Kees Hin
Kees Hin
‘Ik ben te verlegen om geëngageerd te zijn’
Meer dan honderd films heeft hij gemaakt, van documentaires tot speelfilms. Veel daarvan voor televisie in het kader van de serie Beeldspraak. Kees Hin is een eigenzinnig filmer, een onafhankelijke geest, die behoort tot de grote namen van de naoorlogse Nederlandse cinema.
Wat is cinema? Het is een onvermijdelijke vraag wanneer je praat met de filmer, cineast en documentairemaker Kees Hin (1936). Ik stel hem toch, met in gedachten het antwoord van Jean-Luc Godard: bij televisie kijk je naar beneden en bij cinema kijk je omhoog.
Hin formuleert zijn antwoord nadenkend. ‘Cinema is de kunst die met de resten van de andere kunst de betrekkelijkheid der dingen als levensstijl beoefent en daarmee op zijn minst de belangrijkste kunst of de hulpkunst van deze tijd is geworden, en langzamerhand wordt opgesloten in musea en als we niet uitkijken binnenkort niet meer bestaat, omdat we te veel toegeven aan de smaak van het snelle succes.’ Hij vervolgt: ‘Iemand die hard kan rijden in een auto en met driehonderd kilometer de winnaar wordt, die rijdt niet harder dan iemand die met twintig kilometer per uur zichzelf en zijn angst voor snelheid overtreft. Dat wil ik, dat vind ik het soort inzicht dat cinema veroorzaakt. Het woord klinkt ook zo: cinema. Het heeft iets van je gedachten vrij laten.’
Kees Hin zit vol met gedachten, die alle kanten opgaan en opeens samenkomen tot een inzicht of een verhaal. Er sluimert chaos en twijfel. Voortdurende twijfel houdt hem aan de gang. Hij zegt: ‘De verlegen man, de verlegen mens heb ik uitgevonden.’ En: ‘Jean-Luc Godard en al die intelligentsia leggen aldoor uit dat we weer helemaal mis zitten. Ik moet het mijn leven lang horen, dat ik er zelf ook niet veel aan doe, omdat ik te verlegen ben om geëngageerd te zijn. Maar ik heb ontdekt dat de verlegen mens een mooie, zachtaardige en vlammende figuur is. De rust, precisie en de zachte stem maken hem des te heiliger, maar hij is misschien toch ook een beetje duivels. Ik ben altijd bezig met dezelfde vragen: wat zijn de discussies van nu, wat zijn de morele dilemma’s uit het heden en verleden? Ik zoek de grenzen van het medium film op en maak soms werk dat niet lineair op één scherm, binnen één kader verteld kan worden, en waarin het noodzakelijk is dat er films naast elkaar lopen. Het vertellen van verhalen is uitgevonden om orde te scheppen in de chaos.’
BeeldspraakKees Hin is de dichter onder de filmmakers. Hij combineert beelden zodat zij een nieuwe betekenis krijgen en er nieuwe beelden ontstaan. Zoals je woorden puur op de klank en op hun beelden associeert en niet zozeer op hoe ze in de syntaxis van een zin werken. Zijn oeuvre omvat ruim honderd films. Hin begon als assistent van Bert Haanstra en maakte zijn debuut met de documentaire Onderaards (1965). Documentaires, opdrachtfilms, speelfilms, films voor televisie, alles beschouwt hij als een werkstuk.
Tot op heden werkt hij vaak samen met K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter). Met K. Schippers maakte hij vanaf 1974 een lange reeks programma’s voor de rubriek Beeldspraak van de NOS. Dit programma werd in de jaren zeventig en tachtig uitgezonden. ‘Voor de televisie kon ik werken op een onderzoekende manier, gestimuleerd door de vorm van het programma. Met K. Schippers, Hans Nieman, Jonne Severijn en Jan Venema vormde ik de redactie. Wij wilden film zien als een vorm van wandelen en niet als een soort zelfverheffing. We volgden wat actueel was en wat interessant was in de kunst of eromheen. Ik ben nog altijd gelukkig dat wij die film De enkele jaren uitgestelde dood van Jacques Rigaut (1980) hebben gemaakt.’
Mede door de kunstrubriek Beeldspraak werkte Kees Hin aan een grote hoeveelheid films over kunstenaars, componisten, schrijvers en dichters, onder wie Ger van Elk, Jan Roeland, Marga Minco, Armando, Jaap Hillenius, Frans van de Staak en Ernst Reijseger.
In het filmmuseum Eye werd onlangs de installatie Filmpoëtica De Twaalf Rechtvaardigen vertoond op zes projectieschermen. Met deze installatie geeft Kees Hin je een kijkje in het hoofd van de filmmaker. Je ziet films van de gebroeders Taviani, Frans van de Staak, Jean Vigo, Carl Dreyer, Brillante Mendoza en van zijn vader Jan Hin. Filmpoëtica biedt een variant op de joodse legende over de 36 rechtvaardigen. Zolang er ten minste twaalf rechtvaardige filmers zijn zal de film niet vergaan. Als iemand sterft, wordt die vanzelf aangevuld. ‘De twaalf rechtvaardigen, dat zijn twaalf films die voor mij een rol spelen in mijn leven, die zitten in mijn kop, die draaien altijd rond in mijn hoofd, die ontmoeten elkaar en raken elkaar aan en gaan weer weg, vergeet ik weer. Daarom moest ik een keer zo’n installatie maken, dat het allemaal tegelijkertijd gebeurt.
De twaalf bieden mij de voorwaarden van het filmen, juist niet mijn eigen films maar de films waar ik als verlegen man de moed had om me over uit te spreken.’ Onder de films de Rovers Symfonie (Friedrich Feher, 1936), de film van zijn vader Jan Hin (Kentering, 1932), en Sweety (Menna Laura Meijer, 2003), over de moord op een tiener, een film die voor Hin een beeld geeft van onze huidige samenleving. Het zijn vooral de sociale dilemma’s die Hin sturen in de montage, opgebouwd als momenten van samenhang, verlangen en verwondering.
KlittenIs hij een cineast of een filmer? ‘Ik vind filmer een mooi woord. Een filmer is eigenlijk degene die een speelfilm dan wel documentaireachtig, dan wel reportageachtig maakt, wat meehelpt de maatschappij om je heen vorm te geven, te laten draaien. Ik zoek soms tussen 8-mm films, VHS-jes, wat er nog over is van beeld op de rommelzolder van de tijd. Soms korrelig, soms bijna zwart en onverstaanbaar, waarbij het puur om de klank gaat. Ik heb daar een andere vorm voor gevonden door er niet een noodzakelijk lineaire film van te maken, geen noodzakelijke overgangen. Ik noem het “klitten”. En ineens zag ik dat het een even nuttig en cineastisch werk was, door het niet noodzakelijk te monteren, maar door bijvoorbeeld te kijken naar hoe lang een fragment zou moeten zijn om een beetje indruk te maken en dat het kort genoeg was om door te gaan. Dat soort overwegingen, andersoortige overwegingen.
Het heeft een beetje te maken met die film De Gevoelige Plaat (1976), waarvoor we duizenden oude glasplaten hebben gescand van het Merckelbach fotoarchief. Het lag allemaal nog op volgorde. Heel mooi, fantastisch en prachtig. Ik wist toen: daar ligt de tijd. Als ik daarin maar eenheid breng, een vorm voor kan vinden. Uiteindelijk heb ik alleen die foto’s die me gewoon recht aankeken geselecteerd. Ook dat is dus filmmaken. Niet meer cineastisch, wel als filmer. Een filmmaker is ook een verhuizer. Die neemt je in zijn scènes mee naar iets toe. Soms verhuist hij alleen maar het bed of de keuken of de pannen. We hebben geen tijd meer om er omheen te zeuren.”
Onlangs bezocht Hin de tentoonstelling Tegen het Licht van Johan van der Keuken (1938-2001) in het filmmuseum Eye. ‘Bij Johan van der Keuken is het een kwestie van optellen’, vertelt Hin,‘ bij mij is het meer een kwestie van aftrekken, niet zeker weten en dan toch toeslaan, als een vlindervanger die het tussengebied wil vangen, het niet-zeker-weten gebied. Dat vluchtige gebied in je netje proberen vast te houden en dat dan aan elkaar zien te monteren, met spuug te lijmen. Bij Johan ligt dat anders. Hij heeft het talent om zijn mensentheorie, zijn filosofie en zijn levensopvatting in vormen van licht en schaduw vast te leggen en ze dan ook nog eens te beschouwen. Johan is dan ook fotograaf, een cameraman en inderdaad half filosoof, hij heeft veel geschreven. Johan heeft ook erg de manier waarop je naar zijn films moet kijken zelf gestuurd door heel precies goed aan te geven hoe. Dan ontkom je er haast niet meer aan.’
Alleen en samenVeel documentaires die nu gemaakt worden gaan nauwelijks meer over het medium, maar over het maatschappelijke of over de reality-achtige aspecten. Hin is voortdurend bezig met hoe hij nog iets kan toevoegen aan het medium. ‘Het medium is niet alleen maar het doorgeefluik, of een venster, maar is ook een manier om te interpreteren, om te reageren en om dingen met elkaar te combineren. Soms is een film het goede middel, soms een televisieprogramma en soms een installatie.’ Af en toe kiest hij de virtuele ruimte.
Hin heeft op de Rijksakademie van Beeldende Kunst in Amsterdam, waar hij tot op heden advisor is, Diego Gutierrez ontmoet. Op verzoek van Gutierrez heeft hij een project ontwikkeld over wat filmmaken inhoudt. In The ABC of Cinema (2012), zie je de manier waarop Hin denkt en zelf films construeert. Deze workshop, gehouden in Amsterdam en Mexico-City is te zien op het internet. De kijker wordt opgeroepen eigen films met betrekking tot de oefeningen aan het ABC toe te voegen. De oefeningen zijn open, nooit af.
Net zo open als de Rijksakademie, althans tot voor kort. Hin: ‘De humane, spelende mens kon daar nog vrij spel krijgen. De tijd is veranderd van beide kanten. Zo merk ik dat de deelnemers zakelijker worden en de Rijksakademie meer nadruk legt op de beroemdste mensen die ze gehad hebben, terwijl ze eigenlijk moeten zeggen dat het niet uitmaakt wie er zit, maar dat iedere kunstenaar de fantasie ontwikkelt, de grilligheid, de uitzonderingen van de dingen.’
De eigen stem, een eigen stijl ontwikkelen zich in zijn documentaires, net als zijn ensceneringen. Zo komt hij logischerwijs uit bij de speelfilm of balanceert hij op de grenslijn tussen de genres. Zijn eerste speelfilm Soldaten zonder geweren (1984) over de Februaristaking schrijft Hin samen met Jan Dop en Frans van de Staak. Van de Staak monteerde later Hins De laatste reis (1987), op een manier die maakt dat men niet kan zeggen of het nu een documentaire is of een speelfilm. De film gaat over het leven van componist Matthijs Vermeulen. Hin schreef die in samenwerking met de componist Otto Ketting, met wie hij ook een samenwerking is aangegaan voor de langere termijn, net als met K. Schippers. Hin schrijft zelfs mee aan het libretto voor Kettings opera Ithaka. ‘Geluid en vooral ook muziek en het zoeken naar de klank zijn een wezenlijk onderdeel van het filmmaken. Ik zoek de klank, ik wil eigenlijk horen wat ik mij herinner aan de klank van iemand.’
Is het collectieve beleven bij het maken van film essentieel voor hem? ‘Dat samenwerken met een cameraman, zoals je met een componist werkt, dat hoort bij het film maken. Die vertaalslag. Maar ik denk er niet eenduidig over. Ik houd van de race tegen mezelf. Ik ontkom er ook niet aan, ik ben wat eigenwijs als filmmaker. In principe maak je de film omdat je die moet maken, al wordt die nog zo onduidelijk voor de ander, omdat hij jouw aandeel is in het grote nadenken over hoe we met elkaar om moeten gaan. Jij moet daar iets aan toevoegen, zodat de mensen over dat stokje struikelen, en dat raar vinden of iets herkennen. Het leven is ook constant oefenen. Er zijn ook mensen die met hun verzamelde kennis alles weten op hun manier, en toch oefenen met film. Maar die zien geen beeld meer. Zij zien alleen maar aanduiding van beeld. Dat is voor hen kennelijk voldoende. Niet voor mij.’
EngagementHet mooiste verhaal waarin alles het meest wezenlijk staat beschreven, vindt Hin Dode Zielen, de roman van Nikolaj Gogol (1842). In het verhaal koopt een man de dode zielen op van gestorven lijfeigenen, als onderpand voor een grote lening bij een bank. ‘Ik heb het verhaal pas onlangs gelezen. Soms is het goed om een boek laat te lezen. Maar ik had het wel al verzonnen in die film die ik niet gemaakt heb en die ik had moeten maken. Het gaat over het verhuurbedrijf waar je allerlei soorten mensen in kan huren voor de tijd dat je ze nodig hebt. Heb je 100.000 arme mensen nodig? Dan huur je 100.000 voor een politiek idee. Heb je 60 mensen nodig die achter jouw kunstwerk staan of zoiets, dan kan je die gewoon inhuren als een pak. Dat zit altijd in mijn kop, dat ik die film nog moet maken, met die dode zielen uit het verhaal dat ik nog niet gelezen had en waarvan ik zeker wist dat het daarover ging. En die handel in lijfeigenen die er op een gegeven moment niet meer zijn, van wie je toch het geld wilt innen. Daar gaat het allemaal enigszins over.’
Ik vraag of je een soort brutaliteit moet hebben om geëngageerd te zijn. Hin denkt van wel. ‘Engagement is de behoefte, de wezenlijke behoefte om vooraan te lopen, aan de goede kant. Het is interessant om die menselijke behoeftes te bestuderen. Nu kan ik het beter formuleren dan vroeger. De zorgbehoefte, de beschermbehoefte. Maar er is ook de behoefte om gemeen te zijn. Het zit in allerlei films.
Het mooiste voorbeeld is Reservoir Dogs van Quentin Tarantino (1992). Het is drama, maar het is vooral, als je iets niet echt durft te doen, dan doe je het maar in de film. Die functie heeft drama ook, dat je mensen de ruimte geeft om hun fantasie als het ware de vrije loop te laten. Ja, het moet besproken worden als tragedie.’
Gedachte op de website van Kees Hin, week 18, 2013:
‘Wat we doen, moeten we afmaken. Als je nog wat wilt maken… wacht dan niet te lang. Denk niet te lang. The End ligt op de loer.’
Bea de Visser is beeldend kunstenaar/ filmer
Kees Hin
Kees Hin gaat naar de Filmacademie, maar na een jaar stopt hij alweer, omdat hij een baan krijgt als camera-assistent bij regisseur Fons Rademakers.Na twee jaar als assistent bij filmer Bert Haanstra maakt hij in 1965 zijn regiedebuut met de documentaire Onderaards, een film in opdracht van de Aardolie Maatschappij. Dit is tevens het begin van een levenslange scenariosamenwerking met de Nederlandse schrijver K. Schippers. Meerdere opdrachtfilms volgen, onder andere voor de Gasunie en het Rode Kruis. In de jaren zeventig maakt hij programma’s voor de AVRO en de kunstrubriek Beeldspraak over bekende kunstenaars, onder wie Jan Hanlo en Marga Minco. Hin maakt ook speelfilms als Soldaten zonder geweren (1985) over de februaristaking, De laatste reis (1993) over componist Matthijs Vermeulen, en Cinema Invisible (2004). In 1995 maakt hij samen met journaliste Sandra van Beek de video-installatie Theresienstadt – Film of waarheid voor het Holland Festival. Hin regisseerde meer dan 95 films. Voor zijn gehele oeuvre ontving hij in 1985 de L.J. Jordaanprijs.
Bea de Visser
is kunstschilder