Hongaarse dictaten
Tot afgrijzen van Europa geeft premier Viktor Orbán van Hongarije op weinig democratische wijze gestalte aan zijn bewind. Zijn autocratische koers laat ook de kunstsector niet onaangetast.
‘Ik vrees voor de benoeming van een volgende directeur voor het Museum Ludwig in Budapest, zo klonken de stemmen van kunstenaars, verzamelaars of bezoekers in het voorjaar van 2013 met oog op het aflopende mandaat van Bencsik Barnabás. Hij heeft het museum vijf jaar succesvol gerund en internationaal op de kaart gezet door onder andere het bureau voor internationale uitwisseling ACAX op te zetten. Zijn beleid zou elders in de (kunst)wereld een mooi visitekaartje zijn voor een volgende ambtsperiode. Niet in Hongarije. Hier bleek het de garantie te zijn voor wat iedereen al verwachtte: de politiek gekleurde benoeming van Júlia Fabényi als nieuwe directeur.
De politieke situatie in het land is precair. Ruim drie jaar geleden veroverde de politieke alliantie van de populistische Fidesz-partij onder leiding van de huidige premier Viktor Orbán samen met de radicaal-rechtse Jobbik het Hongaarse parlement. Hun tweederde meerderheid maakt het hen sindsdien mogelijk om geheel legaal wijzigingen in de constitutie door te voeren.
Sinds 2010 is het constitutionele gerechtshof geleidelijk aan buiten spel gezet. De scheiding der machten is daarmee de facto opgeheven. ‘Als de regering morgen zou besluiten om in de constitutie op te nemen dat vrouwen niet mogen stemmen, bestaat er in het huidige nationale Hongaarse recht geen mogelijkheid meer om ertegenin te gaan’, schreef de Hongaarse jurist Csaba Györy.1 De Europese commissie overweegt om een procedure aan te spannen vanwege contractbreuk met het Europese verdrag.
De regering Orbán lost met de ingezette koers een belofte in die zij kort na haar verkiezingssucces heeft gedaan: namelijk om de Hongaarse staat en haar maatschappij een fundamenteel nieuwe richting te geven. Het toekomstige Hongarije is centraal georganiseerd en op nationale belangen gericht die zich met zowel rechtse als linkse ideeën voeden. Het maakt volop gebruik van cliëntelisme, vriendjespolitiek en een geraffineerde pr. Zo heeft de regering de publieke opinie achter zich weten te krijgen, ook al heeft Orbáns Hongarije meer weg van een autocratie dan een democratie.
De culturele sector is een van de laatste publieke domeinen die wordt geannexeerd. Er is sprake van een beeldenstorm waarbij kunst in de publieke ruimte wordt vervangen voor kunst die belangrijke momenten uit de Hongaarse geschiedenis illustreert. Tevens zijn de kunstbudgetten centraal ondergebracht bij de regeringsgezinde Hongaarse Academie van de Kunsten, de MMA. Voor alle belangrijke bestuursfuncties zijn regeringsgetrouwen benoemd, zoals in Museum Ludwig en Kunsthalle Budapest.
Opvallend is hoe laconiek er door de bevolking en publieke instellingen op de ontwikkelingen wordt gereageerd. Hoe een dergelijke nieuwe maakbaarheid van de samenleving wordt getolereerd. Een eerste teken aan de wand was in 2011 het relletje rond de uit politieke overwegingen afgelaste filmpremière van The Turin Horse, de winnende inzending voor de Berlinale van regisseur Béla Tarr. De Hongaarse Vereniging van Filmmakers koos toen voor een beleefde maar gedistantieerde positie. Zij beklemtoonden dat de regisseur hier ‘zijn hoogsteigen persoonlijke mening’ formuleerde.2 Het duurde tot het najaar 2012 voordat zich een noemenswaardige buitenparlementaire oppositie formeerde.
In de studentenbeweging Human Platform, de Free Artist Movement en United for Contemporary Art is het publiek maar matig geïnteresseerd. Ook de performance Where has communism gone? van de bekende Russische groep Chto Delat? wist tijdens het aansluitende debat nauwelijks een emotie of een discussie bij het publiek los te maken, terwijl het onderwerp zo gevoelig lijkt in het vijftig jaar door het communisme geregeerde Hongarije.
Neemt niet weg dat er in de geëngageerde kunstpraktijk inmiddels opmerkelijke initiatieven tot stand zijn gekomen. Zo startte het Free Artist Movement (Szabad Mûvészek) meerdere publieke interventies, waaronder de website Autonomy of Art in Hungary (nemma.noblogs.org). Hierbij is ook fotografe Gabriella Csoszó betrokken die zich geheel heeft toegelegd op protestacties en het documenteren van demonstraties.
Kunstcriticus en president van AICA Hongarije József Mélyi initieerde met de expositiereeks Kívül Tágas / Outer Space een schaduwprogrammering van de Kunsthalle Budapest. Gedurende één jaar vindt er iedere week pal voor het gebouw een artistieke interventie plaats die de culturele noodtoestand thematiseert. Met een documentatiefoto wordt de actie vervolgens op de website gepubliceerd. Op de indrukwekkende lijst met kunstenaars staan onder anderen ook Société Réaliste, Tibor Horvath, János Sugár, Emese Benczúr en Little Warsaw. Mélyi: ‘Ons doel is om te laten zien dat kunst ook buiten de overheidsinstituten kan existeren.’ Een dergelijk alternatief systeem van instituties doet denken aan de tijd van vóór 1989.
De groep United For Contemporary Art formeerde zich rond de kunstenaar Szabolcs KissPál en wordt door de verzamelaars Katalin Spengler en Zsolt Somlói gesteund. De groep bezette van 9 tot en met 25 mei 2013 het Museum Ludwig om ‘voor meer transparantie en een democratische besluitvorming’ rond de benoeming van de directeur te demonstreren. In plaats van politieke overtuiging zou vakinhoudelijke kennis beslissend moeten zijn om dit soort functies in te vullen, aldus KissPál.
Tot nu toe was het in Hongarije gebruikelijk dat kandidaten voor belangrijke posities hun toekomstig programma publiekelijk ter discussie stelden en verdedigden. In de actuele procedure bij het Museum Ludwig zag het bevoegde ministerie van een dergelijk moment af en benoemde eind mei, alle protesten ten spijt, de kunsthistorica Júlia Fabényi. Zij is een sympathisant van Fidesz. Dat oud-directeur Bencsik geen nieuwe ambtsperiode gegund was zag iedereen wel aankomen. Toch heeft deze beslissing over het belangrijkste museum voor hedendaagse kunst in Hongarije een symbolische waarde die over de grenzen van het land heen reikt. In tegenstelling tot de gangbare politieke benoemingen in de culturele sector, zo zegt Mélyi, is dit er een die met cultuur niets meer te maken heeft. Dit is een waarschuwing voor wat er mogelijk nog staat te gebeuren.
Lene ter Haar is conservator bij Schunck en verbleef begin 2013 enkele maanden in een residency in Hongarije
1 http://www.sueddeutsche.de/politik/demokratie-in-ungarn-so-hebelt-man-einen-rechtsstaat-aus-1.1664029
2 Jan Schulz-Ojala, 08.03.2011, Ungarische Kulturpolitik: Kunst wird von Tagespolitikern zensiert www.zeit.de/kultur/2011-03/bela-tarr-zensur-ungarn
Lene ter Haar