metropolis m

Jon Naar
Getting the picture

Hij was er vroeg bij, Jon Naar, toen hij in 1972 in New York besloot graffiti te gaan fotograferen. Samen met ontwerper Mervyn Kurlansky trok hij er in Harlem op uit op zoek naar graffiti en stuitte al op de eerste de beste metrotrap op een groep jongens die hem en zijn vriend met veel plezier op sleeptouw namen. De speurtocht die leidde langs de beste tags en pieces van dat moment, resulteerde in het inmiddels wereldberoemde fotoboek Watching My Name Go By, met een inleiding van Norman Mailer.

Jon Naar vertelt over de toevallige ontmoeting, die leidde tot het boek in de catalogus die verschenen is bij de tentoonstelling van zijn werk in het Museum Jan Cunen in Oss. Ik heb het boek zelf in 1980 voor het eerst in handen gehad, zonder op de naam van de fotograaf te letten. Het ging me toen om de mooie graffiti, herinner ik me, op de kwaliteit van de foto’s heb ik verder niet zo gelet.

Het is een verschijnsel dat vaker voorkomt bij het bekijken van Naars werk. Het lijkt wel alsof in al zijn foto’s het onderwerp veel belangrijker is dan de foto, of de stijl waarin gefotografeerd is, zeg maar het handschrift van de maker. We zien beroemde kunstenaars, beroemd design en designers, beruchte concentratiekampen, alles op een heel gevarieerde wijze in beeld gebracht, bijna alsof het een groepstentoonstelling is. Telkens staat het beeld in dienst van het motief, alsof Naar er steeds voor heeft gewaakt de foto te veel ‘kunst’ te laten zijn.

Wat niet wil zeggen dat Naar geen goede fotograaf is. Er zitten opmerkelijke foto’s bij de werken die nu in Oss te zien zijn. Enkele portretten zijn prachtig, met name die van Andy Warhol, languit liggend op een sofa in zijn met aluminiumfolie beplakte Silver Factory, waterig starend in de lens. Ook de ontbijtsessies in het huis van verzamelaar/handelaar Alfred Schmela in Düsseldorf, behoren tot de hoogtepunten in Naars oeuvre. We zien onder anderen een jonge Joseph Beuys, wild gesticulerend met de armen, in een totaal fashionable sixties interieur.

Vanwaar deze dienstbaarheid van een fotograaf die na een periode te hebben gewerkt als zakenman, al snel faam verwerft en voor tal van grote Amerikaanse bladen en firma’s heeft gewerkt? Ziet Naar zijn werk dan niet als kunst? Is het voor hem slechts journalistiek, niets meer en niets minder? In de catalogus staat het antwoord. De geboren Duitser Naar komt uit een familie die zwaar heeft geleden onder de nazi-terreur. Na de oorlog is hij op zoek gegaan naar overlevenden, met name kunstenaars, die, zoals hij schrijft, ‘degenen die in de holocaust waren verloren, zouden kunnen vervangen’. Zijn foto’s zijn met andere woorden respectvolle afbeeldingen van de avontuurlijke boodschappers van hoop op nieuw leven in een verscheurde samenleving. Niet hij, de ondergeschikte fotograaf, wil de aandacht opeisen, maar de kunstenaars, ontwerpers en jonge graffitispuiters die hij in beeld brengt komt alle eer toe. Niet hij, maar zij zijn bewonderenswaardige vechters voor de vrijheid die tot op de dag van vandaag een wezenlijke rol vervullen in de samenleving. Het is ere wie ere toekomt bij Naar. En dat siert hem.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen