metropolis m

Jonge Belgische schilderkunst
Het bleef weer eens stil in Brussel

De kunstprijs Jonge Belgische Schilderkunst is de meest prestigieuze prijs voor beeldende kunst in België en wordt zwaar ondersteund door het Brusselse establishment. De bijbehorende tentoonstelling vindt plaats in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten (nu Bozar) en Koningin Paola laveerde tijdens de opening op een informele manier gewillig aan de zijde van Laurent Busine, directeur van Grand Hornu, door de zalen. Twee jaar geleden ging de fel begeerde prijs naar Hans Op de Beeck, een kunstenaar die nu volop in de actualiteit staat met tekeningen, maquettes en korte verhalende videofilms. De winst ging dit jaar niet zonder slag of stoot naar de Brusselse kunstenaar Christophe Terlinden voor het project Een constructief idee voor de vrede in het Midden-Oosten. Het werk van Christophe Terlinden lokte al op de vernissage heel wat polemische reacties uit, en wist de grenzen van een toekijkend Brussels publiek perfect te testen. Ook kunstenaars zoals Jan De Cock mengden zich in de publieke discussies omtrent de vraag naar het statuut ‘kunst’ van de bijdrage van Christophe Terlinden.

Het winnende project bestaat hoofdzakelijk uit een website en kreeg vorm naar een idee van zijn vader François Terlinden. Het gaat over een voorstel voor vrede tussen Israël en de staatloze Palestijnen op basis van een utopische landkaart die beide volkeren blijvende autonomie en soevereiniteit waarborgt. Het is allemaal goed uitgedokterd en de surfers kregen wereldwijd de gelegenheid tot reageren. In de rotonde van Bozar waar pc’s ter beschikking staan van het publiek, zette Christophe Terlinden een ronde conferentietafel in het midden. Naast de genoemde landkaarten werden ook de gekopieerde mailreacties van overal ter wereld op de muur vastgepind.

Christophe Terlinden probeert in zijn recente productie meer en meer af te raken van het ‘ego’ van kunstenaar. Met het voorstel van zijn vader weet hij in tijden waarin het web een wereldwijd forum wordt, opnieuw het idee ter discussie te stellen van de kunstenaar als monteur van dromen of een andere visueel voorgestelde werkelijkheid. Het is een revolutie in België dat dit soort politiek-conceptueel werk een dergelijke grote prijs in de wacht sleept.

Er was trouwens maar één schilder opgenomen tussen negen geselecteerden: Xavier Martin was present met vijftig schilderijen die netjes geborstelde sfeerimpressies opriepen. Maar zijn plantenbak met het in gras opgroeiende motief van een labyrint dat in het midden van de zaal stond, maakte meer indruk dan de omringende schilderijen. Wel denken heel veel kunstenaars vanuit een schilderkunstige mentaliteit en verwijzen met multimedia naar de schilderkunst. Katleen Vermeir, bijvoorbeeld maakt tegenwoordig theatrale settings. Ze verslikt zich dikwijls in een al te nadrukkelijke en barokke verwijzing naar schilderkunst door poserende acteurs te ‘componeren’ in houten constructies die bedacht en uitgevoerd zijn door haar partner-kunstenaar Ronny Heiremans.

De Brusselse Leen Voet toonde met 1890 een installatie die voortbouwt op haar pogingen om het schilderkunstig beeld te ontrafelen en op te laden via de techniek van het diapositief. Zij zoomde in op een detail uit een volksinterieur uit 1890: op twee naast elkaar gepositioneerde beeldschermen voltrok zich een spel met licht, kleur, omkering en spiegeling. Leen Voet weet al jaren, vooral met ingenieuze overvloeiende dia-installaties, het schilderij te ondervragen door de reproductie technisch te manipuleren met lichtgevoelige verkleuringen. Eenzelfde verhaal geldt voor de uiterst knappe foto’s van Geert Goiris, die in Bozar een reeks presenteerde vanuit de meest ondenkbare dorre en onherbergzame plaatsen en gebieden op aarde. Zijn landschappelijke foto’s zijn ook al heel schilderkunstig, hoewel er telkens weer een onzichtbare dreiging vanuit gaat, zoals die blijvend op het netvlies klevende foto van een deels opgepeuzelde kameel in een verdord woestijnlandschap.

Heel filmisch en tegelijk poëtisch en indringend was de videofilm Wideawake van Orla Barry die ze in een diepe zijruimte van Bozar projecteerde met trappen als denkbeeldige tribune voor het publiek. De prachtige video ligt perfect in het verlengde van haar ander werk waarin verhalen over droom en identiteit de overhand nemen en in deze Wideawake een meerwaarde krijgt door het feit dat de film zich in een compleet lege Le Boeufzaal afspeelt, de grootste zaal in Bozar en een van de beste qua akoestiek in België. De vertwijfeling van een jonge vrouw met een afwezig publiek in die immense zaal maakt indruk door de feilloze lichtwerking bij de opnames.

Anouk de Clercq is een van de weinige Belgische kunstenaars die vanuit de technologische mogelijkheden van het medium met video werkt. Ze creëert duizelingwekkende innerlijke landschappen die ze visueel genereert via de grafische mogelijkheden van de video. Haar installatie Portal projecteerde Anouk de Clercq in een lange trechtervormige ruimte van Bozar zodat het ruimtelijke gevoel en effect van de soms dreigend kantelende landschappen nog beter werd benadrukt.

Bij de vier te verdelen prijzen was het vreemd dat Jan De Cock compleet buiten de prijzen viel. Er schort dus duidelijk iets aan de spelregels van de prestigieuze wedstrijd, die blijkbaar weinig of geen rekening houdt met de recente verdiensten van de kunstenaar, maar het juryverdict laat afhangen van het werk dat de kunstenaar specifiek voor de tentoonstelling in Bozar voorstelde. Jan De Cock bewees de laatste jaren tot een van de weinige jonge en bijzonder mondige kunstenaars te behoren, die het ene project na het andere in binnen- en buitenland kon concipiëren en daarin een omvattend discours ontplooide over het begrip ‘tentoonstelling’ in relatie tot de erfenis van het modernisme en de specifieke geschiedenis van de plek van tentoonstellen. In Bozar maakte Jan De Cock de installatie Denkmal 23, Palais des Beaux-Arts, rue Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel. Het was niet zijn beste werk maar de manier waarop hij de geschiedenis van de veilingzaal en de magnifieke architectuur van Victor Horta als een boemerang in zijn werk terugbracht was goed en wel doordacht. Via een ietwat al te monumentale ontdubbeling van de architectuur met een nieuwe laminaatvloer, groene houten trappen en een soort schrijn met prachtige foto’s die het PSK-verleden lieten herleven, bleek Jan De Cock in staat om via zijn interventie in dialoog te gaan met tijd en ruimte.

De prijs Jonge Belgische Schilderkunst brak absoluut geen potten; de jonge Belgische kunst van de toekomst verliep mooi tussen de lijntjes van de wedstrijd en afgezien van de puntige discussie over de vraag of een webproject al dan niet als kunst kan worden beschouwd, bleef het weer eens heel rustig in Brussel.

Luk Lambrecht

Recente artikelen