metropolis m

Amel Omar. Foto: Lola Pertsowsky

De Budawijk nabij Brussel is een plek waar je als kunstbezoeker, laverend tussen de afvalverwerkende bedrijven, leegstaande fabrieken en graafmachines, denkt niks te zoeken te hebben. Toch, of misschien juist daarom, vonden de initiatiefnemers van Border Buda het de uitgelezen plek voor een kunstroute.

Op de grens tussen Brussel, Machelen en Vilvoorde, en tussen de administratieve en taalkundige scheiding van Vlaanderen en Brussel, slingert de buitenkunstroute Border Buda. Tegen een achtergrond van opstijgende vliegtuigen en afvalverwerking reflecteren twaalf hedendaagse kunstenaars op thema’s als snelheid, afstand en het verstrijken van de tijd. Met de fiets ben je dertig minuten bezig om alle werken te zien. Luidruchtige vliegtuigen en voorbij denderende treinen en vrachtwagens creëren een industriële soundscape.

‘De Budawijk ligt op de grens van verschillende gemeenten en gewesten en is ook het kruispunt van een aantal belangrijke transportassen’, vertelt Koi Persyn, die samen met Anna Laganovska curator is van het project. ‘Het viaduct dat de skyline van Vilvoorde domineert, het Kanaal, de Zenne, een toekomstige fietssnelweg…: allerlei zaken zitten hier in beweging, maar tegelijkertijd voelt het alsof de tijd is blijven stilstaan. Daardoor beland je op een kruispunt van verschillende snelheden, wat voor kunstenaars heel interessant kan zijn. Via een open call werden zes kunstenaars geselecteerd voor een langdurig onderzoekstraject, de andere zes permanente kunstwerken werden in opdracht gemaakt.’

Gedurende zeven maanden bezochten de kunstenaars Buda tweewekelijks. Samen verkenden ze het gebied en ontmoetten ze onderzoeksgroepen ter plaatse. Erfgoedliefhebbers, heemkundekringen, musea en archieven uit Brussel, milieu- en biodiversiteitonderzoeksgroepen en het waterzuiveringsstation deelden hun kennis over het gebied. Hun expertise fungeerde als voedingsbodem voor de kunstwerken. Soms maakten de jonge deelnemers, waaronder zowel Belgische als internationale kunstenaars, subtiel en conceptueel werk; andere keren juist grote, architecturale sculpturen.

Border Buda hoopt met dit project nieuw leven te blazen in dit industriële gebied. Gelijkaardige pogingen om zulke grijze zones opnieuw in te richten duiken ook op in de Triënnale in Brugge, Triënnale Art & Industrie in Duinkerke, kunstenplatform C-Mine in Genk, en verschillende muziekzalen en -festivals zoals de Vilvoordse Horst Arts & Music en Buda BXL.

Erfgoedliefhebbers, heemkundekringen, musea en archieven uit Brussel, milieu- en biodiversiteitonderzoeksgroepen en het waterzuiveringsstation deelden hun kennis over het gebied. Hun expertise fungeerde als voedingsbodem voor de kunstwerken

Elias Cafmeyer. Foto: Lola Pertsowsky
Ignace Wouters. Foto: Lola Pertsowsky

Hier in de Budawijk wordt soms expliciet naar de industriële geschiedenis gerefereerd. Op een grasveld naast het Kanaal, maakte kunstenaar Elias Cafmeyer bijvoorbeeld een fictieve ruïne van een oude fabriek, alsof het een archeologische site is die toeristen kunnen bezoeken. Enkele restanten van bakstenen muren en gevels rijzen op uit de aarde, terwijl een dakstructuur boven de grond uitsteekt. Slechts de top van deze ‘ruïne’ is zichtbaar, waardoor het lijkt alsof de rest van het gebouw in de grond is verzonken. De architecturale vormgeving van de sculptuur is gebaseerd op het voormalige Wanson-fabrieksgebouw. Dit gebouw werd gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe gevangenis van Haren, wat controverse veroorzaakte vanwege zijn architecturale belang; het Wanson-gebouw was een icoon van modernistische architectuur, dat geïnspireerd was op het Belgische paviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs. De titel van Cafmeyers werk Au Coeur Vaillant Rien d’Impossible, vertaald als ‘Voor een moedig hart is niets onmogelijk’, verwijst naar een slogan die ooit in de fabriek gegraveerd stond. Nu staat deze slogan te flikkeren in een lichtbak langs een van de bakstenen muren. De installatie benadrukt de aanwezigheid van de industrie die in de bodem doordrongen zit.

Ook Ignace Wouters wijst naar het verleden. Op verschillende plaatsen langs de route brengt hij een ode aan de sociale strijd die voormalige en huidige arbeiders in Buda voer(d)en. Eind negentiende eeuw vestigden fabrieken zich massaal in Buda vanwege de gunstige ligging ten opzichte van het kanaal. Vanaf de jaren zeventig gaat het bergafwaarts met de industrie en in 1997 sluit autofabrikant Renault, als een van de laatste, de deuren. Meer dan drieduizend werknemers verloren hun banen. In maart 1997, duidelijk onder de indruk van de gebeurtenissen bij Renault, betogen zeventigduizend mensen in Brussel voor meer werk en een socialer Europa. Ook de arbeiders van de in Vilvoorde gevestigde Forges De Clabecq waren erbij. Hun motto: ‘On marche parce que rien ne marche!’ (Wij marcheren omdat niets functioneert!)

Wouters zet zijn terugkerend motief, een mysterieus arbeidersfiguurtje die vliegt op een moersleutel, op de gevel van de voormalige Renault-fabriek. Het ontwerp is geïnspireerd op een tekening van de Italiaanse kunstenaar Mario Mariotti die in 1964 verscheen in het marxistische tijdschrift Classe Operaia. Wie met de trein voorbij Vilvoorde rijdt, ziet het figuurtje rondzweven. Verderop aan de bushalte verwerkt Wouters dit motief in zijn affiches. De neonkleurige posters worden op willekeurig wijze verspreid over de bestaande reclameborden. Met slogans als ‘The factory says no more’, ‘The factory says don’t come in’ en ‘Le futur a-t-il un avenir?’ (‘Heeft de toekomst een toekomst?’) staan ze in schril contrast met de omringende advertenties, die juist uitnodigend willen zijn. Visueel gezien verstoort dit de routineuze reclame langs de weg, waarbij Wouters benadrukt hoe alles in de publieke ruimte te koop staat.

Border Buda hoopt met dit project nieuw leven te blazen in dit industriële gebied. Gelijkaardige pogingen om zulke grijze zones opnieuw in te richten duiken ook op in de Triënnale in Brugge, Triënnale Art & Industrie in Duinkerke, kunstenplatform C-Mine in Genk, en verschillende muziekzalen en -festivals zoals de Vilvoordse Horst Arts & Music en Buda BXL

Andere kunstenaars richten hun pijlen op de grond- en waterverontreiniging in het gebied. Met het werk Wishing u well vestigt de Nederlandse Amel Omar de aandacht op de waterput als een vergeten, maar significant onderdeel van onze leefomgeving. Omar creëert een waterput van zandsteen, waarin verschillende grijze afvoerbuizen verstrengeld liggen. Deze buizen vormen de woorden ‘Wishing u well’. De installatie reageert zo op de weinigzeggende slogan ‘Have a nice day’ op het fabrieksgebouw ertegenover.  Rondom het werk heeft Omar twee verkeersspiegels geïnstalleerd, wat nog meer reflectie stimuleert en zo ook licht schijnt op de omgeving van het werk; een doodlopende straat die helaas vandaag de dag als sluikstortplaats dient.

Nel Maertens onderzoekt in haar werk de stedelijke biodiversiteit. De wilde bloemen en planten die in Buda bloeien – langs treinsporen, drukke wegen en het kanaal – dienen als basis voor het felgekleurd bloementapijt. De natuur staat ook centraal in het werk van Marine Kaiser. Haar sculptuur Fleurs de Buda vormt een dialoog tussen de Japanse duizendknoop en de pioen. Beide planten zijn invasieve soorten. Toch wordt enkel duizendknoop gezien als onkruid. Kaiser plaatst afgesneden pioenen in een lekbak, een apparaat dat doorgaans wordt gebruikt om te voorkomen dat gevaarlijke stoffen verder verspreiden, waardoor ze benadrukt hoe de pioen in eerste plaats ook een uitheemse soort is. De lekbak is geplaatst aan de oever van de Zennerivier, waar de duizendknoop momenteel floreert. Het werk bevraagt ons concept van invasieve en inheemse planten, en illustreert hoe handel en natuur gebieden kunnen transformeren.

Andere kunstenaars laten zich eveneens inspireren door de kenmerkende Belgische architectuur, – een eclectische mix aan stijlen en verkaveling à volonté – die het uitzicht van Buda bepaalt. Van inwoners hoorde kunstenaar Evita Vasiljeva de klacht dat de bushaltes in Buda geen wachtruimte, afdak of zitplaats bieden. De bushalte aan het Wifloofplein wordt voornamelijk gebruikt door bezoekers van de gevangenis van Haren. Op de rotonde van het plein maakte Evita Vasiljeva daarom met gewapend beton, staal en plexiglas een sculptuur met modulair zitvlak – ironisch genoeg nog steeds zonder afdakje.

Sowieso vind je in Buda weinig zitbankjes. Wellicht komt dat door het industriële uitzicht, dat zich niet echt leent voor rust en ontspanning. De installatie Tête-à-tête van de Georgische kunstenaar Zinaïda Tchelidze komt voort uit het onderzoek naar een dergelijke liminale zone. Het Brusselse stadsdepot in Buda stockeert allerlei restanten van Brusselse stadsplanning en -infrastructuur. Geïnspireerd door de architecturale overblijfselen die ze hier aantrof, laat Tchelidze de gietijzeren voetstukken en rugleuningen van zitbanken samensmelten tot een object dat al zijn functionaliteit verliest. Hoewel het wapenschild van Brussel en de decoratieve krullen herkenbaar blijven, lijkt de sculptuur nu op een sokkel zonder standbeeld. Tête-à-tête is een anti-vorm van haar eigen origine, of misschien wel een anti-monument.

Border Buda is officieel tot 26 mei te zien, maar een aantal van de werken zullen langer blijven staan. Na verloop van tijd bepalen de curatoren welke sculpturen dat zullen zijn. Op zondag 26 mei kan je een rondleiding volgen. Op de route van de tentoonstelling vind je ook audiofragmenten terug die reflecteren over het erfgoed van Buda.

Meer info, reserveringen en het programma met kaart op www.borderbuda.be.

Eleonoor Kenis

is Projectmedewerker Hedendaagse Kunst bij M Leuven

Gerelateerd

Recente artikelen