metropolis m

Jack Goldstein
MGM

Tussen de boekenplanken in Galerie Buchholz kun je in het licht van een leeslamp luisteren naar de grammofoonplaten van Jack Goldstein met opnames van een aardbeving, een weeklagende vrouw en een drenkeling. De bijbehorende beelden moest je er zelf bij verzinnen. Voor je geestelijke oog verschijnen beelden van melodrama’s en rampenfilms uit Hollywood. Door de isolatie van de geluiden wordt duidelijk hoe ze zulke beelden ondersteunen en kadreren. Het uiterlijk van Goldsteins platen is aangepast aan de inhoud. De opnames van een bosbrand zijn op rood gemêleerd vinyl geperst, die van een omvallende boom op groen vinyl. Ze hangen als schilderijen aan de muur. Goldstein vindt dat de akoestisch vormgegeven catastrofes door de platen het karakter van een voorwerp krijgen en als zodanig controleerbaar worden gemaakt. Zijn werk is een reflectie op de beproefde Hollywood-tactiek om menselijke tragedies draaglijk te maken door ze met een strenge regie in fictief entertainment om te zetten.

Hoewel Goldstein lange tijd niet door de kunstwereld werd opgemerkt, is de actualiteit van zijn werk opmerkelijk. Al in het midden van de jaren zeventig begint Goldstein (1945) met het thematiseren van methoden uit de entertainmentindustrie. Begonnen in de traditie van de minimal art, maakt hij vervolgens een overstap naar de film, grammofoonplaten en airbrush-schilderijen. Typerend voor zijn films uit die tijd is dat hij motieven op een kleurige ondergrond isoleert, een methode die zowel verwantschap heeft met de minimal art als met de esthetica van de reclame. Shane uit 1975 toont tegen een rode achtergrond het portret van een herdershond. De hond is voor de film licht geschminkt. Met regelmatige tussenpozen blaft hij recht in de camera. Het beeld van de totaal onder controle gebrachte hond heeft iets verbluffends menselijks.

Goldstein heeft er altijd veel waarde aan gehecht om met professionele cameralieden, airbrushkunstenaars en platenmaatschappijen te werken. In tegenstelling tot de pop-artkunstenaars die het erom te doen was het esthetische uit de alledaagse cultuur naar boven te halen, verhield Goldstein zich van meet af aan op een louter conceptuele manier tot de productiewijzen van de Amerikaanse consumptiewereld. Zo bezien is hij een directe voorloper van kunstenaars die zich in hun werk op economische strategieën richten.

De tentoonstelling bij Buchholz was opgebouwd volgens de regels die Goldstein bij het presenteren van zijn films hanteert. Eén wand was rood, met uitzondering van een klein wit projectiescherm. Het filmbeeld kreeg hier een bijna tastbare realiteit. In de film Jump (1974) wordt de val van iemand die in een zwembad van de toren springt via een primitieve filmtechniek in beeld gebracht. Van het oorspronkelijke beeld blijft uiteindelijk alleen het silhouet van de springer over dat oplost in een enkel lichtpunt. Na een salto verdwijnt de man in het donker. De lichamelijke zelfbeheersing wordt in de film een teken dat herinnert aan grootstedelijke lichtreclames.

In een ander werk uit 1975 wordt het logo van de firma Metro-Goldwyn-Mayer bestaande uit een brullende leeuw, in een loop getoond. Het effect is vergelijkbaar met de ritmiek die we van het scratchen kennen. Doordat de leeuw normaal gesproken de aankondiging van een MGM film aankondigt, wordt de spanning opgebouwd. Maar in de sequentie van de loop gaat de ritmiek verloren. Het beeld van de leeuw gaat een eigen leven leiden en uiteindelijkkomt er een blazend poesje uit tevoorschijn gekropen.

Anja Dorn

Recente artikelen