metropolis m

Nina Beier, ‘New Works,’ Woonhuis, De Ateliers, 2025, courtesy Woonhuis, fotograaf Gert Jan van Rooij

Elk jaar nodigen deelnemers van De Ateliers in Amsterdam kunstenaars uit om werk tentoon te stellen bij Woonhuis. Nu is daar het werk van de Deense kunstenaar Nina Beier te zien met wie Zazie Duinker in gesprek gaat over kunstenaarschap, experiment en vergankelijkheid.

Een maand voor de opening van haar tentoonstelling bij Woonhuis, tref ik Nina Beier (1975) op een maandagochtend in haar werkruimte bij De Ateliers. Ik ben nieuwsgierig naar de persoon die ik online heb nagetrokken. Natuurlijk heb ik een beeld bij haar. In de eerste minuten van ons gesprek, verrast ze me echter wanneer ze met me vertelt over de grappige snoepjes die ze zaterdag bij een marktkraampje kocht.

Op papier klopt het allemaal: onder contract bij galerie Croy Nielsen, een opsomming exposities en een veelvoud aan interviews die als één stem haar werk bezingen. Dat de kunstenaar het goed doet is duidelijk, maar daarmee is nog niet alles gezegd. Het is mij net té glanzend. Woonhuis steekt er dan ook met de kop bovenuit in dit gelikte plaatje. Twee jaar geleden doopten De Ateliers hun voormalige conciërge verblijf om tot projectruimte, en sindsdien exposeren er meerdere keren per jaar kunstenaars op uitnodiging van de deelnemers van De Ateliers. Dit voorjaar is het Nina Beier, met haar solotentoonstelling New Works. Wat brengt de Deense kunstenares, na in het afgelopen jaar maar liefst drie internationale overzichtstentoonstellingen te hebben gehad, nu hier?

Eigenlijk stond het niet op de planning. Beier vertelt dat ze dit jaar opzij had gezet om de studio in te duiken. Het afgelopen jaar had het besef gebracht op een tegelijkertijd gedroomd en gevreesd punt in de carrière van iedere kunstenaar te zijn beland: In media rondom Beier klinkt keer op keer de term established. Nagenoeg twee decennia aan kunstenaarschap – nog zo’n huiveringwekkende duider – hadden ertoe geleid dat ze dreigde de truc onder de knie te krijgen. Maar dat is het laatste dat ze wil.

In beeldhouwkunst, installaties en performances verkent Beier de betekenissen die objecten gedurende hun levensloop dragen. Hierbij laat ze de letterlijke en symbolische betekenis van een object ineen vallen, zoals in haar serie Plug (2019), waar gerolde sigaren naadloos in de afvoer van pastelkleurige wastafels uit de jaren vijftig zijn geplaatst. Het beladen tabaksproduct – een symbool van decadentie dat zijn oorsprong kent in een slavernij verleden – roept een kritische houding bij de toeschouwer op, die vervolgens wordt overgedragen naar de wastafel; een object waar anders niet naar zou worden omgekeken. Op die manier krijgen de wastafels, wiens kleuren naar namen als ‘Indian ivory’ en ‘Bali brown’ luisteren, boven op hun functionele betekenis, ook een figuratieve: onze handen van een koloniaal verleden ontdoen.

Het ontstaan van de sculpturen is niet van tevoren conceptueel uitgedacht. Beier verzamelt aan de lopende band, zonder duidelijk idee, en dan op een dag vallen de objecten als vanzelf op hun plek. Er is wel een patroon in te herkennen. In ieder werk staat het ontbreken van betekenis op spanning met een overvloed aan betekenis. Dit knelpunt laat de kunstenaar met opzet onopgelost. Op het oog zijn haar sculpturen en installaties bedrieglijk simpel. Gestroomlijnd, lijken ze. De heldere lijnen, herkenbare vormen en oprechte materialen lijken te zeggen dat de sculpturen voor zichzelf spreken. In zekere zin is dat ook zo; de interventie is beperkt. Tegelijkertijd, gaat er achter de eenvoudige façade een brei aan betekenissen schuil, die grotendeels door mensen is toebedeeld.

In ieder werk staat het ontbreken van betekenis op spanning met een overvloed aan betekenis. Dit knelpunt laat de kunstenaar met opzet onopgelost.

Het is een spel waar Beier niet op uitgekeken raakt, en na het terugblikken op haar praktijk het afgelopen jaar was het tijd om de bal weer op te pakken. Hierom kwam de roep van Woonhuis op precies het goede moment. Als onderdeel van De Ateliers, echoot de jonge tentoonstellingsruimte hun oorspronkelijke inzet voor het creëren van ruimte voor experiment. Het laat Beier dan ook vrij om de openheid die er in de gangen van de postacademische instelling heerst te omarmen en op haar eigen manier invulling te geven aan de uitnodiging die haar verstrekt is.

Tijdens haar verblijf bij De Ateliers bezoekt ze de studio’s waar de jonge kunstenaars aan de slag zijn. Het blijkt dat de uitwisseling tussen professionele en beginnende, jonge kunstenaars die het kloppend hart van De Ateliers vormt nog altijd relevant is. ‘Heb je al eens gedacht om het doek om te draaien?’, kan ze opperen. Ze haalt herinneringen op aan haar eigen vroege jaren; het zoeken, het eindeloos uitproberen, de gretigheid om het te laten lukken. Maar ‘lukt’ het eigenlijk ooit? Bij binnenkomst van de tentoonstelling in Woonhuis, kom ik na het oplopen van de trap een suppoost tegen. In een klein kamertje zit die op een stoel ongeduldig met diens been te trillen. Het gebaar in de doorlopende performance Buddy (2025) geeft blijk van zowel gretigheid als onzekerheid. Het trillende been van de jonge deelnemer introduceert New Works als een tentoonstelling die ons eraan herinnert dat de zoektocht ten alle tijden onderdeel is van het proces, en zaait daarmee twijfel over termen als beginnend of gevestigd.

Zo zit de tentoonstelling vol met verwijzingen naar het verstrijken van tijd. In de achterkamer liggen grote, opengeslagen, marmeren boeken op een hoop. Het is het soort dat als grafmonument dient. De ornamenten rusten op kartonnen rolletjes wc-papier, die op sommige plekken onder het gewicht bezwijken en op anderen tegen verwachting in overeind blijven. Met een voor Beier kenmerkende gevatheid roept Sculpture (2025) vragen op over de verschillende mate van gewichtigheid die wordt toebedeeld aan twee lichamelijke functies die evengoed onderdeel zijn van het leven.

Op het houten parket in de kamer ernaast liggen ijshoorntjes te smelten. De wafelhoorntjes van de namaak Cornetto’s zijn nog intact, maar de triomfantelijke toef roomijs die er normaal bovenop ligt als je het papieren omhulsel er afwikkelt is niet hetzelfde meer. Ze zijn echter ook niet volledig gesmolten. Onnatuurlijke ingrediënten zorgen ervoor dat het ijs een bepaalde soliditeit behoudt, en dus in plaats van tussen de houten planken doorsijpelt, als een leeggelopen ballon op de vloer blijft liggen. Old Friends (2025) doet me hopen getransporteerd te worden naar zomerse middagen; voeten brandend op de hete boulevard, striemende hengsels van een zware strandtas in je schouders en ijs dat langs het hoorntje tussen je vingers door, over je handen en naar je onderarmen druipt. Een plakkerige boel die niet te redden valt. Die hoop blijft echter onvervuld.

In New Works interpreteert Beier de essentie van De Ateliers op een persoonlijke wijze, en schijnt daarmee een opbeurend licht op de ontwikkeling van een kunstpraktijk. Wie zegt dat het voor een mid-careerkunstenaar te laat is om in het proces te spelen? Echter mis ik de stroperige ellende, de kliederboel, de onhandigheid die komt met de jeugdigheid die ze aanhaalt. In overeenstemming met haar eerdere, eveneens visueel schone werk, zijn de smeltende ijsjes te netjes. Enerzijds stelt dat me teleur. Anderzijds, zie ik hierin de effectiviteit van haar ondertussen eigen gemaakte truc bevestigd. Voorbij het oppervlak onthult zich namelijk een complexere inhoud. Is het hardnekkige roomijs symbool voor de bepaalde kaders van de gevestigde kunstenaarspraktijk? Is de ontzegging van die kliederboel een kritiek op ons verlangen naar een eenduidig beeld van jeugdigheid? Zo bedrieglijk simpel als ze zijn, geven de ijsjes ondertussen aanstoot tot een slinger mogelijke betekenissen. Het oproepen van dergelijke constante bedenkingen, en de ongemakkelijkheid van beide mogelijkheden naast elkaar, is iets waar Nina Beier in uitblinkt, ook hier.

De tentoonstelling New Works van Nina Beier is tot 24 april te zien bij Woonhuis

Zazie Duinker

schrijft over kunst, taal en filosofie en is curator bij Nest

Gerelateerd

Recente artikelen