metropolis m

W139 hosts…, 8.9 t/m 29.10.2023, courtesy W139, foto Elodie Vreeburg

De open call is razend populair, maar staat ook toenemend ter discussie. Elke paar dagen passeert wel een oproep van een organisatie die zich wil openstellen voor input die niet vooraf bepaald is door de eigen staf. Maar is de open call wel zo open? En hoe wordt de uitslag bepaald? Cara Farnan gaat naar aanleiding van een discussiedag in gesprek met enkele deelnemers over hun vragen en bezwaren.

De afgelopen maanden heb ik afgezien van het reageren op open calls. Na een golf van afwijzingen kreeg ik steeds meer het gevoel dat mijn praktijk eronder begon te lijden. In mijn pogingen mezelf en mijn werk aan te prijzen, me steeds weer in nieuwe bochten te wringen om aan allerlei eisen en contexten te voldoen, begon ik de grip te verliezen op mijn praktijk. Sindsdien word ik echter geconfronteerd met de constante angst dat ik mezelf tekort doe: als ik niet blijf reageren op open calls, hoe kan ik mijn werk dan delen met anderen? Hoe kan ik dan überhaupt geld verdienen, of een artistieke carrière opbouwen?

Het open call-systeem staat aan de poort van elke mogelijkheid tot ondersteuning of het openbaar maken van je werk. Er lijkt heel weinig te gebeuren buiten deze financieringsstructuur om, waardoor er heel weinig werk zichtbaar wordt dat niet direct of indirect is goedgekeurd door particuliere instellingen, bedrijven of door de staat gefinancierde instellingen. Met name aan het begin van je carrière of als je naar een nieuwe stad verhuist, zoals ik onlangs heb gedaan, lijkt het soms alsof open calls de enige manier zijn om je werk te delen met anderen, om betaald te krijgen, een netwerk op te bouwen, aan je CV te werken, of de nodige ervaring op te doen om een visum aan te vragen.

Een ander probleem waar ik laatst op gewezen werd door grafisch en beeldend kunstenaar Nicole Martens, is de aanname dat beeldend kunstenaars even vaardig zijn in het schriftelijk communiceren over hun werk als dat ze zijn in het maken ervan. ‘Ik ben goed in mijn vak’, zegt Martens, ‘maar ik ben geen schrijver. In een systeem waarin linguïstische intelligentie meer wordt gewaardeerd dan visuele en/of intuïtieve intelligentie, werpt het schriftelijk verantwoorden van jezelf en je werk hoge drempels op en legt het een onnodige last op anders zeer bekwame mensen.’

Ondanks de toenemende populariteit van open calls, is het duidelijk dat er veel problemen zijn met en binnen dit systeem. Om deze problemen te identificeren en te duiden, zoek ik contact met verschillende culturele organisaties die werken met open calls en bezoek ik op 30 augustus 2023 A Call to Open Calls, een evenement georganiseerd door Platform BK en Stroom Den Haag met als doel de toegankelijkheid en transparantie van open calls binnen de kunstwereld ter discussie te stellen en aan te pakken.

Toepassing

In dit stuk gebruik ik de term ‘open call’ om te verwijzen naar elke oproep waarvoor je als kunstenaar of cultureel werker een aanvraag moet schrijven en indienen, om toegang te krijgen tot ondersteuning, hetzij in de vorm van een residentie of een mentorschap, financiering of vergoeding, een tentoonstelling of een masterclass. De grote vraag is hoe de open call zo populair is geworden. Waarom kiezen steeds meer organisaties ervoor om met dit systeem te werken? Uit een rondvraag bij verschillende organisaties die gebruik maken van het open call-systeem, blijkt dat ze allemaal in de afgelopen jaren bewust zijn overgestapt op het werken met open calls. De redenen die ze hiervoor noemen lopen echter uiteen en zijn in sommige gevallen zelfs tegenstrijdig.

Alexandra Landré, artistiek directeur van Stroom, zegt bijvoorbeeld dat ze alleen met open calls werken als ze een specifieke doelgroep of curatoriële visie in gedachten hebben. Met een van de recentere open calls van Stroom, legt ze uit, hoopten ze binnen een specifieke doelgroep nieuwe artistieke praktijken te ontdekken die nog niet op hun radar stonden. Landré: ‘Soms kan een kennismaking met een nieuwe kunstenaarspraktijk via een open call leiden tot andere vormen van engagement. Zelfs als we uit de reacties op een open call geen kunstenaar selecteren, kunnen we soms andere elementen ontdekken die relevant zijn voor ons programma. Open calls kunnen daarmee leiden tot gesprekken met kunstenaars of atelierbezoeken, om nader kennis te maken en om te zien of er andere mogelijkheden zijn om samen te werken, ook buiten die specifieke open call om.’

Inez Piso, artistiek directeur van Hotel Maria Kapel, heeft een hele andere opvatting over het doel van open calls. Het uitschrijven van open calls maakt het volgens haar mogelijk om te luisteren naar wat urgent is voor kunstenaars en om vervolgens de realisatie van die urgenties te faciliteren, in plaats van een bepaald curatorieel onderwerp voor hun programma te pushen. Dit systeem, legt Piso uit, kan zorgen voor een verbreding van het netwerk. Zo kunnen er ook kunstenaars van buiten haar eigen persoonlijke netwerk, maar ook van buiten Nederland mee worden bereikt.

Projectcoördinator van Kunstpodium T in Tilburg, Wouter van der Giessen, legt uit dat ze voorheen altijd werkten met een ApprenticeMaster-programma waarmee ze studenten uit heel Europa binnenhaalden via een netwerk van academies. Met het open call-systeem kunnen ze zich meer richten op het persoonlijk ontmoeten van potentiële deelnemers, bijvoorbeeld tijdens Graduation Shows, om ze vervolgens uit te nodigen om te reageren op hun open call. Van der Giessen legt uit dat er hierdoor een verschuiving in hun programmering heeft plaatsgevonden, van een internationale doelgroep naar een focus op Nederland. ‘Dit is een goede zaak’, vertelt hij, ‘omdat het meer gemeenschapsvorming tussen de deelnemers mogelijk maakt.’

Om de tafel

Hoewel ik in eerste instantie onzeker ben over wat precies mijn bijdrage kan zijn aan de discussie, maar nieuwsgierig naar de ervaringen van anderen, ga ik in op de uitnodiging van Platform BK om A Call to Open Calls te bezoeken en verslag te doen van de belangrijkste kwesties en suggesties die naar voren komen. De dag begint met een workshop gehost door kunstenaar en co-directeur van Platform BK, Harriet Morley. In de workshop bespreken de deelnemers, bestaande uit kunstenaars en vertegenwoordigers van culturele instellingen, een aantal open calls en gaan ze in gesprek over de kwesties die daarbij naar voren komen. Na de workshop is er een paneldiscussie met de twee co-directeuren van Platform BK, Morley en Jeannette Slütter, Avni Sethi van kunstenaarscollectief Conflictorium, Dilara Jaring-Kanik van het Prins Claus Fonds en kunstenaars Alina Lupu en Michiel Teeuw. Het panel wordt gemodereerd door Alexandra Landré, artistiek directeur van Stroom, die het publiek regelmatig betrekt in de discussie op het podium.

Het evenement is tot stand gekomen naar aanleiding van een aantal eerdere gebeurtenissen waaruit de problematiek van het open call-systeem naar voren kwam: de eerste was de performance op 16 april 2023 van kunstenaar Alina Lupu bij Buro Stedelijk, waarin ze een open call van Buro Stedelijk kritisch onder de loep neemt en concrete verbeteringen voorstelt; de tweede de publicatie van Elephant in the Room (2021-23), die voortkwam uit de samenwerking tussen Stroom Den Haag en Conflictorium, en die kritische vragen opwerpt over de infrastructuur van de kunstwereld en de rol van de open call daarin. Zowel in de workshop als de paneldiscussie wordt herhaaldelijk gewezen op de ontoegankelijkheid van veel open calls, hoe ze zelden zichtbaar zijn buiten de gevestigde culturele netwerken, en dat vaak ontransparant blijft wat er precies wordt aangeboden en hoe de inzendingen worden beoordeeld. Er heerst een opvallend felle bereidheid onder de aanwezigen om de manieren te verbeteren waarop open calls geschreven en verspreid worden. Er worden veel suggesties gedaan; van de introductie van twee-staps aanvraagprocedures en het vereenvoudigen van al te complex of academisch taalgebruik, tot het verhelderen van beoordelingscriteria en het invoeren van vraag- en feedbackmomenten in het aanvraagproces.

Rondvraag

In de daaropvolgende weken zoek ik contact met een aantal deelnemers van A Call to Open Calls, om te vragen wat ze hoopten te bereiken door deel te nemen aan het evenement. Het valt me op dat de vertegenwoordigers van culturele instellingen, oftewel degenen die betrokken zijn bij het uitschrijven van open calls, een vrijwel eenduidig antwoord geven: om betere manieren te vinden om open calls te schrijven. Petra Laaper van Studio Art Office (CBK Rotterdam) vertelt dat ze zich had aangemeld om ‘meer inzicht te krijgen in hoe een open call of andere tekst gecommuniceerd kan worden naar de buitenwereld en hoe je een nieuw publiek kunt bereiken’. Daphne Verweij van de Rijksakademie merkt op: ‘Ik was benieuwd waar kunstenaars naar kijken als ze onze open call zien. Voor mij was het interessant om te horen wat mensen tussen de regels van een open call lezen.’

Wanneer ik echter de kunstenaars en andere culturele werkers – oftewel degenen die reageren op open calls – benader met dezelfde vraag, merk ik dat zij vanuit andere motivaties deelnamen aan het gesprek: om de wortels van deze infrastructuur te begrijpen, bijvoorbeeld, en om te proberen er alternatieven voor te vinden. Kunstenaar Leonie Brander, die tijdens de paneldiscussie in het publiek zat, vertelt dat ze hoopte een beter begrip te kweken van de geschiedenis van open calls: ‘Ik ben geïntrigeerd door de vraag waarom er zo’n groeiend aantal inzendingen is voor open calls. Ik vraag me af of het meespeelt dat open calls een vrij recent fenomeen zijn, of dat er steeds meer kunstenaars zijn die financiering nodig hebben.’

Nicole Martens schrijft: ‘Het is ingewikkeld. Subsidies die gedreven worden door agenda’s, bijvoorbeeld door lokaal en nationaal overheidsbeleid (staatsfinanciering), functioneren altijd binnen een specifiek kader. Deze open calls resulteren in aanvragen en projecten die daarop gericht zijn, en sluiten aanvragen en projecten uit die niet aan deze voorwaarden voldoen. Op verschillende niveaus maakt dit het systeem zeer selectief, waardoor interessante kunstenaars en het werk dat ze maken in de marge blijven. Subsidies zijn onmisbaar voor ontwikkeling, maar op deze manier werken ze ook beperkend.’

Uit veel discussies tijdens A Call to Open Calls werd duidelijk dat de meest fundamentele problemen van het open call-systeem voortkomen uit kwesties rondom hiërarchie en een gebrek aan transparantie. Naar aanleiding van haar deelname aan de paneldiscussie postte kunstenaar Lupu op Instagram: ‘De instelling heeft de overhand. Ik stel mezelf kwetsbaar op, maar deze kwetsbaarheid komt niet van beide kanten.’ Dit is natuurlijk niets nieuws: iedereen die ooit een aanvraag heeft ingediend voor financiering, residenties of prijzen begrijpt deze dynamiek. Schrijver en filmmaker Jue Yang reageert desgevraagd: ‘Het was fijn om te kunnen praten zonder de gebruikelijke hiërarchie waarbij een financieringsinstantie of -instelling aan de top zit en kunstenaars aan de andere kant. Desondanks vond ik dat de moderatie vooral aanstuurde op het geven van tips en trucs aan instellingen, waardoor het systemische probleem van de open call niet langer de kern van het gesprek was.’

Dankbaar/ondankbaar

De vraag blijft wat nou eigenlijk het effect is van het gebrek aan transparantie en kwetsbaarheid van organisaties die open calls uitschrijven. Een vriendin van me deelt haar ervaringen binnen een grootschalig residentieprogramma in Nederland, dat kunstenaars met verschillende en soms moeilijke achtergronden samenbrengt. Ze vertelt dat, ondanks de verklaarde intentie van de instellingen om een gemeenschappelijke basis te creëren voor een veelheid aan stemmen, uit de dagelijkse ervaringen bleek dat veel medewerkers eigenlijk niet zijn toegerust om de ondersteuning te bieden die sommige residents nodig hebben. Ze had sterk het gevoel dat wanneer residents een probleem aankaartten bij de organisatie, ze als lastig of ondankbaar werden weggezet.

Als het open call-systeem instellingen en organisaties positioneert als welwillend en gul, terwijl succesvolle aanvragers in een dankbaarheidspositie worden gedwongen, blijft het onmogelijk om waardevolle relaties op te bouwen. Organisaties drijven vaak het aantal aanvragers zo hoog mogelijk op om hun eigen financiering veilig te stellen of om hun prestige aan te tonen. Daarbij kunnen ze in de open calls die ze uitschrijven allerlei beloftes doen, of grootse claims maken over het ethos en de waarden van de organisatie. Succesvolle aanvragers blijven vervolgens gedesillusioneerd achter, en kunnen zich uitgebuit en teleurgesteld voelen als hun verwachtingen van die organisatie niet worden ingelost, of als de mensen die er werken de behoeften van degenen die sterk werden aangemoedigd om een aanvraag in te dienen, niet volledig begrijpen.

Open calls hebben de potentie om kansen te creëren voor kunstenaars die anders misschien niet zouden worden uitgenodigd, maar het is duidelijk dat dit momenteel niet op deze manier werkt. Het bieden van ondersteuning en een breder begrip van de barrières waar veel aanvragers tegenaan lopen, zowel in de manier waarop de oproep wordt geschreven en beoordeeld, maar ook in wat wordt aangeboden aan degenen die succesvol zijn, zijn belangrijke veranderingen om mee te beginnen. Het belangrijkste is echter dat het werk daar niet ophoudt. Er moet moeite worden gedaan om te begrijpen hoe financiering en middelen verdeeld worden, en om manieren te vinden waarop culturele beoefenaars hun werk openbaar kunnen maken, een leefbaar loon kunnen verdienen en gezondere langetermijnrelaties met elkaar kunnen ontwikkelen, buiten het huidige open call-systeem om. Zoals Jue Yang het verwoordt: ‘Ik wil meer instellingen bij dit gesprek betrekken. We moeten opnieuw nadenken over hoe we middelen verdelen en proberen deze cyclus van meritocratie op basis van CV’s te doorbreken. Als instellingen bereid zijn om deel te nemen aan dit gesprek, zou de uitkomst geweldig kunnen zijn.’

Deze tekst is uit het Engels vertaald door de redactie

Cara Farnan

is a visual artist and educator

Gerelateerd

Recente artikelen