metropolis m

Mercedes Azpilicueta, De Rebelse Lusthof, 2022, Jacquard textiel (wol, lurex en katoen), collectie Fries Museum, in opdracht gemaakt van Arcadia voor de tentoonstelling Paradys, verworven met steun van het Mondriaan Fonds. foto: Fabian Samidjono

De afgelopen jaren heeft het wandkleed een enorme opmars gemaakt in het kunstcircuit. De kleden hangen op beurzen en biënnales, in galeries en musea. Wandkleden, meer speciaal de Jacquard, zijn technologische hoogstandjes die worden geproduceerd in specialistische werkplaatsen als het TextielLab in Tilburg. Het vraagt om een nauwe samenwerking tussen de kunstenaar en de expert, zonder wie de productie van de kleden niet mogelijk zou zijn. De vraag is hoe de complexe techniek de artistieke visie beïnvloedt. Om meer inzicht te krijgen gaat Charlotte Fijen in gesprek met kunstenaars Koen Taselaar, Christie van der Haak en Mercedes Azpilicueta én met productontwikkelaar Stef Miero van het TextielLab.

Kunstenaars die in Nederland of België een wandkleed willen vervaardigen maar daarvoor zelf niet de benodigde kennis, materialen en machines hebben, kunnen slechts op een paar plekken terecht: het TextielLab in Tilburg, Flanders Tapestries in Wielsbeke en sinds kort bij EE Exclusives in Heeze. Een goede werkplaats vinden om te weven is de eerste stap in het maakproces van een wandkleed, vertelt Christie van der Haak. Ze begon zelf begin 2000 al met weven in Tilburg. Ze werkt nog regelmatig in het Lab, maar heeft in de loop der jaren vele omzwervingen gemaakt op zoek naar een betaalbare en goed passende plek voor het weven van haar kleden en meubelstoffen. Uiteindelijk vond ze een weverij in Duitsland die haar patronen precies zoals zij het voor zich zag kon weven. Van der Haak legt uit dat het gevaar van een computergestuurde weefmachine is dat alle kleden op elkaar gaan lijken. In Duitsland kan ze zelf aan de machine staan en ter plekke beslissingen nemen over de kleuren en diktes van de draden, met hulp van een van de werknemers van de weverij. De samenwerking bleek vruchtbaar: Van der Haak is tegenwoordig nog altijd welkom om daar te komen weven.

Het TextielLab is onderdeel van het TextielMuseum in Tilburg en kenniscentrum op het gebied van textiel. Er staan verschillende weefmachines die een grote variëteit aan weeftechnieken kunnen uitvoeren. De meeste kunstenaars benaderen op eigen initiatief het TextielLab voor het weven van een wandkleed. Mercedes Azpilicueta benaderde het Lab in 2019 toen ze door het Van Abbemuseum gevraagd werd werk te maken voor Positions. Ze kende het Lab al sinds haar werkperiode bij de Rijksakademie maar wachtte op het juiste moment om er te gaan werken. Het is een drukke plek en het kost veel geld om daar een kleed te weven, vertelt ze. Toen de opdracht van het Van Abbemuseum binnenkwam, dacht ze: ‘nu ga ik het doen!’ Voor Koen Taselaar verliep de kennismaking anders: hij werd eind 2018 door het TextielLab zelf gevraagd voor een collectieopdracht ter gelegenheid van de tentoonstelling Bauhaus& – modern textiel in Nederland. Sindsdien is hij regelmatig in Tilburg aan de weefgetouwen te vinden.

Selectieprocedures

Niet iedereen wordt zomaar uitgenodigd om een wandkleed bij het TextielLab te komen maken. Productontwikkelaar Stef Miero vertelt dat daar een grondige selectieprocedure aan vooraf gaat vanwege de beperkte capaciteit van het Lab. Elk voorstel van een kunstenaar wordt beoordeeld door de conservatoren, productontwikkelaars, de planning- en de materialenadviseurs. Daarbij is het belangrijk dat een voorstel goed doordacht is. Ook de motivatie weegt mee, alsmede de innovatieve waarde, de artisticiteit en de mate waarin het voorstel aansluiting vindt bij het eigen programma van het Lab. Als het voorstel deze selectie doorstaan heeft, wordt de kunstenaar gekoppeld aan een van de vier productontwikkelaars van het Lab. Die ontwikkelaar zal gedurende het gehele vervaardigingsproces de samenwerkingspartner van de kunstenaar zijn. Dat proces is per kunstenaar verschillend, voornamelijk omdat iedere kunstenaar het maken van een kleed anders benadert.

Toen Koen Taselaar in 2018 door het TextielLab werd benaderd, was het werkproces helemaal nieuw voor hem – hij had nooit eerder een kleed geweven. Samen met productontwikkelaar Judith Peskens ontwikkelde hij zijn eerste kleed A slightly inaccurate but nonetheless lightly entertaining story of the Bauhaus (2018). Taselaar vertelt me dat hij zijn ontwerp zo goed mogelijk wilde afstemmen op de bestaande werkwijzen van het TextielLab en de machines die ze daar gebruiken. De weefgetouwen in het Lab worden allemaal digitaal aangestuurd. De kunstenaar is verantwoordelijk voor het aanleveren van een goed digitaal ontwerp dat de productontwikkelaar direct in de computer kan zetten. Vanuit dit ontwerp wordt een tweede technische tekening gemaakt die door het weefgetouw gelezen kan worden. Het ontwerp van de kunstenaar wordt zo vertaald naar een tekening die informatie bevat over de kleur van de draden en de bindingen, de manier waarop draden door elkaar gevlochten worden.

Tijdens het maken van de technische tekening zijn er allerlei problemen die een kunstenaar kan tegenkomen. Dat is een van de redenen dat de hulp van de ontwikkelaar essentieel is. Azpilicueta vertelt me dat ze in haar eerste ontwerp wel vijftig verschillende kleuren gebruikte, terwijl de weefmachine slechts met een twaalftal draden – en dus kleuren – kan weven. Ook Taselaar moest leren werken met de beperkingen en mogelijkheden van het weefgetouw. In zijn eerste ontwerp zat te veel kleurverschil, vertelt hij. Dat bleek problematisch: ‘dat gaat helemaal niet, dan gaat de machine echt steigeren’.

Hechte samenwerkingen

Een wandkleed is nooit een één-op-één vertaling van het ontwerp, legt Stef Miero uit. Daarvoor is textiel niet geschikt. Een kleed maken betekent dat je moet gaan nadenken over kleurcombinaties, texturen, bindingen, enzovoort. Je moet echt een vertaalslag maken tussen het oorspronkelijke ontwerp en een heel nieuw medium. ‘Je kunt pas iets doen als je weet hoe je het wilt doen.’ Grondig overleg met de ontwikkelaar is dus van groot belang bij de totstandkoming van een wandkleed. ‘Dat spel tussen ontwerp en eindresultaat levert altijd verrassende resultaten op’, zegt Miero. ‘Kunstenaars begrijpen steeds beter dat ze iets binnenbrengen in het Lab en er iets heel anders voor terugkrijgen.’

De waardering van de kunstenaar voor de productontwikkelaar is groot, alle kunstenaars die ik spreek praten op positieve wijze over de adviseurs met wie ze samenwerkten. De meeste kunstenaars leren het weefproces steeds beter te begrijpen en raken bekend met de mogelijkheden en beperkingen ervan. Taselaar heeft zich bijvoorbeeld verdiept in de techniek van het weven en paste zijn ontwerp erop aan. Waar zijn ontwerpen aanvankelijk vooral op lijnen gebaseerd waren, denkt hij nu veel meer in kleurvlakken, een werkwijze die beter past bij de weefmachine. Het werk van Azpilicueta toont eenzelfde begrip van weven: normaal gesproken zet de weefmachine een willekeurige binding aan de achterkant van het kleed, maar bij Azpilicueta is dat niet het geval. Omdat ze ook de achterkant van haar kleden tentoonstelt neemt ze deze bewust mee in het ontwerpproces.

Van der Haak is veruit de meest ervaren maker van wandkleden. Ze had en heeft altijd goede ervaringen met het Lab, maar haar mooiste kleden vervaardigde ze bij Flanders Tapestries. Dat is de hogeschool van het weven, zegt ze, daar kunnen ze stukken van een patroon eruit laten zien alsof het geborduurd is, met bijbehorende verdikkingen en reliëfs. Daar staat tegenover dat het TextielLab ook een omvangrijk archief heeft. De kunstenaar heeft er de bibliotheek en de collectie van het TextielMuseum tot zijn beschikking.

Aan die fijne samenwerking tussen productontwikkelaar en kunstenaar die het TextielLab aanbiedt hangt echter wel een fors prijskaartje. Van der Haak vertelt dat ze in de loop der jaren de prijzen van het Lab heeft zien veranderen. Begin 2000 kon je er voor een redelijk bedrag werken en was er veel tijd en aandacht voor de kunstenaar. ‘Een kleed kostte in die tijd misschien honderd euro per meter.’ Dat is nu wel anders. De technische mogelijkheden zijn flink vooruitgegaan waardoor je kleden kunt maken van 3 meter hoog en 6 of 9 meter lang. ‘De kosten hiervoor liggen veel hoger dan twintig jaar geleden, een kleed van dergelijke afmetingen kost wel duizenden euro’s.’

Ondanks die hoge prijzen kan het TextielLab niet zonder subsidies. Het TextielMuseum én TextielLab ontvangen subsidies van het ministerie van OCW, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg om ‘Tilburg Textielstad’ te ondersteunen. Dat kan het beste door te laten zien hoe mooi en veelzijdig textiel is. Het meeste geld wordt ingezet om de kosten van het ontwikkelproces voor de kunstenaars te drukken. Het Lab doet dit omdat ze niet alleen grote projecten willen aannemen, maar juist veel verschillende kunstenaars en studenten de kans willen bieden te werken in het Lab en te ervaren wat de mogelijkheden van textiel zijn. De tarieven verschillen per doelgroep: jong talent betaalt minder dan een kunstenaar die in opdracht werkt. Deze manier van werken levert volgens Miero op de lange termijn weer nieuwe projecten op: kunstenaars die eerst gesteund worden, keren regelmatig later terug met werk waarvan ze de productie zelf betalen.

Charlotte Fijen

is kunsthistoricus

Recente artikelen