metropolis m

Kunst in een verlaten stad
Detroit heeft soul

Elke maand verlaten duizend inwoners Detroit om er nooit meer terug te keren. De stad zou te gevaarlijk zijn om in te leven, en niet meer te redden. Maar voor de lokale kunstenaars is het desolate stadslandschap een grote stimulans.

General Motors, Ford en Chrysler zouden er tot in de lengte der dagen voor voorspoed zorgen. Maar anno 2007 is er bijna geen onwezenlijker stadslandschap denkbaar dan de binnenstad van Detroit, de grootste stad van de Amerikaanse staat Michigan. Meer dan de helft van de kantoorgebouwen staat leeg. Alleen dankzij twee grote sportstadions, enkele casino’s en de hoofdkantoren van CompuWare en General Motors, is er nog sprake van een commercieel stadscentrum. Maar ‘s avonds en in het weekend, als het merendeel van de 75.000 werknemers van CompuWare en General Motors zich heeft teruggetrokken in de veilige voorsteden, is de binnenstad van de ooit zo trotse Motor City zo goed als uitgestorven. Een enkele taxi rijdt voorbij, een eenzame schim schuift onder de straatverlichting door, vanuit de putten in de verlaten straten dwarrelen de stoomwolken van Detroits stadsverwarming op.

Langs Woodward Avenue, de ooit zo deftige boulevard die de stad van noord naar zuid doorklieft, staat tachtig procent van de huizen leeg. De statige herenhuizen die in betere tijden door het hogere echelon van de nog florerende autobedrijven werden bewoond, dienen nu als crackpanden of clubhuizen van lokale jeugdbendes. Of ze staan gewoon te verrotten omdat de stad geen geld heeft om ze te slopen. Daar waar de verlaten huizen wel zijn neergehaald, wordt door een enkeling groente en fruit verbouwd: urban farming. Sommige delen van de binnenstad zijn zo verlaten dat er al herten, fazanten en vossen zijn gesignaleerd.

Voor de lokale kunstenaarsgemeenschap is het desolate stadslandschap een enorme stimulans. ‘Zie je dat krot daar?‘ zegt Jacque van het kunstenaarscollectief Detroit Demolition Disneyland (DDD), terwijl hij naar een totaal vervallen pand langs Woodward Avenue wijst. ‘Dat komt doordat ik het je aanwijs.’ Dan wijst hij naar wat eens een monumentale villa moet zijn geweest. ‘Dat huis is je vast wel opgevallen.’ En of het me was opgevallen. De villa is knaloranje geschilderd, waarbij geen detail onbehandeld is gebleven – zelfs de blaadjes van de klimop zijn oranje gemaakt. Het maakt het verval van de villa alleen maar opmerkelijker. Een opeenhoping van afval en allerhande rotzooi puilt uit de raamloze kozijnen, de serre aan de achterzijde van het pand is geheel doorgezakt. De versgevallen sneeuw versterkt het contrast van het oranje met de directe omgeving. Die is namelijk grauw en naargeestig – gij die hier opgroeit, geef alle hoop op. ‘We noemen het The House That Used To Not Be There’, zegt Jacque trots.

DDD kent naast Jacque nog drie leden, die net als hij alleen met hun voornaam in de publiciteit willen komen. ‘Het gaat niet om ons, maar om ons werk en de stad Detroit.’ Onder de noemer Object Orange schilderen de jonge kunstenaars van het collectief (alle vier zijn twintigers) verlaten en vervallen huizen oranje. Het doel is het stadsbestuur te bewegen de ruïnes te slopen. ‘Een leeg huis in een stadse omgeving is snel synoniem aan “slecht”. Denk aan drugs, prostitutie, verkrachting. Het is beter om een leeg perceel te hebben dan een verlaten huis.’

Want een van de grootste gevaren voor Detroit is volgens Jacque dat Detroiters zelf geen oog meer hebben voor het verval. ‘Voor je het weet, zie je het niet meer. Je negeert het gewoon.’ Het felle oranje leek om verschillende redenen het meest geschikt voor het project. ‘Het is goed zichtbaar, het is de kleur van de verkeersborden waarmee omleidingen worden aangegeven, het is de kleur van de Oranje revolutie in de Oekraïne en het is het type oranje dat in de Disney-films wordt gebruikt – tiggerific orange. Dat geeft het iets ironisch, want het benadrukt dat het probleem van de leegstand en het verval juist speelt in het welvarende Amerika, het land van Walt Disney.’

Oranje Ruïnes

Zichtbaarheid is een van de sleutelwoorden van het project Object Orange. En omdat Detroit, zoals zoveel Amerikaanse steden, een plaats is waar je alles met de auto doet, beschildert het collectief alleen huizen die vanaf de hoofdwegen zichtbaar zijn. Het project begint vruchten af te werpen: van de veertien oranje huizen zijn er al vier gesloopt. Op het moment staan de meeste Object Orange-panden in de wijk Highland Park, een deel van Detroit met een eigen bestuur dat – zo mogelijk – over nog minder geld beschikt dan de stad zelf. ‘Ik zweer het je,’ zegt Jacque. ‘Highland Park is net Sarajevo vlak na de burgeroorlog.’ Er blijkt geen woord van overdreven. Bijna geen huis lijkt nog bewoonbaar, de straten zijn overwoekerd met onkruid en lopen op sommige plekken gewoon dood. Het enige teken van leven op deze ijskoude dag is een groepje uit plastic bekers drinkende mannen op de veranda van een half uitgebrand huis, ‘Highland Park heeft niet eens geld om die huizen te slopen, laat staan dat er budget is voor onderhoud aan de wegen of zoiets als onderwijs’. Het is een leefomgeving waar geen enkele stimulans vanuit gaat voor de lokale bevolking. ‘De boodschap van de stad is: het maakt niet uit wat je met je leven doet, want het maakt ons ook niet uit.’ Desalniettemin is het een omgeving waartoe de lokale kunstscène zich voelt aangetrokken, beweert Jacque. ‘Ik ben naar Detroit gekomen vanwege de goede kunstopleiding, met het idee daarna naar New York te gaan. Maar ik ben gebleven omdat ik vond dat ik juist hier iets kan betekenen. Dat gevoel bespeur ik bij bijna alle kunstenaars die ik ken.’

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Er zijn oneindig veel momenten in Detroits meer dan honderd jaar lange geschiedenis waarvan je kunt zeggen: hier, dit is waar de stad een ommekeer maakte. Bijvoorbeeld de rassenrellen van 1967, of die van 1943. Maar volgens de Detroiter Paul Clemens, schrijver van het boek Made in Detroit, vond de ommekeer plaats in het jaar 1972, toen het wereldberoemde platenlabel Motown Records van Detroit naar Hollywood verhuisde. Die gebeurtenis – Motown dat Motown verlaat – was de oorzaak van de semantische verwarring die Detroit sindsdien in de greep zou houden. Als Motown niet langer Motown was, wat was het dan wel? De mensen verlieten de stad zo snel dat er niet eens tijd was om de vraag te stellen, laat staan om het antwoord te formuleren. In 1950 piekte de bevolking van de stad op twee miljoen inwoners, in 1970 waren er nog 1,5 miljoen over, in 1990 was het aantal geslonken tot net boven een miljoen. Tegenwoordig zijn het er een kleine 900.000 – het miljoen zal nooit meer gehaald worden.

De leegloop van Detroit staat ook bekend als de ‘white flight’. Want het was voornamelijk het blanke deel van de bevolking dat na de rassenrellen van de jaren vijftig en zestig de binnenstad verruilde voor de voorsteden. Tegenwoordig is 85 procent van de bevolking in downtown en inner Detroit gekleurd. Met de blanke bevolking verdween ook het meer welvarende en beter opgeleide deel van de bevolking, met als gevolg dat de stad steeds minder belastinginkomsten beurde en dus met minder geld steeds grotere problemen te lijf moest gaan. Om maar eens één van deze problemen te noemen: Detroit staat al tientallen jaren onafgebroken in de top-3 van meest gewelddadige steden van de Verenigde Staten.

De kunstenaars van Detroit Demolition Disneyland realiseren zich dat Detroits diepgewortelde problemen niet met een paar kunstwerken zijn op te lossen. ‘Maar met kunst kun je wel een conversatie beginnen’, zegt Jacque. ‘In dit geval: je dwingt de stad om iets te doen dat hij al veel eerder had moeten doen, namelijk de panden slopen. En het mooie van dit project: iedereen heeft er wat over te zeggen. “Hé, ben je hier om de bendes te verjagen?”, vroeg er laatst een. En hij had gelijk: je kunt met oranje verf bendes verjagen.’ Het is DDD overigens niet alleen om de sociale dialoog te doen. ‘Die oranje ruïnes zijn in esthetisch opzicht gewoon mooi. Het zijn serieuze kunstwerken die je formeel het best kunt omschrijven als site specific sculpture. We geven ze niet voor niets namen: The Bunker, The Triple, The House That Used To Not Be There. Als kunstenaar ben je altijd op zoek naar materiaal, en zo zijn we de verlaten huizen ook gaan zien. Het begon als een artistiek probeersel en groeide uit tot een sociaalgeëngageerd project.’

Cultureel dorp

De Detroitse kunstenaar Tyree Guyton ziet een grotere rol voor de kunst in zijn stad weggelegd. Guyton is de man achter het Heidelberg Project, vernoemd naar de gelijknamige straat in East Detroit waarin hij opgroeide en waar hij al sinds 1986 met zijn kunstproject het straatbeeld probeert te veranderen. ‘Dit is al sinds mijn geboorte, in 1955, een heel slechte buurt. Het is alleen maar erger geworden na de rassenrellen van 1967, hoewel ik liever van een opstand spreek. Ik wil dat er tussen alle misère tenminste één mooi stadsblok staat, waarin elk huis zijn eigen functie heeft. Het Heidelberg Project moet een cultureel dorp worden, met een Huis van Woorden, een Huis van Muziek, een Huis van het Leven en ga zo maar door – een blauwdruk voor stedelijke ontwikkeling.’

Guytons aanpak verschilt in die zin van die van DDD dat hij de verlaten huizen niet wil slopen, maar juist een functie wil geven. Bovendien houdt hij er een geheel andere esthetiek en methodiek op na. Guyton gebruikt alle kleuren van de regenboog om zijn polka dots (een soort stippen) te schilderen op de huizen, het asfalt van Heidelberg Street en zijn uit schroot opgebouwde beeldhouwwerken. De stippen staan voor ‘leven’. Guyton: ‘Die stippen zijn cirkels en cirkels symboliseren de eindeloosheid van het leven – en het leven staat nooit stil, verandert altijd. Ik gebruik kleur en verf om de mensen te laten zien dat ze hun omgeving kunnen veranderen.’

Naast stippen schildert Guyton overal kruizen (‘om de bendes te waarschuwen dat ze uit de buurt moeten blijven’) en maskers (‘om God een gezicht te geven’). Verf is niet zijn enige materiaal. Guyton is dol op afval. Zo heeft hij een boom op Heidelberg Street geheel behangen met op straat gevonden schoenen. Zijn maskers schildert hij bij voorkeur op oude autoportieren die hij op de sloop vindt. Bij zijn project schakelt hij de hulp in van de mensen uit de buurt, bij voorkeur kinderen. ‘Die zijn vaak op hun achtste of negende al drugsdealer. Ik stop ze een penseel, een kwast of een bezem in de hand. They lov’it. En ze leren dat het in het leven niet alleen om geld maar ook om schoonheid gaat.’

Wat je er ook van vindt, feit is dat Guytons werk in ieder geval altijd heftige reacties heeft opgeroepen. Sinds de jaren tachtig heeft het klachten geregend van buurtbewoners, variërend van ‘onze buurt is geen schroothoop’ tot ‘kunst hoort in het museum, niet op straat’. De klachten vonden soms gehoor. Tweemaal is het stadsbestuur met bulldozers en helikopters erop uitgetrokken om een deel van het Heidelberg Project om ‘veiligheidsredenen’ (sommige panden zouden op instorten hebben gestaan) met de grond gelijk te maken. Pas de laatste paar jaren is de verstandhouding met de stad Detroit verbeterd, maar dat komt volgens Guyton doordat het Heidelberg Project inmiddels is uitgegroeid tot de derde toeristische attractie van Detroit – na het Detroit Institute of Arts en het Charles H. Wright Museum.

Zo ver is het in oktober 2006 geopende Museum of Contemporary Art in Detroit (MOCAD) nog niet, zegt Marsha Miro, directeur van het nieuwe museum. ‘Het MOCAD moet toegankelijk zijn voor de mensen uit de buurt, met hen willen we het gesprek aangaan. Daarom vragen we ook geen entreegeld.’ Het MOCAD moet een ontmoetingsplaats voor Detroiters zijn. ‘De mensen die nu nog in deze stad wonen, zijn degenen die echt om deze stad geven. Deze achterblijvers hebben – ver buiten de Amerikaanse mainstream – een cultuur ontwikkeld die zeer aantrekkelijk is voor kunstenaars. Tenminste, voor kunstenaars die waardering hebben voor een postindustriële omgeving. Zelf vind ik Detroit een van de mooiste plekken die ik ooit heb gezien.’ Het gebouw waarin het MOCAD aan Woodward Avenue huist, de voormalige showroom van een Dodge-dealer, valt probleemloos onder de noemer ‘postindustrieel’. De vloer van de hoofdzaal heeft nog altijd de tegels waarop in de jaren zeventig de sleeën van Dodge geshowd werden, de overige vloeren zijn van rauw cement. De muren zijn van baksteen. ‘Ik houd van dit gebouw, want het is een herinnering aan onze recente geschiedenis.’ Het MOCAD maakt overigens niet alleen ruimte voor plaatselijke kunstenaars. Integendeel. ‘Die vinden hun weg wel naar lokale galeries. We zijn wel altijd op zoek naar werk dat op een of andere manier extra relevant is voor Detroit. Zoals dat van Kara Walker, een kunstenaar die niet bang is om zoiets controversieels als racisme aan de kaak te stellen.’

Daarin past ook de komst van de expositie Shrinking Cities naar het MOCAD. ‘Dan tonen we werk van een stuk of twintig kunstenaars, die elk op hun manier de problemen van krimpende steden als Detroit interpreteren.’ Miro wil wel één ding benadrukken: ‘Wij zijn geen apostelen voor maatschappelijke verandering – we zijn een museum dat kunst en ideeën toont. Maar we vinden sociaalengagement wel belangrijk. Dat kan ook niet anders in een stad als Detroit.’

Links

Contemporary Art Institute of Detroit (CAID)

www.thecaid.org

Museum of Contemporary Art in Detroit (MOCAD)

www.mocadetroit.org

Detroit Institute of Arts (DIA)

www.dia.org

Shrinking CitiesDe tentoonstelling staat zomer 2007 in Liverpool, najaar 2007 in Saarbrücken, Dortmund en Frankfurt

www.shrinkingcities.com

Mars van Grunsven

Recente artikelen