metropolis m

‘Ik ben een hologram’
Raimundas Malašauskas

Als er één curator nieuwe inhoud weet te geven aan het begrip ‘tentoonstelling’ is het Raimundas Malašauskas. De in Litouwen geboren en in Parijs woonachtige curator komt steeds weer met een origineel plan voor de presentatie van kunst. Momenteel werkt hij aan een twintigdelige hypnoseshow. Eerder dit jaar realiseerde hij in Brussel een tentoonstelling met hologrammen.

Raimundas Malašauskas kan als geen ander over koffie praten. Daar kwam ik onlangs achter toen ik mijn e-mailarchief doorkeek. In 2007 stuurde hij me koffie. Geen gewone, maar een virtueel kopje koffie. Raimundas nam een foto van de romige dubbele espresso die we samen in Café de Carlo in Mexico City dronken, en voerde er een goocheltruc mee uit. Het beeld en de keerzijde ervan: twee lepels, één kopje, één lepel, één kopje – voilà! Ik heb me altijd afgevraagd waarom Raimundas me dat opstuurde. Waarom wil een curator, ook al was hij blijkbaar een kenner, in vredesnaam stilstaan bij dat ene bakje perfecte koffie? Jaren later wordt het me iets duidelijker. Net als een gesprek kun je koffie, zoals Raimundas opmerkte, ‘zien als een medium van verfijning en voortdurende excellentie. Ook bij een goede espresso gaat het om concentratie.’ Ik begrijp dat zijn gemijmer over koffie, net als gepeins over contrasten en verscheidenheid, een manier vormt om na te denken over alledaagse variatie: waarmee laat je het hart steeds weer opnieuw kloppen?

Ik ontmoet Raimundas in het zevende arrondissement in Parijs in Café Coutume aan de Rue de Babylone, de nieuwste aanwinst in de bloeiende koffiewinkelscene. Wederom hebben we afgesproken samen koffie te drinken. Raimundas komt aanlopen in een T-shirt waarop in Vogue-letters staat te lezen: ‘Ik kom niet uit Parijs. Ik ben Parijs.’ Ik bestel een latte. Hij begint uit te leggen dat hij een 24 uurs-filterkoffie van koud water wil, tot de ober uitroept: ‘Daar ben ik net mee begonnen, kom morgen maar terug!’ Raimundas neemt genoegen met een espresso van Guatemalteekse bonen op z’n Frans met een piepklein kannetje heet water.

We beginnen te praten over ‘plekken’. Ik vraag Raimundas hoe het is om geen vaste plek te hebben. Hij antwoordt door zijn leven te omschrijven als iets dat zich afspeelt binnen een kamer van zijn eigen gedragingen en gebaren, als glibberig en vluchtig, voortdurend veranderend en onderhevig aan wisselende krachten. Hij heeft nu voor Parijs gekozen omdat Parijs hem bevalt. Ik realiseer me echter dat hij zich tussen de ene en de andere plek bevindt, zoals Brussel, Wenen en Kassel, waar hij een van de ‘curatorial agents’ is voor dOCUMENTA (13).

Hypnose

Al geruime tijd werkt Raimundas aan zijn Hypnotic Show, een lopende tentoonstelling van twintig bijeenkomsten. Hij legt me de kern daarvan uit: in opdracht geschreven teksten van kunstenaars over utopische tentoonstellingen, die via groepshypnose in de hersens van de deelnemers worden geïmplanteerd door kunstenaar-psychotherapeut en performer Marcos Lutyens uit Los Angeles. ‘Jij bent de tentoonstelling’, vult Raimundas aan. Hij vertelt dat dit zijn langstlopende project tot nu toe is en dat het de meest radicale vorm heeft van alles wat hij heeft gedaan. Het ontkracht het concept van de tentoonstelling als iets wat losstaat van het publiek, door te doen alsof het alleen maar in je hoofd plaatsvindt. Het gebruikt de hersenen als sculpturaal doelwit – niet in de zin van een ruimtelijke structuur, performance of replica van een bestaand object, maar door aan te tonen hoe denkkracht een tentoonstelling kan voortbrengen. ‘Het is alsof placebo en nocebo samenspelen.’

Raimundas beweert dat voor hem als curator de interactie centraal staat. Hier ontstaan nieuwe procedures, en blijven ze voortbestaan. Ik heb daar mijn twijfels bij en vraag waarom een publiekspresentatie voor hem zo belangrijk is. Waarom kan het werk van een curator niet tot leven komen op een andere manier, buiten het vaste stramien van een tentoonstelling? Waarom zou je een tentoonstelling maken? Een verklaring afleggen? Waarom moet het altijd weer tot jezelf worden teruggevoerd? Hij antwoordt ontwijkend: ‘Jij hebt het over al die Robert Barrys en patafycisi en dat je niet weet bij wie het werk is binnengekomen en dat degenen die het wel hebben geïnternaliseerd dat zelf niet weten. Bij de Hypnotic Show gaat het nog altijd om hoe je een tentoonstelling zou kunnen formuleren.’ Ik denk even na of een andere structuur niet toch pro-actiever zou zijn. Raimundas, nonchalant en zelfverzekerd, lijkt het volste vertrouwen te hebben in de manier waarop hij plekken vindt, creëert en ontdekt waar iets kan gebeuren.

Tijd

Eerder dit jaar maakte hij de tentoonstelling Done: Exploring Fatal Holography in de galerie Tulips & Roses in Brussel. Qua vorm is de tentoonstelling tamelijk dubbelzinnig, het is eerder een gebaar. Ze bestaat uit niet veel meer dan vier holografische portretten van de tweelingbroers Praspaliauskas uit Litouwen, de kunstenaar Darius Miksys, en een groepsportret waarin Raimundas, Miksys en de tweelingbroers allemaal in een lege schilderijenlijst zweven. In de centrale ruimte ligt een tapijt met daarop een aantal voorwerpen. Tegen de muur staat een ingelijst portret van de fotograaf Alexandre Guirkinger, al is dat ditmaal een reclamefoto voor een tas van Hermès, en omdat de foto op z’n kop staat oogt het bijna surrealistisch: in de holtes van de tas valt zelfs een gezicht te ontwaren. Aan de muur hangt nog een portret: een kopie van een zittende vrouw van een beroemde Litouwse schilder – en als je het schilderij omdraait zie je dat het dubbelzijdig is. Er staat bij vermeld dat het is gemaakt voor de Italiaanse kunstenaar Alex Cecchetti en zijn ‘Salon du Mercredi’ (een besloten thematische avond in Parijs, waarvoor kunstenaars en vrienden ongebruikelijke onderwerpen vrolijk aanpakken en uitdiepen) en geschilderd is door Roman Sein. Het affiche voor de tentoonstelling is met de hand geschreven door Egidijus Praspaliauskas, een van de tweelingbroers.

Het idee voor de tentoonstelling Done is ontstaan in 2008, toen Raimundas hologrammen van het werk van Salvador Dalí zag. Datzelfde jaar bezocht hij het Museum of Holography aan het MIT in Boston. De tentoonstellingstitel is ontleend aan de denker Paul Perry en refereert aan het idee van de fatale holografie. Het is een poging om onderzoek naar de tijd (‘Er is geen voor en na in deze tijdsruimte’, zegt Raimundas), de fysieke positie binnen het hologram en de astro-parameters van de ruimte te combineren in een zo concreet mogelijke vorm, zoals een oppervlak. Hij vertelt dat hij aanvankelijk werken wilde samenbrengen in een holografisch vlak, maar van dat idee afstapte omdat dat te veel zou lijken op een tentoonstelling in pdf-formaat – een beetje krakkemikkig. In plaats daarvan ging hij in gesprek met bevriende kunstenaars en besloot hij een synthese te maken van wat zij hem vertelden.1 ‘Ik bedacht dat ik zelf een soort hologram kon zijn en dat bepaalde dingen die ze mij vertelden in mijn hersens gereflecteerd zouden worden, en die gedachten zou ik dan rangschikken tot een hologram. “Kun je jezelf voorstellen als een tapijt, of als een bol die niet hoeft rond te draaien om oneindige vergezichten weer te geven?” vroeg Mariana Castillo Deball mij. In die zin ben ik niet zo ver afgedwaald van wat ik al een tijdje deed, namelijk portretten maken. Clifford Irving als een portret. John Fare als een portret. Mardi was een personage dat gemaakt werd door meer dan vijftig mensen die ik had gevraagd een portret van Mardi te schrijven voor de tentoonstelling Repetition Island, in de zomer van 2010 in het Centre Pompidou. Ook ditmaal gaat het om een portret. In zekere zin gaat het over het scheppen van een personage. Het eigendomsrecht op dat personage is vloeiend, omdat het uit twee personen bestaat. Dat geldt ook voor de tentoonstelling als geheel. Het is een tentoonstelling als een personage dat is opgebouwd uit verschillende spelers. En één daarvan, en een heel belangrijke, is Jonas en Aurime, de galeriehouders. Omdat zij de tentoonstelling laten plaatsvinden als er iemand de galerie binnenloopt. En mijn wens was om afstand te doen van het auteursrecht op alle mogelijke betekenissen die zij samen met het publiek laten ontstaan. Ik weet niet eens wat ze mensen vertellen. Het is bijna mijn zaak niet.’

Ik begrijp dat Raimundas niet veel op heeft met voorgeschreven betekenissen. Hij is meer geïnteresseerd in de vraag hoe de reactie van het publiek een tentoonstelling kan bepalen en ook deel wordt van de tentoonstelling. ‘Een hologram is zoiets als een concentratie van alle mogelijke analogieën, je kunt met een hologram een heleboel dingen aansnijden. Het is een medium van analogieën. Het is een machine van analogieën.’ Als ik vraag wat er nog in het verschiet ligt, zegt hij: ‘Ik ben bij de “H” beland en ik zit nog steeds in de letter “H”. Misschien wordt mijn volgende project “Homonymie” of “Herbarium”. (Hij lacht.) Ik word een “Herbarium”-man. Je weet wel, zo iemand die kruiden en specerijen verkoopt.’ Als ik er later achter kom dat Benjamin Seror en Judith Braun kruidenschilderijen en kitscherige gebloemde jasjes hebben geleverd voor Raimundas’ tentoonstelling in de galerie Andreas Huber in Wenen, besef ik dat het niet eens zo’n heel vreemde grap van hem was.

Jennifer Teets is curator en schrijver, Rome/Parijs

[1] Zie ook:

Vertaald uit het Engels door Maaike Post en Arjen Mulder

Jennifer Teets

Recente artikelen