans te vinden in wat ik meebreng en wat daar al is. Een tiener op straat riep laatst opeens “wie bén jij!?” naar me, wat ik eigenlijk vooral opvatte als een existentiële vraag.’ Pilgrim zoekt het gesprek ook op: ‘Ik kom hier in contact met compleet andere mensen en voer compleet andere gesprekken dan in de stad. Ik ga ernaar op zoek en de plek wordt onderdeel van mijn praktijk.’ Het hoeven overigens niet alleen mensen te zijn waar Pilgrim langdurige verbintenissen mee aangaat, dat kan ook met het landschap zelf. ‘Het is zoals het leren kennen van een persoon, je kan er een heel persoonlijke band mee opbouwen. Zoals een verliefdheid kan doordringen tot elke vezel van je lichaam, kan een landschap dat ook met je doen.’

Gaasterland

In het westen van Friesland spreek ik af met Saskia Noor van Imhoff die sinds de vroege winter van 2021 samen met haar partner Arnout Meijer naast Amsterdam nu ook in Gaasterland werkt. Ze verduidelijkt direct dat daarmee haar studiopraktijk niet echt veranderd is: ‘Een studio bevindt zich voor mij niet steeds binnen dezelfde muren. De studio in Amsterdam is niet weg omdat ik nu ook in Gaasterland ben neergestreken. Het idee van één vaste studio ervaar ik sowieso als ouderwets, zoals een museum met een vaste collectie dat ook kan zijn. Wat wel veranderd is, zijn de mogelijkheden op deze nieuwe plek.’

Het idee om van de stadse omgeving naar het platteland te trekken, ontstond een paar jaar geleden op een verwaarloosd perceel aan rivier de Waver op de grens van Noord-Holland en Utrecht. Hoewel ze in een nieuwe context aan de slag ging, bleef haar kijk dezelfde. ‘Eerder werkte ik bijvoorbeeld met objecten en informatie uit verzamelingen en museumdepots. Op eenzelfde manier zie ik nu de bodem, planten, gebouwen en het landschap als een verzameling: een organische collectie.’ De overeenkomsten zitten vooral in het proces van waardetoekenning en het menselijke idee van eigendom en het zorg dragen daarvoor. ‘Op zo’n verlaten plek als aan de Waver vroeg ik me bijvoorbeeld af waarom niemand zich er verantwoordelijk voor voelde. Die plek was een typisch voorbeeld van wat ik de achterkamer van door de mens gemaakt keuzes noem. Daarin bevinden zich de zaken die we niet willen laten zien, die we als waardeloos zien, die we wegdoen. Wat niet meteen betekent dat ze er niet meer zijn. Het zijn keuzes die onderscheid maken tussen het willen zien en het willen vergeten.’

Van Imhoffs onderzoek naar processen van waardetoekenning en het menselijke idee van eigendom zet zich voort in en rond een oude stolpboerderij vlak achter de IJsselmeerdijk. ‘Deze boerderij is altijd gebruikt en je kunt overblijfselen van die functionaliteit terugvinden in de architectuur en de omgeving. Hoe kruiwagens ontelbaar vaak over bepaalde drempels zijn gereden of hoe de bomen geplant in de volle wind tot grillige contouren zijn gevormd. Als we zulke sporen als kunstwerk zouden definiëren dan krijgen ze een ander soort waarde en gaan we er anders mee om. Wat ik probeer te doen, is deze zaken non-hiërarchisch naast elkaar plaatsen omdat ze ons allemaal iets vertellen over ons menselijk handelen.’

Van Imhoff vervlecht haar methode en studiopraktijk met haar onderzoeksonderwerp, in dit geval een plaats in Friesland. Op het terrein staat bijvoorbeeld een moderne loods die aan een oud bakhuis is vastgebouwd. Daaruit zijn gemaakte keuzes te herleiden over materiaal en geldbesparing. Van Imhoff vertelt dat we het niet alleen moeten hebben over wat zichtbaar is maar ook over achterliggende motivatie, of over wat er niet benoemd wordt. ‘Ik ben ervan overtuigd dat we in een tijd leven waar we ons niet meer los kunnen koppelen van die achterkamer. Wat we niet tonen, daar moeten we net zo goed zorg voor dragen. Door inzicht te geven in waaruit iets is opgebouwd, doe ik een poging het onderscheid tussen achter- of voorkamers opheffen om meer vat te krijgen op het geheel. Als ik een boom omzaag in de tuin dan wil ik nadenken over wat dat betekent.’

Het hanteren van een non-hiërarchisch methodiek en het onderscheid tussen mens en natuur van de hand te wijzen door expliciet in te gaan op de vraag of natuur überhaupt nog wel bestaat, blijft bij me hangen. En breder, het resoneert hoe deze verschillende kunstenaars zich verhouden tot het mens-natuur onderscheid op plaatsen die toevallig en soms minder toevallig in Friesland liggen.

Uit de gesprekken met Soepboer en Pilgrim maak ik op dat het platteland geen plaats is met een hek eromheen. Toch ervaren beide kunstenaars wel degelijk een onderscheid tussen platteland en stad. Waar Soepboer dit onderscheid ervaart als de spanning in een zoektocht naar de invulling van haar makerschap, zoekt Pilgrim dit contrast juist op. Hij maakt van zichzelf een buitenstaander zonder een grens te trekken tussen maken en zijn. De afwezigheid van hiërarchie in Van Imhoffs praktijk doet me denken aan de structuur van het woord landschap zelf. Ik blader in mijn etymologisch woordenboek naar de woorden ‘land’ en ‘schap’. Letterlijk betekent land: het stukje aardoppervlak dat boven het water uitsteekt. Het achtervoegsel -schap maakt van een bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord dat een toestand aanduidt: zwangerschap, blijdschap. Misschien kunnen deze kunstenaars ons leren het woord landschap als zodanig te benaderen. Het landschap als een toestand. Een waarin we arriveren, verbindingen aangaan, zorgdragen, sporen achterlaten en ook weer uit vertrekken.

Sanne van Balen

Recente artikelen